Krijgen Fransen binnenkort recht op „hulp bij het sterven”? Dinsdag is een belangrijke dag in Frankrijk, want dan stemt het Assemblée Nationale, de Franse Tweede Kamer, over een wetsvoorstel dat euthanasie mogelijk maakt voor een beperkte groep ernstig zieke mensen. Het is een belangrijke stap in de legalisering van l’aide à mourir – een thema waar al sinds de jaren zeventig over wordt gediscussieerd.
De parlementariërs moeten hun mening geven over twee wetten: één om palliatieve zorg uit te breiden en één om „hulp bij sterven” mogelijk te maken. Die tweede is het meest gevoelig: als het Assemblée en daarna de Senaat instemmen wordt euthanasie en ‘geassisteerde suïcide’ legaal. In dat eerste geval dient een arts een dodelijk middel toe aan een patiënt, in dat tweede neemt de patiënt het zelf in (indien fysiek mogelijk).
„President Emmanuel Macron spreekt van een ‘typisch Frans model’ omdat beide methoden mogelijk worden, maar inhoudelijk lijkt de wetgeving veel op de Belgische”, zegt Marine Boisson, een aan SciencesPo verbonden socioloog die is gespecialiseerd in vraagstukken over het levenseinde – ze ontvangt op haar werkkamer in hartje Parijs. Om in aanmerking te komen, moet iemand aan „een ernstige en ongeneeslijke aandoening” lijden, die levensbedreigend is, zich in een „vergevorderde of terminale fase” bevindt en „aanhoudend fysiek of psychisch lijden” veroorzaakt. Een belangrijk verschil met België (en Nederland) is dat minderjarigen noch mensen met ernstige psychische problemen toegang krijgen.
Lees ook
Lees ook: Romy zag op het laatste moment af van euthanasie. Kon ze opnieuw leren leven?
92 procent is voor
Veruit de meeste Fransen zijn vóór. Uit een peiling van IFOP uit 2024 blijkt dat 92 procent van de Fransen vindt dat mensen die lijden aan een „ondraaglijke en niet te genezen ziekte” recht zouden moeten hebben op euthanasie.
Sinds de jaren zeventig vindt meer dan de helft van de sterfgevallen plaats in ziekenhuizen, wat betekent dat vaak medisch wordt ingegrepen bij het levenseinde. Dat leidde tot meer gesprekken
Het is een gevolg van een maatschappelijke kentering die al decennia geleden is ingezet, zegt Boisson. „Sinds de jaren zeventig vindt meer dan de helft van de sterfgevallen plaats in ziekenhuizen, wat betekent dat vaak medisch wordt ingegrepen bij het levenseinde. Dat leidde tot meer gesprekken hierover in de Franse maatschappij.”
In de jaren zeventig vertelden de eerste artsen publiekelijk dat ze wel eens illegaal euthanasie verleenden. Fransen gingen praten over familieleden die middels clandestiene euthanasie waren gestorven. En een aantal zaken in de media maakte grote indruk. Zoals in 2002, toen de door een verkeersongeluk verlamd, doof en blind geraakte twintiger Vincent Humbert aan de toenmalige president Jacques Chirac vroeg of hij hem „het recht om te sterven” kon verlenen. Chirac reageerde dat hij „hem niet kon geven wat hij vraagt”, waarna Humberts moeder hem met een arts hielp aan euthanasie (de rechtszaak tegen de moeder werd geseponeerd).
Lydie Imhoff wordt omarmd door zorgverlener Marie Josee Rousseaux en activist Claudette Pierret.
Foto Simon Wohlfahrt/AFP
Uitwijken naar België
Ook kwamen in de media verhalen over Fransen die uitweken naar België en Zwitserland om daar euthanasie te plegen – van madame tout le monde tot aan filmlegende Jean-Luc Godard in 2022. Boisson: „Deze verhalen hebben de praktijk van euthanasie genormaliseerd en ont-dramatiseerd.”
En er is gelobbyd, onder meer door de Association pour le Droit de Mourir dans la Dignité (de organisatie voor het recht om waardig te sterven). Voorzitter Jonathan Denis (41) vertelt in zijn Parijse kantoor dat de ADMD voor „de vrije keuze van de patiënt” is. „Niemand zal gedwongen worden tot euthanasie, maar sommige mensen die lijden aan ernstige ziekten zullen op ondraaglijke wijze sterven. Wij vinden dat zij ervoor moeten kunnen kiezen om zichzelf die doodsstrijd te besparen.”
Denis vindt dat de wet al veel eerder behandeld had moeten worden. „We praten al decennia over dit thema en president Emmanuel Macron heeft door vorig jaar het parlement te ontbinden nog meer tijd verspild” – de euthanasiewet zou eigenlijk een jaar geleden al behandeld worden, maar kwam met talloze andere plannen stil te liggen door Macrons plotselinge besluit.
Denis trekt een vergelijking met hoe abortus en het homohuwelijk werden gelegaliseerd. „Ook daarbij waarschuwden tegenstanders dat ‘de maatschappij zou instorten’. Nu zeggen diezelfde mensen terugkijkend: wat zeiden we toen allemaal voor onzin? Dat zal nu weer zo zijn.” Ook socioloog Boisson maakt de vergelijking met abortus en het homohuwelijk: „ook daarbij was er lang meer steun onder het volk dan politieke wil. En ook daarbij ging het over het vergroten van de rechten van het individu.” Zelfs de huidige minister van Volksgezondheid Catherine Vautrin schroomt niet zichzelf te vergelijken met Simone Veil, de politica die in 1975 de legalisering van abortus klaarspeelde.
Zorgverlener Marie Josee Rousseaux trekt het laken over het lichaam van Lydie Imhoff.
