N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
EK Roeien Roeister Marloes Oldenburg brak vorig jaar haar nek tijdens een vakantie. Kan ik ooit nog lopen, vroeg ze zich af. Nu gaat ze naar de EK in Slovenië. „Ik lag wakker van de angst dat het niet meer goed zou komen.”
Op een heldere dag in oktober, vorig jaar, fietst Marloes Oldenburg met haar man door de bergen in Oostenrijk. Nog maar een paar dagen daarvoor won ze op de WK roeien in Tsjechië twee keer zilver: één keer in de vier zonder stuurvrouw, één keer in de vrouwen acht. Oldenburg (35), die relatief laat met roeien begon, is bezig aan het beste jaar van haar carrière.
Tot ze daar in Oostenrijk met haar mountainbike onderuit gaat op een bruggetje. Domme pech, ze ging niet eens hard.
Ze breekt haar nekwervel, al had ze dat toen nog niet door. „Het deed echt wel wat pijn, maar het was niet heel erg. Dat kwam later pas. En ik was helder. Ik heb alles meegemaakt. Mijn nek was vooral ontzettend stijf, plankhard. Dat je wel merkt: er is iets mis, maar zó erg zal het niet zijn. Waarschijnlijk een flinke hersenschudding.”
Een man die komt langsfietsen, toevallig verpleegkundige, maakt zich meer zorgen. „Die zei: ik ga een helikopter bellen. En ik dacht nog: nee, dat vind ik te duur. Ik heb toen ook echt nog wel grappen gemaakt, met mijn man en met omstanders. Terwijl, je ligt daar midden op de weg met een gebroken nek en een beschadigde halsslagader. Maar dat weet je op dat moment niet. Later realiseerde ik me: oh, als ik had bewógen, als er iets was misgegaan, dan was het gewoon voorbij geweest.”
In het ziekenhuis volgt al snel de diagnose: gebroken nekwervel. Oldenburg moet met spoed geopereerd worden. Die operatie, waarvoor ze eerst nog overgevlogen moet worden naar een ander ziekenhuis, in Salzburg, verloopt goed, maar daarna is het nog maar de vraag hoe ze zal herstellen.
Zeven maanden later start Oldenburg op de Europese Kampioenschappen roeien in Slovenië, die donderdag beginnen. Een paar dagen eerder, bij de Amsterdamse bosbaan, vertelt Oldenburg – één brok energie met zongebruinde, gespierde armen onder een wit t-shirt – ogenschijnlijk monter over wat haar de afgelopen maanden is overkomen.
Dat het zo snel zou gaan, dat het überháúpt nog gaat, is een klein wonder – „echt bizar.” En dat ze haar nek nog steeds maar een fractie naar rechts kan draaien, daar klaagt ze niet over.
Door dit opmerkelijke herstel, zegt ze, gaat ze met een ander gevoel naar de EK. „Veel meer dan anders denk ik: póh, wat bijzonder dat ik dit mag.” Tegelijkertijd denkt ze alweer na over nóg grotere toernooien: de WK later dit jaar en „het ultieme doel”, de Olympische Spelen van Parijs.
En dat terwijl ze in oktober, na de operatie, nog helemaal niets kon. „Niet bewegen, niet slikken, niet staan of zitten. Ik kreeg vloeibaar eten. In totaal heb ik tweeënhalve week in het ziekenhuis gelegen. Ik weet nog dat ik na acht dagen een keer mijn voet uit bed heb gedaan, omdat ik de grond wilde vóélen. Gewoon van: hij is er nog. Daarna heb ik met mijn arm weer mijn been in bed gelegd.”
Autonomie wordt je in het ziekenhuis totaal ontnomen. Dan doen ze om 19 uur het licht uit en ga je slapen. Om 19 uur!
Voor iemand die gewend is zoveel te bewegen moet dit heel vreemd zijn.
„Ja, ik wilde ook supergraag dingen zelf doen. Mezelf wassen bijvoorbeeld. Ik kon dat niet helemaal, maar heb het wel geprobeerd. Totdat een verpleegkundige zei: no independent woman today, haha. Schort uit, hop gewassen, schort aan, deken eroverheen. En ik dacht: oké, tot zover mijn onafhankelijkheid. In het sporten heb je heel veel autonomie. Je bepaalt uiteindelijk zelf je inzet. Maar die autonomie word je in het ziekenhuis totaal ontnomen. Dan doen ze om 19 uur het licht uit en ga je slapen. Om 19 uur! Dat verlies van je onafhankelijkheid, dat vond ik wel lastig.”
Wanneer kon je voor het eerst weer uit bed komen?
