De economische transfer van het jaar, een aardbeving, een donderslag. De Franse pers komt superlatieven tekort bij het beschrijven van het vertrek van Renault-topman Luca de Meo (58), dat de Franse autobouwer zondagavond aankondigde. De Italiaan ruilt de autoproducent volgens Le Figaro half juli in voor Kering, het luxegoederenconglomeraat waar merken als Gucci, Saint Laurent en Balenciaga onder vallen. Bij Kering komt ruimte vrij omdat topman François-Henri Pinault (63), de man die het concern de afgelopen twee decennia groot maakte, een stap terug doet.
De overstap van De Meo is een verrassing. De Franstalige Italiaan heeft zijn hele carrière in de auto-industrie gewerkt: hij begon ooit bij Renault in Italië en werkte later bij onder meer Fiat en Seat. Er gingen verhalen rond dat als hij bij Renault zou vertrekken, hij naar concurrent Stellantis zou gaan. En hij werkte nog maar vijf jaar bij Renault. De door De Meo bedachte renaulution, een wat ongelukkige combinatie van de merknaam en het in Frankrijk immer aansprekende révolution, is nog maar net afgerond.
Lees ook
Lees ook: Autofabrieken in de knel door Chinese greep op zeldzame aardmetalen
Partnerschappen en ontslagen
Nadat De Meo in 2020 aantrad als bestuursvoorzitter moest hij het bedrijf door allerlei crises loodsen. Van de coronapandemie, die een verlies van 8 miljard euro en het ontslag van 15.000 mensen betekende, tot het verlaten van de Russische markt nadat Rusland Oekraïne binnenviel in 2022 (2,3 miljard euro verlies). Renault (dat voor 15 procent in handen is van de Franse staat) was groot in Rusland, als eigenaar van Lada.
Maar later begonnen zich de contouren van zijn ‘revolutie’ af te tekenen. Hij bracht onder meer de tak van Renault die brandstofmotoren maakt onder in een samenwerking met het Chinese Geely. Zo kon het automerk zich volledig gaan richten op het ontwikkelen van elektrische aandrijflijnen. Anders dan concurrenten als Volkswagen is Renault niet zelf gaan investeren in de maak van batterijen, maar ging het partnerschappen aan met batterijproducenten als het Franse Verkor. Nieuwe modellen van Renault vielen ondertussen in de smaak bij consumenten.
De hervorming wierp zijn vruchten af: na een aantal moeilijke jaren voor De Meo’s komst geldt het merk inmiddels als een van de weinige Europese autofabrikanten die er echt goed voorstaat. De afzet groeide vorig jaar met 7,4 procent tot 56,2 miljard euro en binnen de Europese Unie is Renault de eerste vijf maanden van dit jaar ruim 7 procent meer gaan verkopen in vergelijking met vorig jaar.
Niet alles lukte De Meo: de herstructurering van de samenwerking met het Japanse Nissan in 2023 en investeringen in het merk Alpine, dat auto’s maakt voor de Formule 1, hebben nog niet de gewenste resultaten geleverd. En de verkoop op de Franse markt neemt af (-2,1 procent in de eerste vijf maanden van dit jaar). Ook is het de vraag hoe goed Renault is toegerust op de uitdagingen waar alle Europese autobouwers nu mee te maken hebben: de vraag naar elektrische voertuigen stijgt niet zoals gehoopt en concurrenten uit voornamelijk China hijgen in de nek.
Toch gelden De Meo’s vijf jaar aan de top als een succes. „Wie had dat gedacht?”, zei De Meo in februari. „Een bedrijf dat nog geen vier jaar geleden op de rand van de afgrond balanceerde, wordt nu naar het podium van de Europese producenten gekatapulteerd terwijl degenen die gisteren nog onzinkbaar leken, de noodsignalen ontsteken.” Ook op de beurs is te zien dat De Meo wordt beschouwd als een kundig topman: na de aankondiging van zijn vertrek bij Renault daalde diens beurskoers met 7 procent, terwijl die van Kering met ruim 9 procent omhoog schoot.