Foto Simon Wohlfahrt/AFP
Boisson en Denis wijzen er ook op dat er nu illegaal euthanasie verleend wordt in Frankrijk – ook Denis’ vader stierf op die manier. Uit een onderzoek uit 2012 naar 4.723 sterfgevallen blijkt dat 0,8 procent van de overledenen een middel toegediend kreeg om te sterven. Voorstanders van euthanasie extrapoleren dit cijfer en stellen dat er jaarlijks ruim vierduizend Fransen illegaal euthanasie krijgen – meer objectieve cijfers zijn er niet. Jaarlijks gaan er naar schatting enkele honderden Fransen naar België en Zwitserland om daar euthanasie te verkrijgen.
Lees ook
Lees ook: Samen sterven gebeurt vaker, maar ‘minder romantisch dan het lijkt’
Rol van artsen
Maar het is niet voor niets dat het zo lang heeft geduurd. Wat meespeelt is dat veel Franse artsen tegen euthanasie waren, zegt Boisson. „Artsen komen in Frankrijk vaker dan gemiddeld uit conservatieve, katholieke milieus. En we hebben een medisch-gecentreerd zorgsysteem: artsen hebben grote invloed op zorgbeleid.” Ook de klassieke positie van Franse artsen in arts-patiëntrelaties speelt mee: het was de arts die bepaalde en de patiënt die volgde – wat veranderde door onder meer een wet die in 2005 ernstig zieke patiënten het recht gaf behandelingen te weigeren.
Het is naïef om te doen alsof de dijken die nu gebouwd zijn, niet later zullen breken
En er zijn nog altijd stemmen tegen. Religieuze leiders waarschuwen in opiniestukken voor „een antropologische breuk”. Ook de onlangs overleden paus Franciscus heeft Macron persoonlijk afgeraden euthanasie te legaliseren. En anti-euthanasie-organisaties als Alliance VITA lobbyen in het parlement omdat ze willen „opkomen voor de rechten van de meest kwetsbaren” (de organisatie is ook tegen abortus).
Alliance VITA-woordvoerder Tugdual Derville (63) zegt telefonisch dat hij het debat over het legaliseren van euthanasie ziet als teken dat er een „gebrek aan solidariteit” is in de huidige maatschappij. Ook vreest Derville dat vooral „de meest kwetsbaren” zich tot euthanasie zullen wenden. „We zien dat vooral mensen die niet omringd zijn door anderen het gevoel hebben dat ze het leven niet meer waard zijn.”
Derville stelt dat bovendien beter geïnvesteerd kan worden in het verbeteren van de zorg, omdat dat tot minder doodswensen zou leiden. Hij wijst op de enorme artsentekorten (6 miljoen Fransen hebben geen eigen huisarts en 87 procent van het land is aangemerkt als ‘medische woestijn’) en het tekort aan afdelingen die palliatieve zorg verlenen (171 afdelingen met 1.980 bedden in heel Frankrijk). Derville erkent hierbij wel dat ook als de gezondheidszorg perfect was en er nog steeds een vraag naar euthanasie zou zijn, hij tegen zou zijn.
De lege rolstoel van Lydie Imhoff op een foto die aan de muur hangt van een kamr in het Belgische ziekenhuis waar haar euthanasie werd verleend.
Foto Simon Wohlfahrt
Want hij vreest meer: zoals dat de regels over welke patiënten euthanasie kunnen krijgen, versoepeld zullen worden. „Het is naïef om te doen alsof de dijken die nu gebouwd zijn, niet later zullen breken. Je ziet in andere landen dat de grenzen altijd verschoven.” Hij wijst op Canada, waar sinds een paar jaar sommige gehandicapten in aanmerking kunnen komen voor euthanasie. Ook het Nederlandse debat over euthanasie bij een „voltooid leven” past hierin. En in landen waar euthanasie werd gelegaliseerd, nam altijd het aantal sterfgevallen door euthanasie toe.
Socioloog Boisson zegt dat het logisch is dat „het debat zich voortzet”. „Maar we zien in de jaren dat euthanasie in andere landen is gelegaliseerd, ook dat er maar een handjevol rechtszaken is gekomen [tegen artsen vanwege onzorgvuldig handelen].” Zij wijst erop dat het aantal euthanasiegevallen ook toeneemt vanwege de vergrijzing en omdat „er meer kennis is over patiëntrechten”. „Je moet natuurlijk voorzichtig zijn, maar de toename van euthanasiegevallen laat vooral zien dat er vraag naar is.”
Lees ook
Lees ook: Vaker euthanasie bij jonge mensen wegens psychisch lijden – en psychiaters zijn er tot op het bot verdeeld over
Macron overweegt referendum
Dinsdag is een belangrijke stemming, maar het is niet de laatste stap. De Senaat moet zich ook nog over de wetsvoorstellen buigen en het is niet uitgesloten dat ze daarna nog een aantal keer heen en weer gaan tussen de twee kamers. Het lijkt aannemelijk dat de euthanasiewet uiteindelijk door het parlement zal komen, maar zeker is dat niet: vanwege de gevoeligheid van het thema stemmen parlementariërs op persoonlijke titel en hoeven ze geen partijlijn te volgen.
Als de wet er komt, kan de impopulaire Macron voor het eerst in tijden weer een grote, maatschappelijke verandering op zijn naam schrijven, een die hij bovendien al jaren aankondigt. Dat zal hij graag willen, zeker gezien de einddatum van zijn presidentschap (april 2027) dichterbij komt. De president heeft gezegd zelfs bereid te zijn een euthanasiereferendum uit te schrijven. „Juristen zeggen dat het waarschijnlijk niet mogelijk is zo’n gevoelige zaak via een referendum te laten behandelen”, zegt Boisson. „Het lijkt vooral een manier voor Macron om iedereen te laten zien dat de Fransen vóór zijn en zo druk te zetten op de parlementariërs de wet aan te nemen.”
Even voor de lunch rijden twee Hyundai’s met Poolse kentekens het parkeerterrein van het voormalige Hajé hotel op. Acht mensen stappen uit, twee volwassenen, zes kinderen – een ukkie draagt een wit T-shirt bespikkeld met ‘dior dior dior dior’. Met een enkel rolkoffertje en een paar tassen melden ze zich bij de balie. Ze komen uit Duitsland en zoeken een verblijfplaats in deze crisisnoodopvang voor Oekraïners in Heerenveen. Ze groeten een van de bewoners die buiten staat te roken. Dan ploffen ze neer op de banken in de lobby.
