‘Eerst een boterham, daarna taal en rekenen.’ Met die motie zorgde de Rotterdamse gemeenteraad er in 2021 voor dat basisscholen gratis ontbijt konden laten uitdelen. Zeventien scholen in Rotterdam-West, waar minstens 30 procent van de leerlingen uit gezinnen met een laag inkomen kwamen, deelden uiteindelijk 4.500 ontbijtjes per week uit. Nu is er een evaluatie van het Rotterdamse ontbijtprogramma.
Als alleen taal en rekenen waren onderzocht, zou de conclusie kunnen zijn: het heeft nog weinig effect. De kleine veranderingen in de cijfers waren in elk geval lastig toe te schrijven aan het schoolontbijt. Maar onderzoekers van het Erasmus MC keken niet alleen naar toetsresultaten en data over sociaal-emotioneel functioneren. Ze spraken ook met ouders, scholen en ‘ouderconsulenten’ die met vrijwilligers het ontbijt klaarzetten of in tassen meegaven. „Daar kwamen onverwachte effecten uit die we met alleen kwantitatieve analyses niet hadden gevonden”, zegt onderzoeker Joost Oude Groeniger.
Eerst was er wantrouwen. „Veel ouders waren bang dat ze in beeld zouden komen bij instanties waar ze later last van zouden krijgen.” Maar na een tijdje wonnen de scholen met het gratis ontbijt juist veel vertrouwen. „Ouders zagen dat hun kinderen er baat bij hadden, en ze hadden zelf minder stress over het ontbijt.” En langzaam begonnen kinderen ontbijten – met volkorenbrood en fruit – normaal te vinden.
Contact tussen ouders
Het ontbijtprogramma versterkte het contact tussen ouders onderling, de school kon gezinnen beter ondersteunen en de kinderen profiteerden van een betere sfeer thuis. „Die verbeterde driehoeksverhouding tussen ouders, kinderen en school was misschien wel de mooiste bijvangst”, zegt Oude Groeniger.
Een deel van de scholen deelde wekelijks een ontbijttas uit, dat verlichtte vooral de druk op gezinnen thuis. „Ja, dat ging gepaard met schaamte, je wilt niet dat anderen zien dat je niet kunt rondkomen. Maar ouders konden zo ook met elkaar bespreken waar ze tegenaan liepen en tips uitwisselen. Iedereen had tenslotte met de stijgende prijzen te maken.”
Op scholen waar kinderen in de klas ontbeten, hielp dat tegen het stigmatiseren in de klas. Pesten en uitsluiten worden minder als kinderen samen en allemaal hetzelfde eten, bleek ook al op Limburgse scholen waar kinderen te eten krijgen. In Rotterdam fungeert het ontbijt als gelijkmaker. Oude Groeniger denkt ook aan landen waar kinderen standaard op school eten: „Schoolmaaltijden verkleinen de kansenongelijkheid.”
Om die reden zou Oude Groeniger zelf de voorkeur geven aan ontbijt in de klas in plaats van in een tas. „Maar we zagen dat scholen het meest positief waren over de vorm die zij zelf hadden gekozen. En zo’n programma werkt het beste als het aansluit bij de behoeftes van ouders en scholen.” Want over wantrouwen gesproken: „Je kunt gezond eten stimuleren, maar het mag niet voelen als een beschavingsoffensief, alsof het door instituties of de leefstijl van de elite wordt opgelegd.”
De voordelen van het ontbijt wegen ruimschoots op tegen de nadelen, volgens Oude Groeniger. Maar bezwaren kwamen in de gesprekken wel naar boven. Door het intensievere contact kregen scholen vaak ook andere hulpvragen van ouders. „Hoort dat ook nog bij onze taak, zeggen ze dan. Er komt ook druk en een gevoel van machteloosheid bij kijken.” Soms rees de vraag of alle gezinnen het ontbijt wel echt nodig hadden en of het niet te veel afhankelijkheid creëerde.
De stichting Geloven in de Wijk coördineert het programma en de gemeente betaalde het ontbijt (1,65 euro per kind per dag) tot er in 2022 landelijke financiering kwam. Minister Carola Schouten (Armoedebeleid, ChristenUnie) kondigde het nationaal schoolontbijt aan nadat NRC had geschreven dat in Rotterdam een 11-jarige jongen in de klas was flauwgevallen van de honger. Het ministerie betaalt nog tot eind 2024 voor het ontbijt. Het is onduidelijk of het nieuwe kabinet het programma laat doorgaan en of de gemeente Rotterdam het anders weer overneemt.
Het effect van afzonderlijke interventies zoals het schoolontbijt op bijvoorbeeld de schoolprestaties, welzijn en gezondheid van kinderen is moeilijk te bewijzen, zegt Oude Groeniger. „Maar als je je blindstaart op bewezen effectiviteit, verlies je uit het oog dat het succes vaak zit in een combinatie van maatregelen.”