Lees ook
Lees ook: Personenauto’s veel zwaarder, vooral door opmars elektrische auto’s
Neus voor marketing en horloges
Bij Kering zullen ze blij zijn met De Meo’s komst. De aandeelhouders stuurden al langer aan op een scheiding van de taken van president van de raad van commissarissen en voorzitter van de raad van bestuur. Die worden momenteel beide bekleed door François-Henri Pinault, de zoon van de oprichter die het familiebedrijf twintig jaar leidde.
Pinault verzette zich volgens Le Monde lange tijd tegen dit plan. Maar door een reeks van crises en na een ontmoeting met De Meo zou hij overstag zijn gegaan. Pinault zou gecharmeerd zijn van de Italiaan, zijn neus voor marketing en zijn voorliefde voor dure horloges. Pinault blijft wel aan als voorzitter van de raad van bestuur.
Ook bij Kering zal De Meo aan de bak moeten, want ook dit bedrijf staat er niet goed voor. Wereldwijd hebben luxemerken het zwaar, maar bij Kering spelen aanvullende problemen. Met Gucci, dat in 2023 nog de helft van de verkoopcijfers van Kering verzorgde, gaat het erg slecht sinds artistiek directeur Alessandro Michele in 2022 vertrok. Ook Saint Laurent kampt met financiële problemen, en de aandelenkoers van de multinational daalde met ruim 60 procent in twee jaar tijd. Zal de Italiaanse topman hier een Kervolution weten te bewerkstelligen?
Hun vier kinderen verklaarden hen voor gek. Het servies, de klok, het bed, een oude kast van hun zoon (inmiddels overgeschilderd in zalmroze) en ook de eigenlijk veel te grote ovale eettafel: alles verhuisde mee naar hun nieuwe huurwoning. „Als je binnenkomt tussen je eigen spulletjes, voel je je eerder thuis. Alsof het je oude huis nog is”, zegt Trudy van Huizen. „Het enige dat we nieuw hebben gekocht, zijn deze eettafelstoelen”, vertelt haar man Wiebe, wijzend naar de stoelen waar we op zitten. „Verder niks.”
Hun kinderen stonden er meewarig naar te kijken. Wiebe: „Mijn zoon zegt altijd: ‘Als jullie komen te overlijden, zet ik een container voor de deur en dan pleur ik alles er gelijk in’.”
Op 21 april verhuisden Trudy (71) en Wiebe (74) van hun jaren zeventig-eengezinswoning in het Noord-Hollandse stadje Schagen naar een levensloopbestendige woning in het nabijgelegen dorp Schagerbrug. Hun nieuwe huis is er een in een rijtje van zes, in het nieuwe woonwijkje Dijkzicht. Binnen ruikt het nog naar nieuw, sommige spullen zitten nog in dozen. De gordijnen komen over een maand en Wiebe gaat nog twee stoepstenen doorzagen om het paadje naar de voordeur af te kunnen maken.
In Schagen hadden we gróte ramen, gróte vensterbanken. Die mis ik hier
De katten Tijger (die gezellig op tafel zit en geaaid wil worden) en Frummel (die gelijk wegvlucht als er een vreemde binnenkomt) waren snel gewend, maar vooral voor Trudy was de overgang naar het nieuwe huis veel lastiger. „Ik was niet zo positief”, vertelt ze. „In Schagen hadden we gróte ramen, gróte vensterbanken. Die mis ik hier.” In het midden van het huis, waar Trudy graag een boek leest en Wiebe zijn krant, „is het donker”, zegt Trudy. „Dat vind ik een groot nadeel. En dan is het nu nog mooi weer.”