Corine Booij had net gezegd dat het zo’n rustige ochtend was. De registratiemedewerker had nog maar één Oekraïense familie hoeven inschrijven, die gisteren na kantoortijd was aangekomen. Aan twee families vertelde ze dat zij vandaag uit de zalen met noodbedden mogen verhuizen naar een vaste opvang elders in Friesland. En nu komt de beveiliger melden dat er acht nieuwelingen zijn, van wie alleen de volwassenen paspoorten hebben, de zes kinderen enkel geboortebewijzen. Booij likt haar duim om de stapel kopieën van de Oekraïense akten te tellen. Haar wangen hebben een vurige kleur gekregen. „Als ik hoor dat het ouders zijn met zes kinderen, zinkt de moed me in de schoenen. Je vindt bijna geen plekken voor acht mensen.”
Het huisvesten van Oekraïense vluchtelingen wordt steeds lastiger. In maart luidden hulporganisaties en de Nederlandse gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de opvang, de noodklok. De gemeentelijke opvanglocaties én de regionale noodopvanglocaties zitten overvol. Het Rode Kruis meldde dat in februari ten minste achttien mensen de nacht buiten hebben moeten doorbrengen, aldus een woordvoerder. „Een vrouw die met een Flixbus uit Oekraïne was aangekomen, heeft de hele nacht op een bankje voor onze deur gewacht tot we opengingen.”
In Heerenveen moesten ze in oktober besluiten om de crisisnoodopvang, een van de tien in Nederland, tijdelijk te sluiten. Sommige vluchtelingen verbleven, in plaats van de afgesproken drie dagen, drie weken in de slaapzalen, omdat nergens in de noordelijke gemeenten een vaste plek voor hen was. De noodopvang vervuilde daardoor ook.
De sluiting gaf de medewerkers ruimte voor heroverweging, zegt projectleider Susan Haanstra. Ze laten nu altijd enkele bedden leeg staan, als buffer voor échte noodgevallen. Dat heeft meer rust gebracht in de kleine organisatie – vier vrouwen, één man – die deze noodopvanglocatie bestiert. Sinds Rusland in 2022 de oorlog tegen Oekraïne begon, heeft dit kleine groepje Friese ambtenaren duizenden vluchtelingen onderdak geboden. In de eerste maanden kregen ze soms wel dertig aanmeldingen per dag.
Chaletjes
In goed overleg met de eigenaar is het hotel omgebouwd tot een plek waar 314 vluchtelingen voor onbepaalde tijd kunnen wonen, in de voormalige hotelkamers en in de chaletjes die rond het gebouw zijn neergezet. Op de eerste verdieping bieden vier zalen met stapelbedden plek aan 55 mensen – dat is de crisisnoodopvang waar ze eigenlijk maximaal drie dagen kunnen verblijven. Bij de receptie hangt nog een bordje uit de tijd dat het Hajé een echt hotel was, met de waarschuwing dat het management helaas geen biljetten van 200 euro en van 500 euro accepteert. De vriezer waarin ooit Raketjes en Magnums lagen, zit nu vol bruine zakken met kamernummers erop.
In drie jaar tijd leerden de medewerkers dat je Oekraïners geen plezier doet met pittig eten, en dat ze eten al gauw pittig vinden. Nu koken de bewoners vaak zelf in de keuken van het restaurant met uitzicht over de Friese weilanden. In de kamers en chalets wonen sommige
Oekraïners al jaren tot hun genoegen. De medewerkers hebben vluchtelingen aan werk geholpen bij bedrijven in de omgeving. Ze hebben baby’s geboren zien worden, ouderen naar het ziekenhuis gebracht. Daarbij worden ze al jaren geholpen door de Oekraïense Kate Stratienko, een 79-jarige gepensioneerde lerares Engels, die altijd in de buurt is als er een ingewikkeld gesprek moet worden gevoerd.
De vluchtelingen verblijven in hotelkamers en chaletjes rond het gebouw.
Foto’s Kees van de Veen
Ze hebben ook gezien dat er inmiddels andere vluchtelingen komen dan in de eerste maanden. Vluchtelingen zoals het gezin dat zich deze dag heeft gemeld.
Grote gezinnen – die zien ze de afgelopen anderhalf jaar steeds vaker, zegt Corine Booij, die drie jaar als uitzendkracht de registraties doet. „Het begon toen twee Roma-families – met hoog aanzien binnen de gemeenschap – in de Heerenveense opvang kwamen”, zegt projectleider Susan Haanstra. Sindsdien is in Telegram-groepen (waarvan soms wel drieduizend mensen lid zijn, volgens Haanstra) en in een TikTok-filmpje ‘reclame’ gemaakt onder het motto: ‘Kom naar Heerenveen’. Ja, het is een compliment voor het werk dat ze hier doen, zegt Haanstra. Maar het heeft het ook lastiger gemaakt.
Seizoenarbeiders
Booij belt naar het Landelijk Centrum Vluchtelingen Spreiding in Driebergen. Ze wil weten of er een gemeente is die in de reguliere Oekraïne-opvang plaats heeft voor een gezin van vijf dat nu al een week in de crisisnoodopvang verblijft. Het zijn een opa, een oma, twee ouders en een jong kind. De opa is in het ziekenhuis behandeld aan zijn rug en kan niet traplopen. „Als het niet lukt, dan lukt het niet”, zegt Booij voordat ze ophangt.