„Na tien dagen probeerde ik voor het eerst te staan. Mijn man heeft het gefilmd. Het is best grappig om terug te kijken. Ik had de dag ervoor al even met mijn voeten op de grond gestaan dus ik dacht dat ik het kon. Maar het was echt heel moeilijk.”
Ze pakt het filmpje erbij. Oldenburg heeft een grote nekkraag om en staat op van een ziekenhuisbed. Ze heeft haar armen ver vooruit gestoken, wiebelig zet ze kleine stapjes. Haar lijf lijkt het gewicht van haar hoofd niet goed te kunnen dragen.
„Kijk, hier ga ik zo helemaal heen en weer. Iedereen denkt ook steeds dat ik ga vallen. En ik kon mijn armen niet bij me houden. Ik dacht: ho, dit is best eng. Het heeft ook best lang geduurd voor ik kon lopen.”
Wat voor effect heeft dat op je lijf? Je spierkracht zal wel heel snel afnemen.
„In een week was ik zeven kilo kwijt, vooral spieren. Mijn benen zijn normaal voor mijn lengte echt gigantisch. Want het merendeel van mijn ploeggenoten is 1,90 meter. Dan gaat het in de lengte. Nou, ik ben 1,70 en dan gaat het de breedte in. Maar na een paar dagen zag ik mijn benen al slinken. Ik heb toen met de diëtiste van de roeibond gebeld. Die heeft tegen het ziekenhuis gezegd: ze moet extra energie en eiwit.”
Naast de diëtiste belt Oldenburg ook al snel met de bondsarts van de KNRB. Maar naar veel andere mensen in het roeien, zoals haar bootgenoten en coaches, houdt ze zich een paar dagen stil.
„Daar heb ik een week mee gewacht. Omdat ik niet wist… het was niet dat ik het wilde ontkennen, maar… De eerste dagen kon ik echt niets, en ik dacht: dit ga ik niet aan mensen vertellen. Ik lag op mijn rug, ik kon niet slapen, had doorligplekken. Ik wilde heel even wachten, tot het een béétje beter ging.”
Je instinct zei: ik voel me te kwetsbaar, ik hou het bij me?
„Ja, maar mijn man kreeg steeds meer vragen, omdat ik in één keer van de radar was verdwenen. Dus toen moesten we het wel gaan vertellen. Ik heb toen ook besloten: ik ga me niet groter voordoen dan ik ben. Niet van: het komt wel goed. Want je weet het niet. Ik had echt wel zorgen. Kan ik ooit nog goed leven, kan ik wandelen, word ik rolstoelafhankelijk? Maar wat ik wel heb geleerd: als je je kwetsbaar opstelt, dan kunnen mensen ook wat voor jou betekenen.”
Na haar tweeënhalve week in het ziekenhuis besluit Oldenburg verder te revalideren bij haar ouders, die allebei zijn opgeleid als IC-verpleegkundige. Ze leert er weer voor zichzelf te zorgen: zoals tandenpoetsen of haren kammen, dingen die complex zijn met een gebroken nek.
„Mijn ouders zeiden tegen me: zolang je bij ons bent, ben je patiënt. We gaan hier geen topsport bedrijven. Zo’n duidelijke scheiding, dat gaf me heel veel rust. Maar daarna, toen ik een maand later weer in mijn eigen huis ging wonen, dacht ik ook meteen: oké, nu ben ik patiënt-af. Toen heb ik de fout gemaakt om vrij snel naar Amsterdam te gaan met het idee van: ik kan wel weer trainen. Maar dat kon ik mentaal niet aan, dat was te vroeg. Te emotioneel. Want dan zie je ploeggenoten de hele dag bezig en ik trainde vijf minuten. Toen ben ik terug naar huis gegaan en dacht ik: ik moet nog een extra stap maken, om dat grijze gebied tussen patiënt en sporter te overbruggen.”
Je moest eigenlijk eerst een gewoon mens worden.
„Ja, een gewoon mens die zijn baan terug wil. Daarvoor kreeg ik heel veel hulp van mensen van de roeibond. Wat ik zo goed vind is dat ze aangaven: we zijn niet opgeleid voor revalidatie. De staf hier is er om mensen die heel goed zijn, nóg beter te maken. Maar ze gingen overal op zoek naar kennis. Er werden telkens dingen bedacht, zoals een sombrero met een pingpongbal erin, die moest ik dan laten bewegen. Want je kunt wel zeggen: je moet tweehonderd keer met je nek bewegen, maar dat is én niet zo leuk, én je weet niet of je beter wordt.”
En mentale begeleiding?