En dan is er de tuin van zo’n twaalf vierkante meter, door Trudy consequent „ons postzegeltuintje” genoemd. Hun oude tuin was twintig meter diep: „Die mis ik best wel. Ik ben gek van bloemen en hou van tuinieren. We hadden een hele grote boom, een Japanse sierkers. Die hebben we nog net in bloei zien staan voordat we vertrokken.” Gelukkig hebben ze nog hun volkstuin van 500 vierkante meter, in Schagen. Elke ochtend gaan ze erheen. „Die is heel belangrijk voor mij”, zegt Wiebe. „Ik kan er hier ook wel een krijgen, maar daar heb ik mijn sociale contacten.”
De bovenverdieping van Trudy en Wiebe van Huizen. Foto John van Hamond
Proosten
49 jaar woonden Trudy en Wiebe in hun woning in Schagen, zo’n 1.800 meter verderop. Hun vier kinderen groeiden er op. De kinderen zijn allemaal uit huis en getrouwd. In het hek tussen hun tuin en die van de buren zat een gat. Wiebe: „Dan dronk de buurman ’s avonds een jenevertje buiten, en ik een biertje. Dan proosten we door het gat in het hek.” Het hele buurtje was toen gezellig, zegt Trudy. „Zeker in het begin. Allemaal mensen van dezelfde leeftijd, allemaal kleine kinderen. Iedereen kwam gewoon bij elkaar binnenlopen. We hadden altijd de achterdeur open.”
Zes jaar geleden begonnen Wiebe en Trudy voor het eerst na te denken over verhuizen naar een ouderenwoning. Trudy: „Wiebe werd heel ziek en toen had ik in een flits zoiets van: ‘O jee, als er wat met hem gebeurt, dan wil ik hier weg zijn’.” Toen het weer beter ging met Wiebe wilde Trudy het toch maar laten zitten, maar nu bleek Wiebe enthousiast: „Ons huis was niet geschikt voor een rollator. Een eventuele traplift zou bij ons voor de slaapkamerdeur eindigen. Niet handig. Doorstromen naar een levensloopbestendige woning is dan idealer. Dan kan er ook weer een nieuw gezin in ons huis.” Hij vertelt ook dat een heleboel mensen met wie ze contact hadden, inmiddels waren overleden. „Dan krijg je toch minder contacten in zo’n buurt.
Wat ook meespeelde, zegt Trudy, is dat er veel schimmel en vocht in hun woning zat. „De woningbouw deed er van alles aan, maar het bleef terugkomen.” Hun oude huis had ook onhandig hoge drempels. Wiebe moest een keer een vriendin van Trudy – slecht ter been – over de drempel tillen om haar het huis in te helpen. Dat was zwaar. Wiebe: „Je kan beter een zak aardappelen tillen.”
Voor hun levensloopbestendige woning betalen ze 50 euro per maand meer huur („Dat sparen we door een lagere energierekening waarschijnlijk wel weer uit”), maar daarvoor krijgen ze een huis zonder drempels, met bredere deuren waar een rollator of rolstoel doorheen kan, een ruime douche en wc op de begane grond, een extra brede trap en een slaapkamer beneden.
Trudy en Wiebe van Huizen verhuisden onlangs naar een levensloopbestendige woning. De badkamer (begande grond) grenst aan de slaapkamer.
Foto John van Hamond
Supermarkt, dokter en apotheek
Voor de zes levensloopbestendige woningen in het rijtje van Trudy en Wiebe waren 150 belangstellenden, zegt Wiesje van der Weide, directeur-bestuurder bij woningcorporatie Wooncompagnie. „Dat is best stevig. En dat zien we op meer plekken. Als er voorzieningen in de buurt zijn, zoals een supermarkt, dokter en apotheek, is de belangstelling zelfs nog groter.”
Van de 14.500 huurwoningen van de Wooncompagnie is een derde geschikt „om oud in te worden”, zegt Van der Weide. Tegelijkertijd is bijna twee derde van haar huurders 55 jaar of ouder, de gemiddelde leeftijd is 59 jaar. „De vergrijzing woont al bij ons.”