In de eerste maanden na de invasie kwamen er mensen die „echt vluchtten voor de oorlog”, zegt Booij. „Hebben we dat eerste jaar Roma-gezinnen gezien?”, vraagt Haanstra. Booij schudt van nee. Nu is die groep, die zichzelf volgens Haanstra bij aanmelding ook als Roma identificeert, de hoofdmoot van de nieuwkomers. Mensen die steeds vaker niet direct vanuit Oekraïne naar Nederland reizen, maar vanuit Duitsland, Polen, Roemenië of Hongarije. En ze zien ineens ook „een stuk arbeidsmigratie”. Oekraïners die naar Nederland reizen om te werken en na het seizoen gewoon weer terugrijden naar Oekraïne. „Het evenwicht is er een beetje uit”, zegt Booij.
Dat de populatie van Oekraïense vluchtelingen is veranderd, bevestigen andere gemeenten waar een crisisnoodopvang is gevestigd. Ook in Dordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Westervoort en Swolgen hebben zich in de afgelopen tijd meer mensen gemeld die niet rechtstreeks vanuit Oekraïne zijn gereisd, maar eerst in andere Europese landen hebben gewoond. Soms zien ze ook mensen die in Nederland komen werken tot ze de reis voor hun familieleden in Oekraïne kunnen betalen.
Foto Kees van de VeenFoto Kees van de Veen
Het lijkt wel of de overheid inmiddels ook iets meer achterdocht koestert.Het lijkt wel of de overheid inmiddels ook iets meer achterdocht koestert. Het ministerie wil dat de registratiemedewerkers van de crisisnoodopvang meer vragen aan van de nieuwkomers voorleggen. „Routes die ze genomen hebben, de vorige woonplaats, hoe ze aan ons adres zijn gekomen, de reden dat ze voor Nederland hebben gekozen”, zegt Booij. De resultaten gaan naar het onderzoeksbureau Regioplan, dat voor het ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek doet. Aanleiding, zegt onderzoeker Annemieke Mack van Regioplan, was dat het ministerie „signalen uit het veld beter wil begrijpen” – signalen dat steeds meer mensen voor werk naar Nederland reizen, bijvoorbeeld. „Het ministerie wil weten welke groep er nou binnenkomt en hoe die eruit ziet, om daar beleid op te formuleren.”
Boren, zagen, stofzuigen
Terwijl Booij de registratieformulieren vertaalt met behulp van Google Lens – waar ook een vertaalfunctie op zit – helpt de vader van de pas aangekomen familie een van zijn zoons met fietsen op de parkeerplaats. Twee anderen zitten te roken in de zon, in een kringetje met bewoners die hier al langer zijn. Buiten werkt een aannemersploeg aan de aanleg van meer parkeerplaatsen voor de chalets. Ze werken om de tuintjes heen waarin Oekraïners die hopen nog lang te blijven viooltjes hebben geplant, of een beeldje van een eend hebben neergezet. De hele dag is het gedender van de graafmachine, het gejank van boren en zagen en het loeien van de stofzuiger de achtergrondmuziek bij het leven in het voormaligfe hotel.
In Friesland worden op dit moment 4.643 Oekraïners opgevangen, zegt burgemeester Avine Fokkens van Heerenveen door de telefoon. De noordelijke provincies en Flevoland leveren bovengemiddeld veel opvangplaatsen. „Wij voelen ons moreel verplicht om het te doen”, zegt Fokkens.
Een filmpje op TikTok maakt ‘reclame’ voor Heerenveen
Booij loopt naar de ouders van het nieuwe gezin en zegt in haar telefoon: „Als u wilt, kunt u nu eerst lunchen, dan maak ik uw papieren in orde.” De vrouwenstem van Google Translate maakt ervan: „Yakshcho khochesh, mozhesh spochatku poobidaty, a potim ya rozberu tvoyi papery.” De man en de vrouw knikken. Komen ze hier dan om twee uur terug voor de registratie? Da. Da.
Op een stoel in de gang van de eerste verdieping zit de vrouw van het gezin dat vanochtend werd geregistreerd op een stoel naast een pilaar met twee stopcontacten. Ze hangt aan een ingeplugde telefoon, haar baby heeft een speen met roze diamanten in haar mond. In elke zaal staan acht stapelbedden. Deze week is het rustig op de noodopvang, dus zijn vaak alleen de onderste bedden in gebruik. De bovenste gebruiken de bewoners als opslag – vooral voor kleren of speelgoed, maar er liggen ook zonnebrillen, een borstel, mandarijnschillen en een zak Dorito’s op de dikke, plastic ziekenhuismatrassen. Iemand heeft zijn slaapzak om de achterkant van het stapelbed gespannen, om te zorgen dat er minder zonlicht op de slaapplaats valt.
In één zaal verblijven nu alleen twee volwassen vrouwen met een jong kind. Ze gebruiken vier stapelbedden. Dat is niet de bedoeling zegt Booij via de vertaal-app. „Jullie hebben die bedden toegewezen gekregen.” Dan passen de acht nieuwkomers er beter bij. In een andere slaapzaal gaat ze naar de familie van vijf met de opa van de rugklachten. Oekraïense Stratienko loopt mee.
Kate Stratienko woonde tot de oorlog in Charkiv en heeft daar een dochter, schoonzoon, kleinkinderen en een parkiet achtergelaten. Op 14 april 2022 kwam ze aan in Nederland. Sindsdien is ze nog eenmaal teruggegaan naar Oekraïne, om haar dochter op te zoeken. Die kan het land niet verlaten, omdat haar man niet weg mag en ze zelf voor de overheid werkt. Toen ze door haar oude stad liep, miste Stratienko het ineens. „Het gevoel dat ik alle mensen kende, écht kende.” Zodra het weer veilig is, wil ze naar huis.
Booij laat Stratienko aan de grootmoeder vragen of haar man vier treden op kan lopen – meer is niet nodig op de nieuwe plek. Uit de zaal ernaast klinkt de muziek van een videospelletje. A ramzamzam, a ramzamzam, koeliekoeliekoeliekoeliekoelie ramzamzam. A ramzamzam, a ramzamzam, koeliekoeliekoeliekoeliekoelie ramzamzam – eindeloos. Ja, vier treden lukt hem wel, zegt de oude vrouw.
