Weesperpoortstation. Erik Klein Wolterink, 2019 Foto Erik Klein Wolterink
„Wat was het toen mooi, waarom is het nu zo lelijk?” Een bezoeker van de fototentoonstelling Déja vu in de hal van het Stadsarchief Amsterdam uit haar verbazing. Fotograaf Erik Klein Wolterink (1965) vergelijkt in zijn fotoserie de stad van toen met die van nu. De reeks verscheen vanaf 2019 in de zaterdagbijlage PS van Het Parool, elk hoofdstedelijke dubbelportret voorzien van een korte begeleidende tekst.
Uitgangspunt vormt een historische foto uit het archief, soms anoniem, soms van bekende fotografen als Jacob Olie of Ed van der Elsken. Door exact vanuit hetzelfde standpunt te fotograferen, soms met een groothoeklens om meer speelruimte te creëren, herschept Klein Wolterink de plek van toen in de stad van nu.
Het is een beproefd procédé. Hele bibliotheken kun je vullen met fotoboeken waarin die twee samenkomen.
Een kleine greep: Amersfoort toen en nu, Arnhem toen en nu, Muiden in oude ansichtkaarten: toen en nu, Toen en nu: Zevenbergen 1300-1983 , Zeist, vroeger en nu. 100 jaar verandering, zelfs Amsterdam toen en nu: in de voetsporen van Vincent van Gogh en ook Verrassend Rotterdam: historische plekken nu en toen. Rotterdam draait het dus om, eerst het nu, daarna het destijds.
Mooier of lelijker?
Of de gefotografeerde plaatsen er mooier op zijn geworden, dat is een cruciale vraag die de expositie onbeantwoord laat. De begeleidende tekst biedt geen enkel esthetisch of ethisch oordeel. Veel werd rücksichtlos gesloopt. Vlooienburg bijvoorbeeld, een voormalige Joodse wijk, waar nu de Stopera ligt. Of de Nieuwmarktbuurt, stukken Jordaan, Kattenburg. Er zijn dramatische veranderingen te zien van plaatsen die nu onherkenbaar zijn. Zoals de foto van het Weesperpoortstation uit 1901, een kopstation voor de verbinding met Utrecht. Nu het Rhijnspoorplein op de kruising van Wibautstraat en Eerste Oosterparkstraat.
Bezoekers van de expositie die bij de foto’s herinneringen ophalen zijn minstens zo interessant als de foto’s zelf. Luister maar eens mee naar de verhalen. Dan valt op hoeveel kennis er leeft. De aanbouw ofwel ‘badkuip’ van Mels Crouwel uit 2012 van het Stedelijk Museum verliest het van de oorspronkelijke Sandbergvleugel, gesloopt in 2006. Dit is wat de bezoeker zo betreurde. Natuurlijk, elke stad is voortdurend aan verandering onderhevig, zo ingrijpend dat vaak niets meer herinnert aan vroeger. Zo geeft de expositie herinneringen terug aan wat we bijna of soms helemaal waren vergeten. Of dat we niet kenden, maar nu wel beseffen: zo was het toen.
Fotoproject Déjà vu van Erik Klein Wolterink. Stadsarchief, Amsterdam. T/m 29/9. Inl: amsterdam.nl/stadsarchief
NDSM-terrein, 1947: Al in 1915 staan hier scheepswerven, die 1946 fuseren tot de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij: de NDSM. Foto Stadsarchief Amsterdam
Vanaf 1970 raakt de NDSM in de problemen en in 1984 sluit ze haar deuren. Nu is het een thuishaven voor vele ateliers, galeries, festivals en allerlei culturele evenementen. Foto Erik Klein Wolterink
Smaragdplein, 1941: Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Amsterdam 234 openbare schuilplaatsen en schuilkelders. Deze waren verspreid door de hele stad waaronder op het Smaragdplein. Foto Stadsarchief Amsterdam
Sinds 2019 staat op het Smargdplein in Amsterdam een vernieuwde voetbalkooi. Erik Klein Wolterink
Osdorpplein, 1971 De beeldengroep Schaapjes, ook wel Lammetjes genoemd, van Gerrit Bolhuis staat al sinds 1966 op het Osdorpplein.
Osdorpplein nu: de Lammetjes zijn er nog, de winkels veranderd.
Museumplein, 1960: In 1953 werd in het verlengde van de passage onder het Rijksmuseum een klinkerweg aangelegd, ook wel Kortste snelweg van Nederland genoemd.