Binnen de komende tien jaar wil Wooncompagnie 2.600 nieuwe woningen bouwen, in driekwart daarvan kan je „ouder worden”. Al is die bouw nog een behoorlijke uitdaging. Naast de bekende problemen (stikstof, lange procedures, bezwaar van omwonenden) speelt er bij ouderenwoningen nog meer: de onvoorspelbaarheid van inkomsten (zoals het inmiddels gesneuvelde kabinetsplan om de huren te bevriezen) en de hoge bouwkosten. Van der Weide: „Ze zijn duurder om te bouwen. Je hebt veel meer ruimte nodig, omdat alles op de begane grond is. Iedere centimeter extra oppervlakte kost geld.”
In Schagen hadden we gróte ramen, gróte vensterbanken. Die mis ik hier
Onlangs waarschuwde de Algemene Rekenkamer al dat het kabinetsplan om tot en met 2030 290.000 ouderenwoningen te bouwen waarschijnlijk niet wordt gehaald. Afspraken over de bouw zijn vertraagd en concrete plannen zijn er te weinig.
Uit onderzoek onder de eigen huurders van Wooncompagnie blijkt dat het grootste deel het liefst in hun ‘oude’ woning wil blijven wonen. Pas als ze een „fantastisch verleidelijk aanbod” krijgen of „als mensen ouder worden en dingen minder makkelijk gaan”, gaan ze verhuizen. Veel ouderen vinden verhuizen „gedoe”, zegt Van der Weide. „Denk aan de klusjes die gedaan moeten worden, zoals het weer ophangen van de klok. Of je spullen inpakken. In een deel van ons gebied hebben we een 55+-regeling. Dan kan je een bijdrage krijgen van 1.000 euro om de verhuizing zelf te organiseren, of je zet dat geld in voor een klussenhulpdienst. Dan gaan we je letterlijk helpen bij je verhuizing.”
Lees ook
Doorschuiven op de woningmarkt: ‘Je moet ouderen verleiden hun grote huis te verlaten’
Veranderingen
Daarnaast is verhuizen voor ouderen „een ingrijpende gebeurtenis”, zegt Van der Weide. „In je wooncarrière ga je meestal elke keer wat groter wonen, als je ouder wordt is dat precies andersom. Dat is een ‘psychologische bocht’ die je moet nemen.”
Als je ouderen wilt verleiden tot verhuizen, moet je niet alleen praktische en financiële bezwaren wegnemen, maar ook „de psychologische drempels”, zegt Wilco van Dijk, hoogleraar Economische psychologie en haar toepassingen aan de Universiteit Leiden. Van Dijk schreef een paar jaar geleden mee aan een volkshuisvestings-advies voor het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij zegt: „Mensen zijn heel erg gehecht aan hun huis, hun tuin, hun buurt, aan de winkels waar ze altijd komen. Ze krijgen een psychologische binding met hun huis. Ze weten wat ze hebben, maar niet wat ze krijgen. En hoe ouder je wordt, hoe lastiger het is om met veranderingen om te gaan.”
Probeer als beleidsmaker daarom meer vanuit de psyche van de oudere te denken, adviseert Van Dijk. Bied ze de kans om binnen de eigen buurt te verhuizen. Laat buurtbewoners zich gezamenlijk inschrijven voor een nieuwbouwproject. Zorg dat er een zorgcentrum in de buurt is, met een huisarts, een tandarts, een fysiotherapeut. „Probeer in een vroeg stadium uit te zoeken wat ouderen graag willen en wat ze belangrijk vinden. Nu wordt er vaak vanuit gegaan dat we wel weten wat mensen willen.”
Brede deuren, brede trap: bevorderlijk voor de levensloopbestendigheid.