Een andere familie die te horen heeft gekregen dat er een vaste plek voor hen is in Dokkum, komt reclameren. Ze hebben de opvanglocatie op hun telefoon bekeken en vinden het maar niks. „Dit is een kamp!” Booij zegt: jullie hebben geen keus. In de eerste maanden dat de opvang open was, konden nieuwkomers nog een voorkeur uitspreken voor een vaste plek na de noodopvang, elders in de provincie. Soms gingen ze van tevoren kijken en keurden ze de een of andere verblijfplaats af. Dat kan allang niet meer, zegt Booij, en het is eigenlijk wel zo helder.
Terug in haar kantoor wist ze achter dinsdag 13 mei het getal ‘16’ van het whiteboard en schrijft in plaats daarvan ‘11’. „Het bord is in geen tijden zo leeg geweest”, zegt haar collega, locatiehoofd Jildau Leffertstra.
Dubbel leefgeld
Op een berichtenbord bij de receptie hangen aanbiedingen voor baantjes: ‘6 plaatsen beschikbaar: Als productiemedewerker bij Anker Stuy Coatings krijg je de unieke kans om alles te leren over het maken van watergedragen verven’, een baantje in de industriële reiniging van 5 tot 24 augustus voor 15,89 per uur, met mogelijkheid tot verlenging. Café Spoorzicht zoekt een afwasser/schoonmaker. En er worden ‘metal workers’ gezocht met een startsalaris van 425 euro per week. „Are you the next iron man?”
Voor Oekraïners geldt een ander regime dan voor andere vluchtelingen. Als ze zijn ingeschreven in de gemeentelijke registers – dat duurt twee à drie werkdagen – en daarmee een BSN-nummer ontvangen, kunnen ze bij een kantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Amsterdam een sticker in hun paspoort krijgen waarmee ze mogen werken. De verwerking van die IND-registratie vergt op zijn minst drie dagen. Al met al duurt het na aanmelding zo’n anderhalve week voor een Oekraïner aan de slag kan. Voor asielzoekers uit andere landen geldt dat hun aanvraag minstens zes maanden in behandeling moet zijn.
Met die sticker zijn Oekraïners even inzetbaar op de arbeidsmarkt als Europeanen. Volgens Haanstra zijn er uitzendbureaus die hierop inspelen en Oekraïners 300 euro inschrijfgeld laten betalen, met de belofte van een baan. Als blijkt dat die baan in Limburg is en de Oekraïner in Friesland onderdak krijgt, is het feitelijk onmogelijk daar te werken. Op zulke momenten, zegt Haanstra, houdt het uitzendbureau zich onbereikbaar. Als het wel lukt, gaan deze Oekraïners na enkele maanden werken weer terug naar hun land.
We kunnen inmiddels inschatten of mensen hier lang zullen blijven of niet, zegt Booij. „Sommigen komen met een hele eisenlijst. ‘Hebben we een eigen kamer? Nee? Moeten we de wc delen? Ja? Dan gaan we terug naar Duitsland.’” In Nederland krijgen Oekraïners leefgeld dat – naar leeftijd en gezinsomvang – varieert van 297,44 tot 392 euro per persoon per maand. Coördinator Haanstra heeft al eens aan de IND gevraagd of die kon uitzoeken of mensen die zich in Heerenveen melden, niet ook in Duitsland bij een noodopvang geregistreerd staan. Dat ze én daar én hier leefgeld krijgen. „Wij raden gemeenten in elk geval aan om de bewoners van hun opvanglocaties niet langer het maandgeld in één keer uit te betalen”, zegt Haanstra. Ze zegt dat de IND haar liet weten dat ze die informatie niet in Duitsland kan achterhalen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid kon dat nog niet bevestigen.
Maakt het uit? Voor de regels niet, zegt Susan Haanstra. De regels staan in de zogenoemde Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De belangrijkste voorwaarden zijn: een Oekraïens paspoort en een bewijs dat zij tot ten minste drie maanden voor de Russische aanval in Oekraïne verbleven. Als mensen aan die regels voldoen, probeert de opvangorganisatie in Heerenveen hen aan onderdak te helpen. Voor het gevoel maakt het wel uit, zegt Corine Booij. „Het is de laatste tijd moeilijker om gemotiveerd te zijn.” Booij stopt aan het eind van de maand met het werk in Heerenveen en gaat beginnen aan haar droombaan: pottenbakken.
Burgemeester Avine Fokkens zegt telefonisch dat zij het ongemak over de veranderde samenstelling van de vluchtelingenpopulatie begrijpt. Maar Heerenveen als regionale crisisnoodopvang, zegt zij nadrukkelijk, houdt zich simpelweg aan de nu geldende regels. Zij roept de minister op nieuwe richtlijnen te maken als er twijfels zijn over de status van de aankomende Oekraïners als oorlogsvluchtelingen.
Boekweitsoep
Hamlappen, kookaardappelen, vla luidt het lunchmenu van de dag, het staatgeschreven op een whiteboard in de hal. Een paar Oekraïense vrouwen staan het uit te delen, van achter de buffettafel van het hotel. De hamlappen liggen onder warmtelampen. „Vandaag geen borsjtsj”, zegt een van de koks met iets van spijt. Vandaag is er boekweitsoep. No Food Waste staat op een pilaar aangeplakt, met een tekening van een vuilnisbak met een rood kruis erdoor.
In de eetzaal hangen kroonluchters, een prent van Franse winkeltjes, een schilderijtje van een kop cappuccino met GRAN CAFFÉ erboven. De vader van een pas aangekomen familie loopt van tafel met in zijn hand een stapel van zes boterhammen met kaas en een hamlapje erbovenop. Hij staat op het punt ze in de prullenbak te gooien als een beveiligingsmedewerker hem tegenhoudt. „Dat is niet de bedoeling.” Het is een wonderlijke routine. Roma-families scheppen hun borden boordevol voedsel, eten er maar een beetje van en gooien de rest weg. Daar wordt het Oekraïense keukenpersoneel wel boos over, had Haanstra al gezegd.