Foto Stadsarchief Amsterdam
Na de bouw van een ondergrondse parkeergarage werd het Museumplein in 1999 opnieuw ingericht, naar ontwerp van Sven Ingvar Andersson.Erik Klein Wolterink
Het kan iedereen overkomen: een ongeval of een ziekte die ervoor zorgt dat je je beroep niet langer kunt uitoefenen. Het afgelopen jaar ontvingen meer dan 800.000 mensen een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wat moet je doen als je plotseling arbeidsongeschikt raakt? En hoe kan je je erop voorbereiden?
Voorbereiden op…
Arbeidsongeschiktheid is een thema waar de meeste mensen pas over na gaan denken als ze er mee te maken krijgen. Dat zou anders moeten, zegt Karin Radstaak van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Ze vergelijkt arbeidsongeschiktheid met andere belangrijke levensgebeurtenissen als het krijgen van een kind, of een scheiding. Of situaties die je niet verwacht, maar waarvoor je je wel verzekert. „Als je een brandverzekering afsluit, vraag je je af hoeveel je inboedel waard is”, aldus Radstaak.
Op eenzelfde manier is het volgens haar nuttig om na te denken over de situatie waarin je arbeidsongeschikt zou raken. „Wat gebeurt er dan? Met welke partijen kom je in contact? Wat voor regelingen zijn er?” Het Nibud heeft daarom een stappenplan opgesteld in voorbereiding op arbeidsongeschiktheid.
Naast het vergaren van informatie over arbeidsongeschiktheids- en ondersteuningsregelingen, is het verstandig te kijken naar waar je zou kunnen besparen en, om indien mogelijk, wat geld als buffer opzij te zetten. Radstaak: „Het hangt natuurlijk af van de mate waarin je arbeidsongeschikt raakt en of je daarnaast nog kan werken, maar het is sowieso goed te weten wat je financieel te wachten kan staan.” Als je onder een bepaald inkomensniveau terechtkomt, heb je bijvoorbeeld recht op huur- of zorgtoeslag, terwijl je daar eerder niet mee te maken hebt gehad.
Ook de manier waarop je werk georganiseerd is, speelt daarbij een grote rol. „In loondienst word je nog twee jaar in staat gesteld terug te keren als je ziek bent, maar als zelfstandige moet je je afvragen of je een arbeidsongeschiktheidsverzekering moet afsluiten of in een broodfonds moet stappen,” aldus Radstaak.
Handelen bij…
Als je bent uitgevallen is het altijd aan te raden te vragen of er iemand over je schouder mee wil kijken. „Je hebt dan zelf al genoeg zorgen over wat er met je aan de hand is”, zegt Radstaak. „Dus als iemand die je vertrouwt je kan helpen uitzoeken voor wat voor regelingen je eventueel in aanmerking komt, is dat heel nuttig.” Ook gemeenten hebben daarin een rol te vervullen, maar voor hen is het moeilijker om mensen te benaderen, onder meer vanwege groeiend wantrouwen in de overheid.
Naast wantrouwen speelt bij het vragen om hulp ook schaamte vaak een rol, ziet arbeidsdeskundige Janthony Wielink. Hij helpt vaststellen in hoeverre iemand nog kan werken en ondersteunt bij het voorkomen en herstellen van arbeidsongeschiktheid. „Mensen denken dat arbeidsongeschiktheid hen niet overkomt en worden dus altijd verrast. Het is helemaal geen schande om hulp te vragen, want alles wat er op je afkomt kan behoorlijk ingewikkeld zijn.”
In het proces na een ziekmelding is een open communicatie tussen werknemer en werkgever van groot belang, weet Wielink. Hij ziet dat beide partijen vaak onvoldoende om de tafel zitten om een gezamenlijk doel en een pad daar naartoe uit te stippelen. „Heel vaak wordt dat uitbesteed aan een arbodienst,” zegt hij. „En dat is dan een externe partij die gewoon zijn ding doet, terwijl het wel om jouw toekomst gaat.” Met een open dialoog en duidelijke verwachtingen kunnen werknemer en werkgever samen nadenken over welke werkzaamheden op termijn weer hervat kunnen worden.
