De Brusselse politie schoot begin juni met bismutkogels op demonstranten. Dat gebeurde tijdens een uit de hand gelopen protest voor een 11-jarige jongen die een week eerder was omgekomen bij een politieachtervolging toen hij op een step reed. Dat vermeldt de Belgische omroep VRT. Waarom wordt bismut hiervoor gebruikt?
Bismutkogels bestaan uit een omhulsel met daarin kleine metalen bolletjes van bismut en soms ook verf. Ze zijn minder schadelijk dan rubberen kogels, maar komen harder aan dan de paintball-balletjes en dienen om mensen uit te schakelen, zonder ze ernstig te verwonden. Het voordeel van bismut is dat het veel minder giftig is dan bijvoorbeeld lood. Daarom wordt het ook gebruikt als vervanger van lood in bijvoorbeeld jachtgeweren en vislood.
Ondanks het gebruik in kogels, is bismut een verrassend ongevaarlijk element. Verrassend omdat het, met atoomnummer 83, in het periodiek systeem in de stikstofgroep staat, net onder het giftige antimoon en arseen, de ‘koning der gifstoffen’. Links ervan vind je vervelende (zware) metalen, zoals kwik en lood. Rechts is het domein van serieus radioactieve stoffen zoals polonium en radon.
Bismut is niet erg giftig en lange tijd leek het zelfs het zwaarste, stabiele element. Hoewel natuurkundigen halverwege de vorige eeuw begonnen te vermoeden dat bismut niet stabiel is lukte het pas in 2003 om dit verval waar te nemen. De meestvoorkomende, natuurlijke en stabiele variant blijkt een halfwaardetijd te hebben van twintig triljoen jaar. Als je bijna veertien miljard jaar geleden, vlak na de oerknal, honderd kilogram bismut had, zou daar dus inmiddels minder dan een miljoenste gram van zijn vervallen. Technisch gezien is het dus niet het zwaarste, stabiele element – dat is lood.
Bismut is dus vrij onschadelijk en dient als ingrediënt voor medicijnen tegen maagklachten en diarree. Bismutverbindingen worden gebruikt als pigment voor verf en al sinds het oude Egypte voor cosmetica. Eind negentiende eeuw zat het bijvoorbeeld in een soort foundation genaamd ‘Blanc de Perle’ om de huid witter te maken. Nog steeds vind je het in onder meer oogschaduw, poeders en nagellak, waar het zorgt voor een parelmoerachtige schittering.
Die prachtige parelmoeren glans hebben pure bismutkristallen ook. Deze kristallen zijn relatief eenvoudig te maken. Ze groeien als je gesmolten bismut langzaam laat afkoelen. Gestold bismut heeft een bijzondere eigenschap die het deelt met water: het zet uit als het bevriest. Gestold drijft het dus op vloeibare bismut, zoals ijs op een bevroren meer.
Metaalmengsels (legeringen) met bismut hebben een laag smeltpunt en worden al langer gebruikt. In de Incastad Machu Picchu in Peru is bijvoorbeeld een bronzen handvat van een mes opgegraven dat 18 procent bismut bevat. Dat wijst op het (bewust) mengen van bismut met tin om brons te maken. En halverwege de negentiende eeuw werd woodsmetaal ontwikkeld, dat grotendeels uit bismut bestaat, aangevuld met lood, tin en cadmium, en dat al bij 70 graden Celsius smelt.
Wilde je in de negentiende eeuw een grap uithalen? Dan serveerde je thee met een woodsmetalen lepeltje. Je nietsvermoedende gasten zagen hun lepeltje verdwijnen als ze in hun kopje roerden. Die thee opdrinken was geen goed idee. Hoewel bismut relatief onschuldig is, is een kopje vol zware metalen dat zeker niet.