Sinds de komst van Oekraïense Roma-gezinnen zijn er meer spanningen, zegt Haanstra. Geschreeuw op de gang, opstootjes. Ze merkt dat de Oekraïners die er al langer zitten, de Roma-nieuwkomers maar moeizaam accepteren. „Ze zien hen gezien als een soort derderangs-burgers, er zijn veel vooroordelen.”
Na zo’n anderhalve week kan een Oekraïner aan de slag
Iets meer dan een jaar woont Vitalii Sviatodukh met zijn vrouw, dochter en moeder in een van de chalets. De wanden hebben ze geel geverfd, er hangen gele gordijnen. Het is drukkend warm tussen de dunne muren van het huisje. Sviatodukh werkt in een fabriek, zijn vrouw maakt schoon. „In Oekraïne werkte ik altijd met mijn hoofd, in sales, hier werk ik met mijn handen.” Toch wil hij graag blijven. „Ik heb nu een leven opgebouwd hier.” Sviatodukh en zijn vrouw hebben Nederlandse les. Hij hoopt te leren hoe je een vorklift moet besturen, dat lijkt hem leuker.
Hij heeft „normale buren en twee of drie vrienden” in de opvang. „Maar er zijn ook veel mensen die wel een Oekraïens paspoort hebben, maar geen Oekraïners zijn. Ze woonden niet in Oekraïne. Ze woonden in Duitsland of Roemenië of een ander land. Ja, ze bezitten een Oekraïens paspoort, maar ze hebben eigenlijk de Roma-nationaliteit. Ik denk dat 40 of 50 procent van de mensen die zich bij de noodopvang melden, Roma is.” Zij hebben volgens Sviatodukh „problemen met drank en sigaretten”. En ze willen niet werken, niet integreren. „Ik betaal mijn belastingen, ik betaal de gemeente, ik leer elke dag Engels en Nederlands. Zij doen dat allemaal niet.”
Zoons van de Serdyuchenkofamilie staan voor het hotel te roken in de zon. De laatste anderhalf jaar melden zich veel grote families bij de opvang in Heerenveen.
Foto Kees van de Veen
Duits telefoonnummer
In een kamertje naast de receptie, waarvan de ramen uitzien op de hal, gaan zes van de acht net aangekomen Oekraïners aan de ene kant van de tafel zitten, Booij en Stratienko aan de andere kant. De ruimte is betegeld en aan de achtermuur hangen ingelijste foto’s: koeien, een tjalk en Vermeers Meisje met de parel. Stratienko pakt met een grijns een kussentje van de stoel: ‘This is my happy place’ staat erop.
Stratienko vertaalt, of eigenlijk voert ze het gesprek, want ze weet welke informatie Booij moet hebben. Laatste verblijfplaats, e-mailadres, telefoonnummer. De Oekraïense vader kijkt verloren. „Te-le-foon-num-mer”, zegt zijn vrouw. Hij drukt vergeefs op het zwarte toestel. Leeg?, vraagt Booij in het Engels. De man knikt. „Het is een Duits nummer”, vertaalt Stratienko. Dat komt zo wel, zegt Booij.
Hoe zijn ze hier gekomen? „Mijn broer heeft ons hierheen gereden vanuit Duitsland”, zegt de vrouw. Vierhonderd kilometer van Heerenveen. „Niet zoveel.”
Foto’s Kees van de Veen
Kunnen ze traplopen? Ja. Hebben ze dieren. Nee, zegt de man. Nee, zegt de vrouw. „Katten? Honden? Slangen?”, vraagt Stratienko. Ze lachen – Stratienko probeert de sfeer in het registratiehokje altijd wat losser te maken.
Als alle vragen zijn beantwoord, haalt Stratienko acht gele bandjes tevoorschijn. Met ballpoint is er ‘F2’ op geschreven, de naam van hun slaapzaal, en daarachter een reeks getallen, het ‘casusnummer’. Een van de zoons komt met de jongste binnen, ook om zijn smalle polsje gaat een bandje.
Booij heeft, als een piccolo met een hotelkar, hun lakens en handdoeken al naar slaapzaal F2 gebracht. Nu gaat de hele familie, ouders, kinderen, bagage, in de lift naar boven. Ze zoeken ieder hun bed op. De moeder maakt het draaiende gebaar van een sleutel naar Stratienko. „Nee”, zegt die, de deur van de zaal kan niet op slot. „Als je diamanten hebt, moet je ze bij je dragen.”
Na het intakegesprek lopen de vader en de oudste jongens van de nieuwe familie naar de auto en komen terug met plastic tassen vol kleren en meer koffers. Susan Haanstra kijkt het aan vanuit de hal. „Ze zullen hebben gedacht dat ze niet mochten blijven.”
Als de noodbedden zijn verdeeld, zegt vader Vytaly Serdyuchenko dat hij in Nederland werk zoekt en hier zijn kinderen naar school wil sturen. „Er is geen leven in Oekraïne, elke dag wordt er gebombardeerd”, zegt hij. Stratienko luistert en vertaalt. Hun huis in Kalynivka – een dorpje nabij Vinnytsja, een kleine tweehonderd kilometer ten zuidwesten van hoofdstad Kyiv, „dicht bij het front” – werd verwoest. Niemand was thuis toen het gebeurde, zijn vrouw Rada was bij haar moeder, maar alles was kapot. De buurman was dood.
De afgelopen drie jaar woonden ze in Duitsland, vertelt de vader. „Maar er is geen werk in Duitsland.” Of eigenlijk: „Ik moest dat werk zelf zoeken.”
Oekraïense Stratienko die tot dit moment dienstbaar de vragen en antwoorden van anderen vertaalde, begint nu ineens zelf vragen te stellen aan Vytaly Serdyuchenko.
„Wat is je beroep?”
„Alles, eigenlijk”, zegt de man schouderophalend. „Iets met ijzer.”
„Kregen jullie leefgeld in Duitsland, van de overheid?”