Het doel moet duidelijk zijn en betrokkenen moeten denken in mogelijkheden over hoe dat te bereiken, stelt de arbeidsdeskundige. „Het hoofddoel is altijd terugkeren naar je eigen werk. Maar soms kan dat niet. Dan kan je gaan kijken naar ander werk in de organisatie. En als dat ook niet kan moet je kijken naar mogelijkheden bij een andere werkgever.” Dit is allemaal vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter, waar een uitgebreid stappenplan bij hoort voor werkgevers om mensen terug te begeleiden naar werk.
Dat stappenplan kan voor alle betrokken partijen – van een bedrijfsarts, tot een casemanager en verzuimbegeleider – een valkuil zijn, ziet Wielink in de praktijk. Omdat er heel sterk op het proces wordt gefocust, en de werkdruk bij alle betrokken partijen heel hoog is, is meer sprake van een ‘vinkjescultuur’, dan van goede begeleiding. „Iedereen zet een vinkje bij het volgende stapje, maar het is beter om het proces holistisch te benaderen”, stelt Wielink. Tijdens trainingen die hij geeft oppert hij vaak: kijk eens of je niet ook een stapje kan overslaan, of juist een ander, extra stapje moet zetten.
Als het doel om terug te keren naar werk niet haalbaar blijkt, is het van belang dat daar duidelijk over wordt gecommuniceerd, vindt Wielink. Als mensen minder loon gaan ontvangen, of misschien richting een WIA-uitkering gaan, is het heel belangrijk dat ze weten wat ze kunnen verwachten. Als ze die duidelijkheid hebben zetten ze sneller een stap dan als het allemaal vaag blijft.”
Dus
Arbeidsongeschiktheid komt altijd onverwacht, maar dat betekent niet dat je je er niet op kan voorbereiden. Het helpt als je weet welke regelingen er bestaan, als je zicht heb op je financiële situatie en, indien mogelijk, een buffer kan opbouwen. Als je arbeidsongeschikt raakt, kan je in samenspraak met je werkgever of eventueel een andere werkgever kijken wat je nog wel kan doen.
Look what the cat dragged in. Joost Eerdmans (JA21), ik gaf hem geen stuiver meer, maar hij is helemaal terug. Of eigenlijk is hij helemaal niet terug, want hij is er nooit geweest, maar opeens ligt hij halverwege een Alpenetappe voor op het peloton.
Doet hij dat op eigen kracht? Natuurlijk niet. Er is doping in de vorm van Ingrid Coenradie (ex-PVV) toegediend en er schijnt nog meer aan te komen. Hand in eigen boezem: ik heb dit nooit zien aankomen en heb meerdere keren geschreven hoe niet-relevant hij is. Dat hij graag wil, maar dat het volk hem niet pruimt, zelfs niet als hij ze consequent met een kwast honing om de mond smeert. Maar goed, we zijn allang geen normaal land meer, en nu Joost Eerdmans van een splinter opeens een flink stuk hout, een knuppel eigenlijk is geworden, moeten we ook maar langzaam gaan wennen aan de nieuwe realiteit: minister Eerdmans, of nog idioter: minister-president Eerdmans.
Joost Eerdmans is opeens het alternatief op rechts, hij is in het wak gevallen dat Geert Wilders, Dilan Yesilgöz en Pieter Omtzigt in het ijs hebben geslagen. Als een vrolijke rattenvanger van Hamelen trekt hij blazend op zijn fluit door Den Haag en omstreken. Ingrid Coenradie heeft zich al in de wijde rok van de boze Annabel Nanninga vastgebeten en Diederik Boomsma (NSC) staat inmiddels ook op het punt aan te sluiten. De sliert wordt vanzelf langer en Joost gaat er steeds harder van fluiten. Vorig jaar speelde zijn vrouw nog voor penningmeester, zei hij in een vanwege de onuitgesproken spanning tussen zijn Annabel en Ingrid nu al legendarische Nieuwsuur-reportage, maar nu staat er een „steeds steviger fundament”.
Logisch eigenlijk. Nu partijtrouw niet meer bestaat en zeker de rechtse kiezers van partij naar partij hoppen, waarom dan niet gestemd op een politicus die net zo is als zij zijn. Joost heeft bij zo’n beetje alle rechtse partijen op het menu gestaan, dus als er iemand op die kiezer lijkt is hij het. Als de gemiddelde Vinex-bewoner in de spiegel kijkt, ziet hij niet wat hij wil zien, maar wel Joost Eerdmans met twee vrouwen. Alle gerechten geprobeerd, dan die ovenschotel maar een keer bestellen. Het kan eigenlijk alleen maar meevallen.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.