Gymdocenten zien jongeren steeds minder sporten. ‘Doe een stap naar links en vang die bal!’

Nahim Afani, docent lichamelijke opvoeding op het Terra Nova Montessori Lyceum in de Amsterdamse wijk IJburg, is op het sportveld bezig met het klaarzetten van honken. Op het programma staat ‘kickbal’: een variant op softbal. Het miezert en Afani weet wat dat doorgaans betekent: gezeur. Zijn vermoeden wordt al snel bevestigd wanneer de eerste leerlingen van klas 1D havo/vwo arriveren. „Meester, hebben we uitval?” klinkt het.

Nog drie keer wordt gevraagd of de gymles niet kan worden afgelast, maar Afani houdt voet bij stuk. Met aanstekelijke energie begint hij de les, het werkt. Niemand lijkt zich nog te bekommeren om de regen. Langs het veld staat docent Nikki Eijtjes (35) met bewondering naar haar collega te kijken. Zij geeft gymlessen in de bovenbouw. „Die leerlingen had ik met dit weer het veld niet op gekregen,” merkt ze op.

Die observatie ligt in lijn met recent onderzoek van sportkoepel NOC-NSF: Zo Sport Nederland een jaarlijks rapport dat onderzoek presenteert naar sporten in Nederland.

De onderzoekers stelden onlangs vast dat jongeren tussen de dertien en negentien jaar in 2024 minder vaak aan sport deden dan het jaar daarvoor. 66 procent van de jongeren deed in 2024 wekelijks aan sport, een procentpunt minder dan in 2023. Veelzeggend is het contrast met 2018, voor de coronapandemie, toen dit percentage nog op 77 procent lag.

Opvallend is de terugval bij de jongens in deze leeftijdsgroep. Onder hen was de afgelopen jaren juist een stijging te zien, tot vorig jaar. In 2024 sportte 67 procent van de jongens wekelijks, tegenover 71 in 2023. Daarmee volgen de jongens nu de al langer zichtbare dalende trend van de meisjes in dezelfde leeftijdscategorie: ze sporten minder vaak.

Docent Eijtjes ziet de gevolgen in haar lessen. Haar leerlingen zijn volgens haar in de loop der jaren veranderd: „op motorisch vlak is het er niet beter op geworden.” Dat blijkt ook vrijdagochtend op IJburg, waar een leerlinge drie pogingen nodig heeft om de voetbal in een rechte lijn vooruit te rollen. „Dat moet je in de brugklas écht wel kunnen”, aldus Eijtjes.

Bewegingsarmoede

Chris van Klompenburg, al 27 jaar gymleraar, kaart telefonisch hetzelfde probleem aan. De docent aan het Panora Lyceum in Doetinchem beschrijft hoe bij een potje softbal de bal op een van zijn leerlingen afkomt. „De leerling kijkt naar de bal, maar blijft stilstaan,” vertelt Van Klompenburg. Hij herinnert zich nog dat hij op het punt stond om te roepen: „doe een stap naar links en vang die bal!” Toch hield hij zich in. „Ik wilde de leerling niet onzeker maken.”

De bewegingen die zijn leerlingen maken, zijn voor Van Klompenburg soms amper te volgen. „Ik vraag me wel eens af: van welke planeet komen jullie?” Wat eraan ten grondslag ligt, zo denkt Van Klompenburg: „bewegingsarmoede. Daardoor hebben ze vaak moeite met vangen, gooien of het begrijpen van een spel.”

Een mogelijke oorzaak hiervan is dat middelbare scholieren minder vaak sporten, denkt Van Klompenburg. De belangrijkste barrière voor jongeren om niet te sporten is tijdgebrek (26 procent), blijkt uit het rapport. Daarnaast twijfelen veel jongeren over welke sport bij hen past; bijna een op de vier (23 procent) weet niet goed wat ze willen doen. 22 procent van de jongeren vindt dat ze al genoeg bewegen en een op de vijf ziet het nut van sporten niet in, aldus de cijfers van NOS-NSF.

‘Zorgwekkende trend’

Onder jongens vormt die laatste reden een belangrijke drempel: in de afgelopen drie jaar werd dit door gemiddeld een kwart van de jongens tussen 13 en 19 jaar als grootste barrière genoemd.

„Een zorgwekkende trend”, zo noemt Guido Davio, directeur breedtesport bij NOC-NSF, de uitkomsten. „We zien in algemene zin een toename van mentale problemen, Nederlanders worden zwaarder en er is minder sociale verbondenheid.” Hoewel hij waarschuwt voorzichtig te zijn met het leggen van causale verbanden, stelt hij: „Sport en beweging  kunnen een deel van de oplossing zijn.”

NOC-NSF wil het probleem aanpakken door onder andere het sportaanbod beter te laten aansluiten bij de behoefte van deze doelgroep. „Het spelen bij een club kost bijvoorbeeld veel tijd,” het gevolg is volgens Davio, „stoppen bij de club en naar de sportschool.” Door samenwerking met sportbonden en ondernemers hoopt de directeur deze twee vormen van sport bij elkaar te brengen en zo jongeren bij de club betrokken te houden.