Serdyuchenko draait eromheen.
Stratienko priemt: „Ja of nee?”
Ja ja, antwoordt Serdyuchenko. „Niet meer dan 300 euro per persoon per maand.”
Dan richt ze zich tot een van de dochters, een meisje met op haar trui ‘T-NGZU IS YOUFUTURE’. „Wil je naar school”, vraagt Stratienko. „Het meisje knikt. „En dan niet alleen om te gaan, maar ook om echt te leren?”
Ze buigt zich omlaag. „Je had drie jaar school in Duitsland. Sprechen Sie Deutsch?”
Het meisje draait haar hand in een ‘beetje’-gebaar. Moeder Rada komt tussenbeide: „Saïd, onze oudste zoon, spreekt een beetje Duits.”
Kate Stratienko loopt terug naar beneden. Wat denkt ze? Lag het huis van de Serdyuchenko’s echt dicht bij het front? „Soms willen mensen de waarheid niet zeggen”, zucht ze. „Ik voel het, ik zie het. Maar ze hebben Oekraïense paspoorten, dus zijn ze vluchteling.”
Thailand was een van mijn mooiste eetvakanties van de voorbije jaren. De levendige, zijdezachte jungle curry’s in een hutje langs de weg, in de zwoele, klamme tropische avondwarmte, met de lekkerste, sappigste verse tofu. De trosjes groenepeperkorrels, vers van de stok, de levende degenkrabben op de markt. Ik heb daar compleet nieuwe smaken geproefd, zoals water bug: een soort kakkerlakachtig waterinsect dat door de feromonen die het mannetje produceert iets droppigs en tegelijk een enorm stuivend perenijs-parfum heeft. In hetzelfde restaurant nabij Krabi aten we plompe rauwe garnalen met chili en rauwe knoflook op hele schijfjes limoen, met schil en al. Kortom: allemaal dingen die ik in een Thais restaurant hier nog nooit was tegengekomen.
Tot vorige week.
Ik herkende dat rauwe-garnalengerecht meteen op de website van Khaosaan Road – Real Spicy Thai Food, in Den Haag. „Thai food is not only about ‘Tom Yam Kung’ (…) The restaurant concept is original Thai flavour, not Westernized like other Thai restaurants abroad. You may experience eating authentically hot Thai food just like eating in Thailand”, schrijven ze erbij.
Hell yeah, bring it on!
Khaosaan Road – een klein zaakje met twee verdiepingen aan de Nobelstraat – verwijst naar een beroemde, drukke uitgaanstraat in Bangkok, waar alle toeristen dronken worden. Het voelt onmiddellijk als een écht Thais eethuisje: de kokossuiker staat in dozen tegen de balie opgestapeld, een nieuwe koelkast staat in de hoek achter de tafeltjes nog in het karton, om een servetje of het bestek moet je af en toe zelf vragen. Maar wat het echt authentiek maakt is het bordje op de wc waarop een pictogram ons sommeert niet met je schoenen op de bril te staan en hurken.
Dan dat ‘real spicy Thai food’ – geen woord aan gelogen: het is echt Thais en echt pittig. De kaart – een plastic multomapje met insteekhoesjes – bestaat uit drie delen: een menu in het Thais, in het Chinees en in het Engels. Deels overlappen ze, maar de gerechten achterin lijken wat plichtmatig te zijn opgenomen, omdat die nu eenmaal bij een Thais restaurant verwacht worden. De penang curry is in ieder geval niet van het niveau van wat we nog meer eten, die is vooral enorm stoffig door een overmaat aan kurkumapoeder.
Huilende tijger
Voor in de klapper is waar je wezen moet. Daar moet wel Google Translate aan te pas komen. Dat levert soms wat vage vertaalde omschrijvingen: ‘tuin waadvissen’ blijkt gewoon dorade te zijn; wat ‘huilende tijger’ is blijft vooralsnog raadselachtig, die was op.
De verse garnalen liggen hier niet op schijfjes limoen, maar zijn wel besprenkeld met snippers kaffir-limoenblad en een gulle plas limoensap, waardoor het rauwe garnaalvlees licht wit uitslaat als ceviche, het limoenzuur haalt ook net de scherpe randjes van de overdadige hoeveelheid rauwe knoflook (je moet nog steeds niet willen zoenen dezelfde avond). Het doet in ieder geval eer aan de herinnering van het gerecht in Thailand. Maar nog lekkerder en verrassender is de rauwe krab. Een hele blauwe krab, in stukken, met eenzelfde soort dressing van vissaus, limoensap, suiker en chili, maar in een andere verhouding én met bladselderij. Een perfecte balans van zuur, zoet-pittig en die hartige selderijsmaak tegenover dat zachte, zoete verse krabvlees, mooi op kamertemperatuur. Wat een genot.
Larb – of laab – zie je in Nederland vaker. Een soort lauwe salade van gehakt vlees, meestal kip of varken, meestal in Noord-Thaise stijl, met veel limoen en citroengras. De larb ped hier is meer Isaan-stijl (een regio in het noordoosten) met rode ui, munt, geblakerde chilipepers en gemalen specerijen die een meer aardse smaak geven, die goed past bij de vlezigheid van de gehakte eend. Net zoals de notigheid van de geroosterde korreltjes sticky rice. Die horen er echt bij, maar worden lang niet altijd gebruikt bij de gemiddelde Thai. Ze geven niet alleen smaak en crunch, ze binden ook de saus aan het rulle gehakt, door het een beetje op te zuigen.
Wat het ook heel authentiek maakt is dat de larb echt ontzettend heet is. De vriendelijke dame in de bediening vroeg nog: hoe spicy willen jullie eten? Wij zeiden heel stoer: gewoon zoals het hoort. Tijdens het eten ging het nog wel, het was vooral de volgende ochtend echt geen plezier. Maar dat hoort bij het werk, ik heb het graag voor u over.
