Het ging hem om deugdzaam leven binnen een hechte gemeenschap – al ontkende hij een ‘gemeenschapsdenker’ te zijn. Zoals het hem ook ging om sociale betrokkenheid, maar hij het marxisme had afgezworen.
De Schotse filosoof Alasdair MacIntyre, die 21 mei op 96-jarige leeftijd overleed, was zeker buiten de universiteit één van de invloedrijkste morele filosofen van de late twintigste eeuw, ook onder conservatieve intellectuelen in Nederland.
Dat kwam hoofdzakelijk door zijn veelbesproken boek After Virtue (1981), een klassieker die pas recent een Nederlandse vertaling kreeg. Volgens MacIntyre was het Europese denken over ethiek al aan het einde van de Middeleeuwen het besef kwijtgeraakt dat het goede doen ingebed is in een gemeenschap, met traditionele praktijken die betekenis geven aan het leven. In plaats daarvan ging men het goede zoeken in het individu, dat in zichzelf een moreel fundament moet zien te vinden. Het gevolg was eindeloos kissebissen tussen filosofen over de aard van het goede. Was dat gebaseerd op gevoelens, of op rationele inzichten?
Hoe moet het dan wel? In After Virtue greep MacIntyre ver terug, op de deugdenethiek van Aristoteles. Bij het goede doen gaat het niet om het volgen van regels of gevoelens, maar om menselijke deugden, ontwikkeld in de praktijken van een gemeenschap. Het met vaart geschreven boek bezorgde MacIntyre de reputatie van een communitarist, die het individu primair opvat als lid van een gemeenschap en die een criticus is van het liberalisme, dat het autonome individu centraal stelt.
Historische perspectieven
Buiten de universiteit vond zijn kritiek op de liberale samenleving grote weerklank, mede door het kleurrijke maar ook grove penseel waarmee hij filosofische en historische perspectieven schetste. Binnen de universiteit, waar strengere analytische filosofie de toon zette, raakte hij steeds meer geïsoleerd.
MacIntyre werd in 1929 geboren in Glasgow als kind van twee artsen, die al snel met het gezin verhuisden naar Londen. In 1949 haalde hij daar een bachelor klassieke talen, gevolgd door master filosofie aan de universiteiten van Manchester en Oxford. Daarna werkte hij als docent aan diverse Engelse universiteiten.
Zijn vele verhuizingen weerspiegelden zijn dolende geest en sociale bewogenheid. In de jaren vijftig trad hij toe tot de anglicaanse kerk en werd hij lid van de communistische partij, waar hij aangetrokken werd door het revolutionaire trotskisme. In de jaren zestig groeide hij uit tot een vooraanstaand lid van het Britse Nieuw Links én werd hij atheïst.
Al snel groeide zijn ongenoegen met het marxisme, ook al bleef hij kritisch over het kapitalisme dat gemeenschappen ontwortelt en deugden ondermijnt. Het morele failliet van het communisme kwam scherp aan het licht bij het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956. Zijn teleurstelling beschreef MacIntyre in een reeks artikelen met de titel Aantekeningen uit de morele woestijn. Ook was hij later kritisch over het werk van de gevierde Herbert Marcuse, met de terechte vraag: was het wel wáár wat Marcuse schreef (zijn antwoord: grotendeels niet).
Weerzinwekkende daden
Niet dat de academische ethiek iets beters te bieden had. MacIntyre zette zich af tegen het zogenoemde utilisme, dat betoogt dat het goede datgene is wat het beste is voor het grootste aantal mensen. Zo’n rekensom staat weerzinwekkende daden toe, vond hij, zoals het gooien van een atoombom. Maar ook het idee van Kant dat moraal bestaat uit het volgen van universele regels sprak hem niet aan: te abstract.
In 1969 vertrok MacIntyre naar de Verenigde Staten, waar hij definitief afscheid nam van het marxisme. Hij bleef hoppen van universiteit naar universiteit tot hij uiteindelijk zijn plek vond aan de katholieke Notre Dame Universiteit in Indiana.
Ook inhoudelijk was hij nu thuisgekomen. Hij omarmde de deugdenleer van Aristoteles: mensen ontdekken het goede in gezamenlijke praktijken, die historisch zijn gegroeid. Natuurlijk kunnen we de oude Griekse deugden niet zomaar transponeren naar de huidige tijd, aldus MacIntyre. Ze moeten worden ‘getransformeerd’ naar deugden die passen bij onze praktijken. Een lastig project, want de moderne maatschappij is de daarvoor noodzakelijke gemeenschapszin volgens hem kwijtgeraakt.
Net als in zijn marxistische fase bleef hij ook nu niet lang stilstaan. Na Aristoteles ontdekte hij de herziene deugdenleer van de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino, die hij nog beter vond dan het Griekse origineel. Wat hem ertoe bracht zich te bekeren tot het katholicisme.
Concrete praktijk
MacIntyre bleef veel publiceren. In Whose Justice? Which Rationality? (1988) radicaliseerde hij zijn standpunt opnieuw. Begrippen als rechtvaardigheid en rationaliteit zijn niet universeel, maar alleen te begrijpen vanuit een concrete sociale en historische praktijk. Dat kwam hem te staan op felle kritiek van collega’s die vonden dat hij de deur opende voor relativisme en collectieve dwang. De Amerikaanse filosoof Hilary Putnam verweet MacIntyre dat hij de essentie van liberale democratieën miskende: dat er altijd ruimte moet blijven voor afwijkende stemmen die de dominante manier van doen van een gemeenschap aan de kaak stellen.
In het voorwoord van de derde editie van After Virtue pareerde MacIntyre die kritiek. Hij was nooit een communitarist geweest, schreef hij, want inderdaad, ook gemeenschappen kunnen immoreel zijn. Ook ontkende hij een relativist te zijn. In navolging van Thomas van Aquino gaf hij in een van zijn latere boeken, Dependent Rational Animals. Why Human Beings Need the Virtues (1999), een metafysische onderbouwing van zijn notie van het goede leven.
Hoe haalbaar is MacIntyre’s project nog? Grote vraag bij zijn werk blijft hoe het mogelijk is de normen van de eigen gemeenschap te overstijgen om die te bekritiseren – zoals hij zelf doet met zijn kritiek op het liberale individualisme.
De ontspoorde moderne cultuur is volgens hem alleen goed te begrijpen – en corrigeren – vanuit het standpunt van Aristoteles. Toen er nog een gemeenschap was met praktijken waarin deugden zinvol waren. Dat nostalgische verlangen kleurde zijn denken en geeft het ook, nu het liberalisme onder vuur ligt en brute macht de wereld weer lijkt te regeren, een weemoedig karakter.
Lees ook
Lees ook: Wat ‘goed’ is, is nooit universeel – bij deze filosofische klassieker vallen je de schellen van de ogen