Foto John van Hamond
Prutbende
Toen ze tijdens de kijkdag bij hun huis-in-aanbouw in Schagerbrug kwamen kijken, schrok Trudy zich rot. Het was slecht weer, regen, en de achtertuin was één grote prutbende. „Wat een miezerige huizen, dacht ik. Het zag er heel rabbig (Westfries voor rafelig, ruw) uit. Verschrikkelijk. De muren waren heel lelijk, er zat nog geen keuken in. Ik zei tegen Wiebe: ‘Dit weigeren we hoor. Van mij hoeft het niet meer, hier ga ik niet wonen’. Ik zag het echt niet zitten.”
Haar kinderen zeiden dat ze ‘erdoorheen’ moest kijken. Wiebe zei dat ook. En Trudy liet zich overhalen.
Het huis is nu af, de wijk nog niet. Er ligt overal zand. „De wind hier is vervelend, in Schagen zaten we ingebouwd” zegt Trudy. „Af en toe lijkt het net of we op het strand zitten. Dan stuift het zand door de straat.” „Een woestenij”, beaamt Wiebe. Dat gaat nog wel tot het eind van het jaar duren, verwacht hij. Door het voorraam kan je de toren van Schagen zien. „Dat vind ik dan toch wel leuk”, zegt Trudy.
Ze moeten nog „een beetje inburgeren in het dorp”, zegt Trudy, „maar dat komt wel.” Veel plekken om dat te doen, zijn er niet: in Schagerbrug zijn een snackbar, een restaurant, een dorpskroeg, zegt Trudy. „Maar ze hebben hier in het dorp ook van die spelletjesmiddagen. Misschien kan ik dat in de herfst gaan doen.” Ze heeft uiteindelijk vrede met de verhuizing. „Nu hebben we zelf kunnen beslissen wat we doen. Je weet nooit wat de toekomst brengt.”
De wijk waar Trudy en Wiebe wonen is nog niet voltooid.
Volgens de overlevering was het protest tegen de plaatsing van kruisraketten – in 1983 in Den Haag – met 550.000 deelnemers het grootste in de Nederlandse geschiedenis. Er werd door de organisatie hard gerekend om het aantal aanwezigen in te schatten – daarvoor keek ze onder meer naar de verkoop van treinkaartjes en het aantal gehuurde bussen. Logisch, want het aantal mensen dat op komt dagen, laat zien hoeveel draagvlak de boodschap geniet.
Aantallen zijn politiek, ziet ook Stefan Verwer, communicatiemanager bij Oxfam Novib. Verwer werkte mee aan de inschatting van het aantal mensen dat afgelopen zondag de Rode Lijn-demonstratie van Oxfam Novib bijwoonde.
Sommige betogers haakten af bij het Vredespaleis, bijvoorbeeld mensen die slecht ter been waren
Die middag meldde de organisatie dat 150.000 mensen aanwezig waren bij het protest in Den Haag. Met de demonstraties wil de organisatie doorgaan totdat „de Nederlandse politiek de Rode Lijn trekt en de Nederlandse medeplichtigheid aan Israëls oorlogsmisdaden stopt”.
Oxfam Novib had deze keer goed uitgedacht hoe het aantal deelnemers te tellen, zegt Verwer: „We wilden voorkomen dat het bij een ruwe schatting bleef. Er wordt vaak geprobeerd de opkomst lager voor te stellen dan die daadwerkelijk is.”
Dat ervoer hij na de vorige Rode Lijn-demonstratie van 18 mei, die werd ingeschat op honderdduizend deelnemers – een aantal waarvoor niet zo’n uitgebreide onderbouwing was als deze keer.
‘Sfeerbeheerders’
Hoe kwam Oxfam Novib tot de schatting? Met behulp van ongeveer vijftig ‘sfeerbeheerders’, die ervoor moeten zorgen dat de demonstratie niet uit de hand loopt. Die stonden langs de aanlooproutes naar het Malieveld en op het terrein zelf. Later stonden ze ook langs de stoet die door de stad trok. Op drie afgesproken momenten maakten ze foto’s van hun locatie. Een collega verderop, achter een computer, stelde vast hoeveel personen er gemiddeld per vierkante meter stonden. „We hebben de gegevens ingevoerd in MapChecking”, zegt Verwer. Dat is een online tool die aan de hand van de dichtheid van mensen en het oppervlak het aantal aanwezigen schat.
