Gouden slot van het succesvolste WK in de Nederlandse atletiekgeschiedenis

WK atletiek Met twee wereldtitels en vijf medailles in totaal presteerde het Nederlandse atletiekteam beter dan ooit. Een terugblik.

Het was een gedroomd einde van de WK atletiek: Femke Bol die met haar lange passen van een bronzen medaille een gouden maakte op de 4×400 meter estafette bij de vrouwen, in een finale waarin titelverdediger Verenigde Staten ontbrak na een diskwalificatie in de series. Op een haast ongelofelijke wijze zeilde Bol zondagavond op de laatste 50 meter twee concurrenten voorbij, een Britse en een Jamaicaanse, en kwam ze nipt als eerste over de finish. „Op het laatste stuk dacht ik: ik heb het. We eindigen als wereldkampioenen”, zei Bol uitgelaten tegen de NOS, omringd door teamgenoten Eveline Saalberg, Lieke Klaver en Cathelijn Peeters.

Zo eindigde het WK, met dit laatste gouden estafettesucces op de slotdag, als het succesvolste uit de Nederlandse atletiekgeschiedenis. Met vijf medailles – twee goud, één zilver, twee brons – werd Nederland achtste in het eindklassement.

Maar het had nóg een stuk glorieuzer kunnen eindigen als Bol, en voor haar Sifan Hassan, niet op bijna identieke manieren ten val waren gekomen. Een terugblik op die veelbesproken valpartijen en meer memorabele WK-gebeurtenissen.

Gevallen, maar ‘er is niemand dood’

Zaterdagavond 19 augustus ligt Sifan Hassan op schema voor een medaille op de 10.000 meter, de afstand waarop ze in Tokio olympisch kampioen werd. Alleen de Ethiopische Gudaf Tsegay, met wie ze aan een eindsprint begint, kan haar nog van het goud afhouden.

En dan gebeurt het. Hassan valt, op drie meter van de finish, mogelijk omdat ze Tsegay raakte. Weg medaille.

Kort na de race kijkt Hassan, hoewel ook „verdrietig”, al vrij nuchter terug op haar val . „We kunnen er niks meer aan veranderen, en het kan altijd erger: er is niemand dood.”

Femke Bol, Lieke Klaver, Liemarvin Bonevacia en Isaya Klein Ikkink zien het gebeuren. Niet lang daarna moeten zij op, voor de finale van de 4×400 meter met het gemengde estafetteteam.

Bol start als laatste, op kop. En dan, op bijna dezelfde plek als Hassan, valt ook zij. Ze raakte afgeleid, zei ze later. Vlug krabbelt Bol nog op, maar haar uiteindelijke derde plaats telt niet: ze liet haar baton op de grond liggen.

Het was gewoon ontzettend veel pech, blikt oud-atleet en tv-analist Gregory Sedoc terug. Vallen vlak voor de finish gebeurt nog wel eens. Maar twee keer achter elkaar, terwijl het goud binnen handbereik is? „Dat gaat de geschiedenisboeken in.” Met twee extra gouden medailles was Nederland in het landenklassement derde geworden, na de Verenigde Staten en Canada.

Het eerste WK-goud van Femke Bol

„Mensen denken dat ik een machine ben, maar ik laat nu zien dat ik dat niet ben”, zei Femke Bol kort na haar val bij de estafette tegen de NOS.

Maar een paar dagen later, tijdens de finale van de 400 meter horden op donderdag, deed ze in Boedapest wél precies wat er van haar verwacht werd. Ze werd – met overmacht – wereldkampioen, in 51,70 seconden.

Het is haar eerste wereldtitel, daarmee is ze nu een van de vier Nederlanse atleten met een gouden WK-medaille (naast polsstokhoogspringer Rens Blom, sprinter Dafne Schippers en Hassan).

Bol was de favoriet, zeker na de afmelding van de olympisch kampioen van Tokio, de Amerikaanse Sydney McLaughlin. Maar, zegt Sedoc, dat maakt zo’n race niet makkelijker. „Zie het dan maar eens waar te maken. Dat is geen abc’tje. Femke heeft nu onder druk laten zien dat ze dit kan.”

Het slotstuk van de race vond ze nog wel spannend, verklapt Bol aan de NOS. „Ik was de laatste dertig [meter] een beetje bang.” De val op de estafette zat nog in haar hoofd. „Ik dacht: oké Fem, hou je vorm. Gewoon blijven lopen.”