Nikki Eijtjes‘Laatst liet ik een klas 6 vwo ‘Tien tellen in de rimboe’ spelen’

Gymdocent op het Terra Nova Montessori Lyceum in Amsterdam, geeft 15 jaar les.

„Al jaren krijg ik dezelfde vraag: ‘Juf, waarom moeten we dit nou doen?’ Dan leg ik uit dat je inderdaad zelden een salto hoeft te maken tijdens een sollicitatiegesprek, maar dat als je sporten leuk vindt en ermee doorgaat, je gezonder leeft. En een gezonder leven betekent minder snel ziek worden – uiteindelijk ook prettig voor je baas, voeg ik er dan met een knipoog aan toe. Meestal vinden ze dat wat vergezocht.

Als docent lichamelijke opvoeding voel ik mij verantwoordelijk om leerlingen te laten inzien wat het nut is van bewegen. Sporten is goed voor je gezondheid, maar ook voor je mentale welzijn. Laatst liet ik een klas 6 vwo het verstopspelletje ‘Tien tellen in de rimboe’ spelen – kinderen van zeventien en achttien, ze vonden het geweldig. Kinderen hebben het druk, en tijdens de gymlessen kunnen ze even ontladen en ontspannen. Als ze plezier ervaren, vergroot dat hun intrinsieke motivatie, en dat helpt hen uiteindelijk ook om op latere leeftijd te blijven sporten.

Toch is het lastig voor middelbare scholieren om vooruit te kijken en de gevolgen van hun gedrag te overzien – dat kunnen ze simpelweg nog niet. Daarnaast komen ze in de puberteit, ze moeten hun lichaam opnieuw leren kennen. Ook is het voor pubers belangrijk om zich te bewijzen tegenover vrienden en vriendinnen. Sport confronteert hen direct met hun fysieke vaardigheden, en dat schuurt soms met die bewijsdrang.”

Lars de Graaf‘Soms heb ik voor de les een inloopspreekuur van een kwartier’

Gymdocent op de De Werkplaats in Bilthoven, geeft 11 jaar les.

„Wat mij het meest opvalt, is dat niet alleen de motorische vaardigheden achteruit gaan, ook de mentale weerbaarheid. Uiteraard zijn er nog steeds kinderen die erg sportief zijn, maar de middengroep is in mijn ervaring aanzienlijk gegroeid.

Dit merk ik aan de hoeveelheid kinderen die zich willen afmelden voorafgaand aan de les. In de meest extreme gevallen heb ik een inloopspreekuur van een kwartier, waarin kinderen onder de les uit proberen te komen.

Een maatregel die wij op school hebben genomen is een cijfer voor inzet. Iedere les worden de kinderen beoordeeld op hun motivatie. In sommige gevallen is dat het enige wat ervoor zorgt dat ze in beweging komen.

De smartphone is onlosmakelijk verbonden met het minder bewegen van kinderen. Ze groeien op in twee werelden: de fysieke wereld en de online wereld. Door die constante stroom van dopamine uit de online omgeving raken jongeren vermoeider en overprikkeld. Het lijken wel dopaminejunkies. Dat zorgt ervoor dat ze minder energie hebben, ook om te sporten. Bij ons op school mogen onderbouwleerlingen geen telefoon meer meenemen. Alleen al daardoor zie ik meer leerlingen bewegen. Dat is een goed begin.”

Chris van Klompenburg‘Veel leerlingen worden zonder ruggengraat opgevoed’

Gymdocent op het Panora Lyceum in Doetinchem, geeft 27 jaar les

„Het verschil met vroeger zie je niet meteen, maar ik merk wel dat veel kinderen zonder ruggengraat worden opgevoed. Ze krijgen niet meer die schop onder hun kont die je soms nodig hebt om door te zetten. Zeker bij leerlingen op het atheneum: dan melden ouders hun kind af voor gym, omdat ze dat minder belangrijk vinden dan Engels of wiskunde.

Ik wil dat het klassenklimaat in mijn gymlessen veilig is, zodat ook leerlingen die minder goed in sport zijn toch mee durven doen. We geven ook extra gymlessen, een soort bijles. Daarin zie ik leerlingen grenzen verleggen. ‘Nu durf ik een koprol te maken’, zeggen ze bijvoorbeeld.

Ook probeer ik leerlingen bij te brengen wat het belang is van bewegen. In de vierde klas lopen de leerlingen een hardlooptest met hartslagmeters. Dan bespreken we wat het betekent als je hartslag afwijkt, hoe calorieverbranding werkt en waarom sporten belangrijk is. Wanneer je bewegingen traint, worden de zenuwverbindingen in je hersenen sterker en beter.

Leerlingen weten vaak niet welke sporten er allemaal zijn. Daarom probeer ik op school een zo breed mogelijk aanbod te bieden: volleybal, tafeltennis, turnen, spelvormen binnen en buiten, om leerlingen te laten ontdekken welke sport ze leuk vinden. Als er geen gym zou zijn, zouden veel kinderen niet sporten.”