Eerder deze maand begon Caitlin Clark (23) aan haar tweede seizoen in de WNBA, de Amerikaanse basketbalcompetitie voor vrouwen. In de vele nieuwsbrieven over vrouwensport waarop ik geabonneerd ben, komt haar naam vrijwel dagelijks voorbij. ‘Seizoensopening Clark trekt 2,7 miljoen kijkers op ABC.’ ‘Gemiddelde prijs tickets Clark-wedstrijden schiet omhoog.’ ‘Door Clark gesigneerde basketbalkaart geveild voor 366.000 dollar.’
Clark stuwt het Amerikaanse vrouwenbasketbal omhoog. Kijkcijfers, sponsorbedragen en toeschouwersaantallen zijn booming. En dat terwijl het maximale jaarsalaris in de WNBA omgerekend ‘maar’ 220.000 euro bedraagt. Niet in verhouding tot de exponentiële groei van hun sport, vinden veel speelsters, die eisen dat dat verandert als volgend jaar een nieuwe mediadeal van kracht wordt. Elf jaar lang ontvangt de WNBA 177 miljoen euro van Disney, Amazon Prime en NBC. Bij de vorige deal, met ESPN, ging het om een bedrag van ruim 29 miljoen.
Door de enorme aandacht voor speelsters als Clark, Angel Reese en A’ja Wilson, ontstaat de indruk dat de huidige basketbalsterren de sport vanuit het niets groot hebben gemaakt. Dat klopt niet, blijkt uit het binnenkort te verschijnen boek Becoming Caitlin Clark: The Unknown Origin Story of a Modern Basketball Superstar, van de Amerikaanse sportjournalist Howard Megdal. In een toelichting op zijn boek schrijft hij: „Caitlin Clark zou geen succesverhaal zijn zonder de eeuw aan vrouwenbasketbalgeschiedenis vóór haar.”
Megdal, die vrouwenbasketbal voor de New York Times en Sports Illustrated versloeg, voor hij in 2019 een nieuwsbrief lanceerde, volgt Clark sinds haar eerste jaar aan de universiteit van Iowa. Hij heeft haar meermaals geïnterviewd en meegemaakt bij persconferenties. Zag hoe ze, ondanks torenhoge verwachtingen, overeind bleef. Geen sportvrouw sinds Billie Jean King is volgens hem zó op karakter getest. Zelfs turnster Simone Biles niet, die zich tijdens de Olympische Spelen van Tokio in 2021 terugtrok vanwege mentale problemen.
De titel van het boek suggereert dat het om een biografie gaat. Hoe werd Clark de basketbalster die ze is? Uit wat voor gezin komt ze? In welke hoop gooide ze de eerste bal? Wat zeggen collega’s en coaches over haar? Antwoorden op dat soort vragen geeft Megdal helaas niet. Ik las weinig over Clark wat ik nog niet wist, behalve dat ze heel aardig kan golfen. Ze heeft een handicap van zestien en haar beste ronden liggen halverwege de tachtig.
Wat Megdal wél mooi beschrijft, is de 133 jaar oude geschiedenis van het vrouwenbasketbal in de VS. Er komen exceptionele speelsters voorbij, wier namen niet algemeen bekend zijn, zeker niet buiten de VS. Dat komt doordat ze niet de kansen en erkenning kregen – zoals wel vaker bij de ontwikkeling van een sport – die hedendaagse sterren als Clark krijgen.
Neem Molly Bolin Kazmer, volgens Megdal dé wegbereider voor Clark. Net als Clark groeide ze op in Iowa, de staat die van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van het vrouwenbasketbal. Als Kazmer niet had gebasketbald, schrijft Megdal, was Clark niet de ster geweest die ze nu is. Ik had Clark graag willen vragen of ze weet op welke schouders ze staat, maar daarvoor wordt ze te veel afgeschermd door haar agent en ouders Brent en Anne. Ze geeft relatief weinig interviews, zeker niet aan buitenlandse media.
Er is een prachtige zwartwitfoto van Kazmer (toen nog Bolin) in een Amerikaans fotoarchief. Met haar rechterhand drukt ze een basketbal tegen haar blote been. Met haar linkerhand houdt ze een glitterjasje vast dat een stylist over haar schouder moet hebben gedrapeerd. In de Women’s Professional Basketball League’s (de voorloper van de WNBA) werd ze vaak ingezet voor promotionele activiteiten. Ze was sekssymbool en uitmuntend sportvrouw ineen. Tot de dag van vandaag is er geen basketbalster met een hoger seizoensgemiddelde dan zij: 32,8. Zelfs Clark kan daar niet aan tippen.
Megdal beschrijft hoe Kazmer in de jaren zeventig gaat basketballen in het gehucht Moravia, omdat ze hunkert naar aandacht en roem. Ze komt uit een groot, armlastig gezin. Tennis- en golflessen zijn te duur, dus kiest ze voor basketbal. In haar vrije uurtjes oefent ze in haar eentje met een hoop in het dorp.
Op haar dertiende heeft ze meerdere baantjes, om het inschrijfgeld voor een basketbalkamp van de lokale universiteit te kunnen betalen. Het begin van een sportcarrière die pieken, maar vooral dalen kent. In 1978 is ze de eerste speelster met een contract in de WBL, omgerekend 5.300 euro voor een jaar, maar al na het derde jaar gaat de basketbalbond failliet. Tot overmaat van ramp raakt ze na een echtscheiding de voogdij over haar zoon kwijt. Volgens de rechter kan een sekssymbool geen goede ouder zijn (de uitspraak werd later vernietigd).
Kregen meisjes in Iowa veel vrijheid om te basketballen – al in 1907 werd de sport op meer dan driehonderd middelbare scholen in die staat beoefend – in de rest van het land ging het er heel anders aan toe. Competities voor meisjes werden verboden, omdat dat hun „gevoel van vrouwelijkheid” zou aantasten. Daardoor ontwikkelde de sport zich veel minder snel dan had gekund, zegt Megdal, die spreekt van „systematische ondermijning door mannen”.
Het deed me denken aan de documentaire Copa 71, over het eerste officieuze WK voor vrouwen in Mexico, bezocht door een recordaantal toeschouwers, maar nooit erkend door de FIFA, die vrouwenvoetbal een „onfatsoenlijke, immorele activiteit” vond. Nóg zo’n sport waarvan de sportieve en economische potentie in de kiem werd gesmoord, maar die het decennia later in de herkansing goed doet.
In een podcast van een paar jaar geleden toont Kazmer (67) zich grootmoedig. Ze zegt dat ze als jonge basketbalster goed begreep hoe commercie werkt, en dat ze alle kansen heeft gegrepen die langs kwamen. „Het was een spannende tijd, want de toekomst ontvouwde zich voor mijn ogen, alleen kon ik er nét niet bij.” De ooit zo naar erkenning hunkerende Kazmer lijkt genoegen te nemen met het predikaat ‘wegbereider voor de sterren’.
