Het ijle, fluitende gejodel is verstomd van Kazachstan tot het Arabisch Schiereiland en van Nederland tot de Atlantische kust van Marokko. De dunbekwulp (Numenius tenuirostris), nauw verwant aan onze gewone wulp (N. arquata) en regenwulp (N. phaeopus), is hoogstwaarschijnlijk uitgestorven. Dat schrijven Britse en Nederlandse onderzoekers deze week in IBIS – the International Journal of Avian Science.
De laatste, onbetwiste waarneming van een dunbekwulp dateert van februari 1995, in een lagune in Marokko. Het was de Nederlander Arnoud van den Berg die daar acht jaar eerder drie mannetjes had ontdekt. Er keerden jaarlijks enkele vogels terug, tot de allerlaatste in 1995. Sindsdien gingen er expedities op pad om naar de soort te zoeken. Er kwamen actieplannen om de leefgebieden te beschermen. Vogelaars bleven hopen. Maar nu is het 96 procent zeker dat de soort van de aardbodem is verdwenen, berekenden de onderzoekers.
„We zijn niet heel verrast”, zegt Justin Jansen van Naturalis Biodiversity Center en medeauteur van de studie.” Er waren al grote vraagtekens vanaf de jaren 1980. We zijn er al jaren over aan het discussiëren. Nu hebben we alle bekende gegevens gecombineerd in een model.”
Waarschijnlijkheden
Jansen werkte samen met collega’s van de Britse Vogelbescherming, University College London, BirdLife International en het Natural History Museum in Tring (VK). Hun model is een zogeheten raamwerkmodel dat verschillende schattingen van waarschijnlijkheden samenvoegt. Een eerste component beoordeelt de invloed van bedreigingen in het hele leefgebied. „In de broedgebieden in Centraal-Azië is de landbouw geïntensiveerd en zijn moerasgebieden ontgonnen”, vertelt Jansen. „Ook op de doortrekplaatsen rond de Middellandse Zee en in het overwinteringsgebied in Marokko is heel veel habitat verdwenen. En overal langs de trekroute is altijd veel op vogels gejaagd.”
Daarnaast zijn er bedreigingen zoals predatie, ziekten, vervuiling en klimaatverandering – en inteelt, aldus het artikel.
„De tweede component van het model kijkt naar de verspreiding van de waarnemingen in tijd en ruimte”, vertelt Jansen. „Zichtwaarnemingen tellen mee, maar ook beschrijvingen en exemplaren in museumcollecties.” Al die waarnemingen krijgen een wegingsfactor, waarbij museumexemplaren en onbetwiste foto’s het zwaarste wegen, en waarnemingen met onvoldoende bewijs het minst zwaar. „Samen met verdwenen museumexemplaren.” Ook telt mee hoe lang, intensief en wijdverspreid er naar de soort is gezocht op plekken waar hij zeker voorkwam.
Twijfelachtige eieren
Jansen werkte zelf vooral aan het beoordelen van de museumcollecties. „Er bestaan wereldwijd zo’n 400 museumexemplaren”, vertelt hij, „waarvan ik er 148 heb onderzocht. Er zijn diverse eieren die aan de soort zijn toegeschreven, maar die zijn allemaal twijfelachtig. We zijn er niet in geslaagd er dna uit te isoleren. Eén ei zou in 1906 zijn verzameld bij Tomsk, in Rusland. Maar isotopenonderzoek aan jonge dunbekwulpen suggereert dat de broedgebieden in Kazachstan liggen.”
Isotopen zijn zwaardere dan wel lichtere versies van atomen. Die komen in de natuur in verschillende verhoudingen voor, afhankelijk van de locatie. „Jonge vogels bouwen hun veren op in de broedgebieden”, legt Jansen uit. „De veren verraden dus waar ze zijn opgegroeid.”
De reeks waarnemingen (en vooral het uitdoven daarvan) gaf een waarschijnlijkheid van 99,4 procent dat de soort is uitgestorven. De combinatie met het bedreigingenmodel leidde tot de uiteindelijke 96 procent waarschijnlijkheid. De IUCN (de internationale natuurbeschermingskoepel die de wereldwijde Rode Lijst beheert) kan de status van de soort nu aanpassen van ‘kritiek’ naar ‘uitgestorven’, vermoedt Jansen. „Wij hebben onze exemplaren in elk geval alvast verhuisd naar de afdeling uitgestorven dieren.”
Daarmee is de dunbekwulp de eerste uitgestorven vogelsoort die broedde op het Euraziatische continent. Zijn er niet veel meer kandidaten, als je er zo’n model op loslaat? „Ja, dat denk ik wel. Maar het is zóveel werk om dit goed te onderbouwen. Voor de dunbekwulp heeft het jaren gekost.”
In Nederland is er negen maal een dunbekwulp gesignaleerd; de laatste in 1947 op Wieringen. „Duitsland heeft maar vijf waarnemingen, België één. Dat kan betekenen dat Nederland een bijzondere rol vervulde aan de rand van het doortrekgebied. Maar we weten het niet. En we zullen het ook nooit weten.”