„Dat heeft me echt heel erg geholpen. In het begin sprak ik bijna dagelijks met iemand. Over de angst dat het niet meer goed zou komen. En over de pijn, daar heb ik nachtenlang van wakker gelegen. En ik had ook even dat ik dacht: wat zou mijn ploeg ervan vinden? We hebben net zilver gewonnen en dan zit ik hier met een gebroken nek. Het is fijn dat een psycholoog dan zegt: waar ben jij nog mee bezig, waar maak jij je druk om? Nu praat ik vaak over dingen als: je moet je prestaties niet vergelijken met anderen, maar óók niet met die van jezelf van een jaar eerder. Want toen was ik superfit en verbrak ik al mijn pr’s. Daar ben ik nog niet. Dus ik moest leren: ik ervaar succes als ik een beetje beter ben dan vorige week.”
Wanneer dacht je: misschien zit topsport er weer in?
„Er zijn steeds momenten dat je jezelf verbaast: bij mijn ouders liep ik eerst 1 kilometer, later de week al 5. De week daarna al 8 en toen 15. Maar ik wist nog niet of roeien kon, want dat heeft veel impact. Ik weet nog dat ik in december voor het eerst op een roeimachine zat. De eerste haal ging heel goed, die is vanuit stilstand. Bij de tweede klapte mijn hoofd dubbel, omdat ik vergeten was dat ik de massa moest keren. Kedeng! Stok neergelegd, morgen weer een nieuwe poging.”
De dokters hebben gezegd: je nek kan niet stuk. Die zes pinnen zitten vast in je botten, die kunnen geen kant op. Het doet wel zeer
Is dat niet eng?
„Nee, de dokters hebben gezegd: het kan niet stuk. Die zes pinnen zitten vast in je botten, die kunnen geen kant op. Het doet alleen zeer. Dus je bent voorzichtig. Ik ging bijvoorbeeld ook fietsen op een hometrainer, maar dan zit je hoofd voor je lijf. Dat was te zwaar. Dus toen ben ik met mijn hoofd op het stuur gaat fietsen.”
Dachten mensen in je omgeving wel eens: waar ben jij nou mee bezig als ze dat zo zagen, zo’n vrouw met een hoofd op haar stuur?
„Nou, wat ik wel opvallend vind: iedereen zegt de hele tijd dat je zo lekker bezig bent. Achteraf hoorde ik wel: wat jij allemaal deed was niet normaal. Maar uit bescherming zeiden ze toen allemaal dat het wel goed zou komen. Terwijl ze dat soms niet dachten.”
Zou jij dat nu ook tegen iemand in jouw situatie zeggen?
„Ik denk dat ik daar mee zou oppassen. Want ik mag echt ongelofelijk in mijn handjes knijpen dat ik dit kan. Ik had net zo goed in een rolstoel kunnen zitten.”
Hoe was dat voor je ouders? Die hebben dit allemaal van heel dichtbij meegemaakt.
„Ja, dat was ook zo. Mijn man Rogier moest ze bellen dat ik in het ziekenhuis lag. En dat vond hij zo moeilijk. Ik heb een zusje die overleden is en ze hebben echt doodsangsten uitgestaan dat ze nog een kind zouden verliezen. Ook mijn man wist echt niet waar hij het moest zoeken. Soms denk ik dat die eerste dagen zwaarder zijn voor de mensen in je omgeving, want ik moest gewoon voor mezelf zorgen, was veel aan het slapen. Later hoorde ik dat zij nog lang hebben rondgelopen met angsten. Ik dacht echt: oh sorry mensen!”
Je hebt veel pijn gehad. Is dat iets dat je later van pas komt in de topsport, of slaat dat nergens op?
„Nou, ik heb wel eens tegen Eelco [Meenhorst, de hoofdcoach] gezegd dat ik nooit meer zou klagen over pijn, maar daar ben ik op teruggekomen, haha. Het enige waarvan ik echt kan zeggen dat het me gebracht heeft, is een heel goede band met mijn ouders. Ik had er liever geen ongeluk voor gehad, maar dat nemen ze me niet meer af.”
Wanneer zagen je coaches dat je weer echt in vorm was? Want je ben geselecteerd voor de EK-ploeg.
„Ja, ik moest me bewijzen. We hadden hier twee maanden geleden trials en degene die meedong om mijn plek, die maakte echt wel kans. Ik weet nog dat ik om me heen keen en dacht: ik moet het heel goed doen. We werden tweede en ik ben nog nooit zo uitgelaten over de finish gekomen. En de afgelopen weken op trainingskamp kon ik opeens echt weer alles wat ik wilde. Zoveel kracht weer. Wow, dat dit in mijn lijf zit!”