MapChecking wordt ook door sommige gemeenten en de politie gebruikt bij evenementen. Maar: „Het blijft voor een groot deel mensenwerk.”
De eerste telling, waar 150.000 uitkwam, was tussen 13.00 en 13.30 uur, zegt Verwer. Het was het drukste moment aan het begin van de mars. Latere tellingen waren iets lager, onder andere omdat een deel van de deelnemers onderweg stopte of voortijdig vertrok. „Sommigen haakten af bij het Vredespaleis, bijvoorbeeld mensen die slecht ter been waren.”
Het verschil tussen de hoogste en de laagste meting was volgens Verwer maximaal vijfduizend mensen.
Lees ook
Aantallen, daar draait het om op de tweede Rode Lijn-demonstratie
Politie
In nieuwsberichten kwamen ook heel andere aantallen naar voren: enkele tienduizenden, „honderdduizend”, schreef de NOS. En persbureau ANP schatte op een bepaald moment zeventigduizend mensen.
Hoe zit dat? Ze maakten volgens Verwer vooral een inschatting op het oog. Dat is bijna niet te doen als het om zoveel mensen gaat, zegt hij. „Op ons podium werd aanvankelijk ook door iemand het getal 100.000 genoemd, nog voordat wij onze onderbouwde inschatting hadden gedaan.”
Oxfam Novib was deze keer de enige die systematisch telde. De politie schatte in het verleden vaak achteraf de opkomst, maar niet langer, zegt woordvoerder Suzanne van de Graaf van de landelijke politie. De politie merkte dat haar inschattingen vaak verschilden van die van de organisatie, wat vervolgens tot onmin leidde. „Het blijven schattingen.”
Zulke onenigheid ontstond bijvoorbeeld bij de mars Samen voor Nederland, in 2021. De organisatie wilde een geluid tegen de coronamaatregelen laten horen. De gemeente sprak van ruim twintigduizend demonstranten, de organisatie ging uit van vijftigduizend tot honderdduizend mensen. „Zo wilden wij het niet”, zegt Verwer. „Je wil niet dat de discussie gaat over het aantal mensen, in plaats van over de boodschap.”
Lees ook
Zette Belgrado een geluidswapen in tegen betogers? ‘Het voelde alsof iemand mijn gezicht had opgeblazen’
De TU Eindhoven bevriest de samenwerking met de Israëlische technische universiteit Technion. Ook gaat de onderwijsinstelling vóór 15 juli een expertcommissie aanstellen om andere „gevoelige samenwerkingen” te beoordelen, te beginnen bij samenwerkingen met Israëlische instituties. Dat heeft het bestuur maandag bekendgemaakt.
In de tussentijd gaat de universiteit geen nieuwe samenwerkingen aan met Israëlische instellingen vanwege „de humanitaire catastrofe” in Gaza. Voor samenwerkingen met individuele onderzoekers gelden de maatregelen niet. Wel roept het bestuur op daarbij „extra voorzichtig” te zijn.
De universiteit Technion heeft volgens het bestuur „onmiskenbaar sterke banden” met de Israëlische defensiesector, waardoor samenwerking niet meer te verantwoorden is. Eerder namen de Universiteit van Amsterdam, de Radboud Universiteit in Nijmegen, Tilburg University en de Erasmus Universiteit Rotterdam soortgelijke maatregelen.
De samenwerking met Israëlische partners is er volgens de TU Eindhoven „altijd op gericht de wereld beter te maken”. Maar sommige projecten kunnen als ‘dual use‘worden aangemerkt, wat inhoudt dat ze voor zowel civiele als militaire doeleinden gebruikt zouden kunnen worden.