Eveline Crone, psycholoog en neurowetenschapper, zou begin mei een verhaal houden in Los Angeles, Californië. Maar dat ging niet door. Studenten die pro-Palestina zijn hadden de campus van de universiteit bezet. Er ontstonden gevechten met pro-Israëlstudenten.
Zie je het als een vorm van engagement?
„Jawel en ik heb er ook wel begrip voor, maar een bezetting en zeker geweld gaan me te ver. Studenten hebben soms veel moeten opgeven om naar de universiteit te kunnen. Die kunnen nu hun lessen niet volgen.”
Je bent weer naar huis gegaan?
„Nee. Mijn dochter was mee, ze is bijna zestien en zou meedoen aan het symposium. We hadden net een roadtrip gemaakt. San Diego, Yoshua Tree Park, LA. En ik heb nog best veel collega’s kunnen spreken.”
Ze is beroemd door haar onderzoek naar het puberbrein. En door haar boeken, Het puberende brein en Het sociale brein van de puber, weet nu ongeveer iedereen wel waarom pubers en adolescenten moeite kunnen hebben met plannen en organiseren, met gemotiveerd zijn voor hun taken, met het beheersen van emoties. Hun hersenen, vooral de gebieden die betrokken zijn bij de cognitieve functies, zijn nog in ontwikkeling. Dat duurt wel tot hun vijfentwintigste levensjaar.
Op haar drieëndertigste was Eveline Crone hoogleraar in Leiden en sinds 2020 werkt ze ook aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar is ze hoogleraar developmental neuroscience in society. Ze betrekt, en dat is nieuw, maatschappelijke inzichten in haar werk. En ze betrekt jongeren bij het stellen van onderzoeksvragen. Wat vinden zij belangrijk? Wat hebben zij nodig? Ze is net voorzitter geworden van de wetenschappelijke adviesraad van MIND Us, een stichting die zich inzet voor de mentale gezondheid van jongeren, samen met jongeren.
Begin mei werd bekend dat ze lid wordt van de National Academy of Sciences in de Verenigde Staten. Die adviseert politici en beleidsmakers gevraagd en ongevraagd over maatschappelijke vraagstukken. Alleen de beste onderzoekers worden ervoor uitgenodigd. „Schijnt heel prestigieus te zijn”, mailt ze en aan de telefoon zegt ze dat het een internationale trend is om op voet van gelijkwaardigheid te praten met de mensen naar wie onderzoek wordt gedaan. „In de VS wordt deze vorm van onderzoek steeds meer gezien en gewaardeerd.”
Wanneer is het bij jou begonnen?
„Een jaar of vijf geleden. Voor die tijd had ik al mijn aandacht nodig om de hersenen van jongeren te leren begrijpen en meetmethoden te ontwikkelen om valide uitspraken te kunnen doen over brein en gedrag. Nu werk ik ook met vragenlijsten en jongerenpanels. Het begon me te storen dat we alleen naar bepaalde groepen jongeren keken, jongeren die geïnteresseerd zijn om mee te doen aan onderzoek. Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij met ze en dankbaar voor hun bijdrage, maar ik dacht: bereik ik wel de juiste groepen, stel ik wel de juiste vragen? Mijn moeder was kinderarts in Schiedam en in haar praktijk zag ze kinderen en ouders met heel andere achtergronden. Die zag ik niet.”
Je bent ze gaan zoeken?
„Ja, en de pandemie was een gamechanger voor deze nieuwe manier van onderzoek doen. We zijn toen met veel verschillende jongeren gaan praten, ook jongeren uit Rotterdam-Zuid die je niet zo vaak in panels ziet of bij EenVandaag. Waar lopen jullie tegenaan? We konden al vrij snel een paar mythes ontkrachten, bijvoorbeeld dat jongeren in de lockdowns hun camera’s tijdens online-lessen uitzetten omdat ze ongeïnteresseerd waren. Maar het was onvermogen, onzekerheid. Het viel me in die tijd op dat politici het graag hadden over de belangen van jongeren. In de praktijk kwamen die altijd achteraan. De belangen van ouderen gingen altijd voor. Dan moet je niet verbaasd zijn dat jongeren minder vertrouwen kregen in de politiek.”
Welke onderwerpen vinden jongeren met wie jullie praten belangrijk?
„Sociale ongelijkheid. Zorgen over het klimaat. Prestatiedruk en mentale gezondheid. Fysieke gezondheid. Bij prestatiedruk denk je: rijke gezinnen. Maar kinderen van nieuwkomers voelen de druk ook. Die zeggen: mijn ouders hebben veel voor ons opgegeven en nu willen ze dat ik arts of advocaat word. En dan hebben ze ook nog bijbaantjes om zich financieel te kunnen handhaven. Ze zorgen voor hun jongere broertjes of zusjes.”
Zien jullie ook dat jongeren conservatiever worden?
„Bij de Scholierenverkiezing in november stemde de meerderheid van middelbare scholieren en mbo-studenten op conservatieve partijen, maar de beweegredenen erachter zijn niet altijd duidelijk. Is het omdat ze bij een winning team willen horen? Hebben ze zorgen die wij nog niet goed begrijpen? Er is veel onzekerheid over de toekomst, door oorlog en klimaat, door het tekort aan huizen. En hoe zal het financieel gaan? Er zijn jongeren die ons meegeven dat seksuele vrijheid hun voor hun gevoel wordt opgedrongen. We gaan onderzoeken of dat breed leeft.”
En de sociale media? Zeggen jongeren dat die bijdragen aan hun stress?
„Ze noemen die niet als bron van prestatiedruk. Ze lijken het niet zo te ervaren. Het valt me wel op dat er wonderbaarlijk weinig weerstand is tegen de maatregel om telefoons te verbieden in het klaslokaal. Alsof ze het wel prima vinden zo. Wat ik heel zorgelijk vind: dat de grote techbedrijven in de VS neurowetenschappers in dienst nemen om mensen door het toevoegen van bepaalde algoritmen aan apps nog verslaafder te maken aan hun telefoon. Collega’s die alles weten van het puberbrein.”
Hoe komt het dat meer jongeren dan voorheen aan angst en depressie lijden?
„Ja, hoe komt dat? Twintig jaar geleden begon het toe te nemen, in elk geval werd het vaker gerapporteerd, en niet alleen in Nederland. De pandemie heeft gewerkt als een katalysator. Er zijn onderzoekers die zeggen dat het door de sociale media komt. Ik denk niet dat je het een-op-een aan elkaar kunt verbinden. Het is in elk geval niet de enige verklaring. Jongeren beleven ook plezier aan de sociale media. En er verandert zoveel in de wereld. Gezinnen zijn kleiner dan vroeger, ouders verwachten meer van hun kinderen. Het is normaler geworden om over mentale problemen te praten, het kan leiden tot selffulfilling prophecy. Als je er veel over praat, dan is het er ook.”
Wat kunnen we eraan doen?
„Jongeren bekrachtigen in wat ze sterker maakt. Ze hebben allemaal dezelfde fundamentele behoeften: de wereld ontdekken, intieme vriendschappen opbouwen, gehoord en gezien worden. Laat ze dingen buiten school doen. Organiseer sportactiviteiten. Geef ze inspraak. Het is niet alleen: jij moet sterker worden. De omgeving moet ook sterker worden.”