Een prominent gerecht op de kaart is de ‘knapperige Duitse varkenspoot’. Het betreft een goed in kleurzout gepekelde, want intens roze, maar niet té zoute hamschijf, zachtgegaard en vervolgens knapperig diepgoud gefrituurd. Het vlees is megazacht (je trekt het bot er zonder enige moeite uit) en niet droog, de huid crispy als buikspek, het vet loopt eruit als je het mes erin zet. Niets mis mee, maar het wordt echt interessant door de sausjes. De één is donkerbruin, aards-zuur van de tamarinde, met schilfers geblakerde chili en geroosterde chilipoerder en vermoedelijk iets van soja. De ander superfris, fruitig van limoensap en verse chilipeper, met rauwe knoflook, vissaus, suiker en limoenblad. Allebei heel anders, maar allebei heel Thais en lekker zuur, om door dat vette varken heen te snijden.
Het enige dat we niet hebben gezien vanavond is koriander. De dames uit de keuken zeggen het niet te gebruiken omdat veel van hun Chinese clientèle daar allergisch voor is. Dat is dan weer niet zo authentiek. Aan de andere kant is die Chinese clientèle wel de reden dat we hier de avontuurlijke, échte Thaise gerechten kunnen eten, gerechten waar de gemiddelde Nederlander zich doorgaans niet aan zal wagen. You win some, you lose some. Khaosaan Road is een heerlijke ontdekking.
„Hij heeft een onuitwisbare indruk gemaakt op hoe we denken over onze onafhankelijkheid, sociale rechtvaardigheid en het gebruik en misbruik van politieke en economische macht”, reageerde president William Ruto op de dood van wat vermoedelijk de meest indrukwekkende Oost-Afrikaanse schrijver is. Ngugi wa Thiong’o, woensdag op 87-jarige leeftijd overleden in de VS, maakte vele malen kans op de Nobelprijs voor de Literatuur. Zijn toon was vaak satirisch en hij bespotte de clowneske en corrupte praktijken van regeringsleiders.
De toenmalige president Daniel arap Moi las in 1986 een boek over een zekere Matigari. Hierin wordt verteld dat deze Matigari uit de bergen terugkeert en de verkwanselde idealen van de onafhankelijkheidsstrijd hekelt. Moi herkende er zijn eigen beleid in en gaf onmiddellijk het bevel Matigari te arresteren. Maar wat bleek? De man was een personage in een gelijknamige roman van Ngugi. De president nam zijn verlies en trok het bevel in, maar hij liet wel alle exemplaren uit de handel halen.
Schrijven op wc-papier in de cel
Het is een van de vele verhalen die het leven en werk typeren van de roman- en toneelschrijver, essayist en activist Ngugi wa Thiong’o wiens leven en werk in het teken stond van de antikoloniale agitatie en strijd om waardigheid.
Kenia’s bekendste schrijver werd in 1938 op het platteland geboren als een van de 28 kinderen die zijn vader had gekregen bij zijn vier vrouwen, en tevens het enige kind dat naar school mocht. Thuis en op de lagere school spraken ze de taal van de Kikuyu, totdat in 1952 de Britse kolonisator alle scholen sloot waar geen Engels werd gesproken. Wie verder wilde leren, moest dat voortaan op een Engelstalige school doen – wie met een klasgenootje toch Gikuyu sprak, kreeg een bord om de nek met de woorden ‘I’m stupid’ of ‘I’m a donkey’.
Het idee dat de geest wordt gekoloniseerd door een taal en cultuur op te dringen vat post bij de jonge Ngugi. Een besef dat sterker wordt wanneer hij van 1952 tot 1962 opgroeit ten tijde van de onafhankelijkheidsoorlog. Wanneer Ngugi in 1963 debuteert met het toneelstuk The Black Hermit gebeurt dat nog in het Engels. Hij gaat dan nog door het leven als James Ngugi, de naam die hem op school was toebedeeld. Eind jaren zestig zal hij daar korte metten mee maken en door het leven gaan als Ngugi wa Thiong’o.
In 1977 verschijnt van zijn hand Ngaahika Ndeenda (of I Will Mary When I Want), een toneelstuk over het post-koloniale tijdperk. Het leidt tot zijn arrestatie en de vernietiging van zijn theater door de politie. Op Oudjaarsdag van dat jaar belandt hij in een zwaarbewaakte gevangenis, cel 16, waar hij begint aan zijn roman Caitaani Mutharabaini (of Devil on the Cross). Bij gebrek aan schrijfpapier gebruikt hij het wc-papier in de cel.
Beste boek in ballingschap
Wanneer Ngugi ter promotie van deze roman in 1982 in Engeland is, krijgt hij de tip niet terug te keren naar Kenia, omdat hij bij aankomst direct weer gearresteerd zal worden. Het is het begin van een ballingschap, waarbij hij in 1989 Engeland verruilt voor de Verenigde Staten.
Ngugi beschrijft de problemen die horen bij het opleggen van een taal bij een cultuur die daar niet geschikt voor is in zijn essay Decolonising the Mind (1986). Hoewel hij inmiddels een bekende schrijver was, moest zijn beste roman nog verschijnen. Het is 2004 wanneer hij Murogi wa Kagogo (of Wizard of the Crow) voltooit, geschreven in het Gikuyu. Niet alleen Moi, maar vele dictators staan in dit satirische boek model voor de leider in het fictieve land ‘Free Republic of Aburiria’. De leider van het land (Ruler wordt hij genoemd) is al langer aan de macht dan ieder ander zich kan herinneren. Deze Heerser bepaalt alles, tot en met het verloop van tijd: ‘People make History, the Ruler makes His Story’. Om de leider te plezieren wordt besloten een ‘Marching to Heaven’ te beginnen.
Het was in dit boek dat hij voor het eerst afstand deed van het sociaal-realisme. In een interview met The Guardian legde hij uit dat het onderwerp van deze roman het simpelweg onmogelijk maakte om realistisch te schrijven: „Hoe maak je een satire van iemand als Moi, die van zijn ministers vraagt dat ze papegaaien zijn?”