De gouden medaille is ook voor het gemengde estafetteteam, zegt Bol na afloop: „Die hebben me zo gesupport om me weer te kunnen opladen.”

Ook Sifan Hassan herpakt zich

Dat Sifan Hassan bijna alles kan, werd weer eens onderstreept toen ze in april dit jaar haar allereerste marathon ooit, die van Londen, won.

Toch kwam ze met weinig vertrouwen naar Boedapest, waar ze de 1.500, 5.000 en 10.000 meter zou gaan lopen, zei Hassan zondagavond tegen Eurosport. Na Londen had ze een flinke tijd niet getraind en ze voelde zich niet in vorm.

Toch ging Hassan met twee WK-medailles naar huis: brons op de 1.500 meter, zilver op de 5.000 meter. En dan was er nog die bijna-medaille, op de 10.000 meter. Een „grootse” prestatie, zegt Sedoc. Zeker na die val.

„Dit WK heeft me iets geleerd”, zei Hassan erover tegen Eurosport. Ze voelde zich groeien in het toernooi. „Elke race was beter dan die ervoor en die daarvoor.” Volgend jaar, zegt Hassan, is ze hopelijk nog sterker.

Dan zijn de Olympische Spelen van Parijs. Hassan – die Dafne Schippers voorbijstak als meest gedecoreerde Nederlandse atleet op een wereldkampioenschap – denkt erover om in de Franse hoofdstad ook de marathon te lopen, maar of ze die dan ook met nummers op de baan gaat combineren, is nog onduidelijk.

Sifan Hassan pakte zaterdagavond zilver op de 5.000 meter.
Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP

De vrouwen pakten de medailles, maar Nederland had wél weer een mannelijke finalist

En dan was er ook nog Anouk Vetter, die zich naar het brons knokte op de zevenkamp. Een prestatie die wellicht een beetje onderbelicht bleef vanwege de kanonnen Hassan en Bol.

Lange tijd dacht Vetter nog dat ze kansloos was in Boedapest, maar een speerworp van 59,57 meter redde haar wedstrijd. „Ik wilde het zó graag”, zei ze na afloop met tranen in de ogen.

En zo werden alle Nederlandse medailles in Boedapest door vrouwelijke atleten binnengebracht.

Een van de kanshebbers bij de mannen, marathonloper Abdi Nageeye, gaf zondag na ruim 25 kilometer op. De zilveren medaillewinnaar van Tokio had last van „ballonnenbenen”.

Lichtpunt bij de mannen was de knappe finaleplaats van de achttienjarige Niels Laros op de 1.500 meter. Hij was de eerste Nederlandse man in een WK-finale op een loopnummer sinds 2013. Europees jeugdkampioen Laros, alom gezien als supertalent, werd tiende.

Het medaillerecord

Zoals gezegd: nog nooit haalde Nederland zoveel WK-medailles. En daarmee staat de Nederlandse atletiek, met het zicht op de komende Zomerspelen, er goed voor, denkt Gregory Sedoc.

Tijdens de Spelen van Tokio behaalde de Nederlandse ploeg maar liefst acht medailles. Maar technisch directeur Vincent Kortbeek van de Atletiekunie liet zich in Boedapest niet verleiden tot uitspraken over een nóg hogere eventuele opbrengst in Parijs. „Het is onrealistisch te stellen dat je het altijd beter moet doen dan op de vorige Olympische Spelen. Zeker niet in een mondiaal zo grote sport als atletiek”, zei hij tegen de NOS.

De hoeveelheid WK-medailles kun je zien als een bevestiging van het topsportbeleid van de Atletiekunie op Papendal, zegt Sedoc. De laatste jaren werden zowel topcoaches als toptalenten aangetrokken. Ook kregen nummers als de 400 meter extra aandacht. Daarna volgde verschillende successen, zo ook de gouden estafettemedaille dit WK.

Vergeet bij die prestatie trouwens Lieke Klaver niet, zegt Sedoc. „In een team heb je aanvoerders nodig. Tuurlijk willen we Saalberg en Peeters niet vergeten, maar Bol en Klaver zijn de aanvoerders. Mensen die zeggen: fuck it, we gaan gewoon knallen.”

En, zegt Sedoc, kijk eens even naar de race van Klaver, die ook individueel in de finale van de 400 meter stond in Boedapest (ze werd zesde). Het viel misschien wat minder op vanwege die indrukwekkende eindsprint van Bol, maar bij de estafette was Klaver – berekend door een staflid van het Nederlands team – sneller dan haar teamgenoot: 48,74 om 48,80.