Quilindschy Hartman (22), verdediger bij Feyenoord, vindt het lastig om nieuwe vrienden te maken. „Vaak is de basis van mensen die ik ontmoet voetbal en mijn bekendheid. Dat is moeilijk aan te voelen. Dan is het fijn als je iemand hebt die ook uit die wereld komt, die dat niet heel interessant vindt en meer gericht is op jou als persoon.”
Hartman zit in de lobby van een luxueus hotel in de heuvels van de Spaanse badplaats Marbella, waar Feyenoord eerder deze maand verbleef voor een trainingskamp. Tatoeages zitten tot net iets boven zijn oren. ‘Different’ staat in zijn nek, ‘resilience’ in zijn hals. Een kruis siert zijn linker bovenarm. ‘Mijn lijf vertelt wie ik ben’, zei hij laatst in het clubmagazine.
Minder opvallend is de ‘E’ op zijn rechterarm. Die verwijst naar zijn „allerbeste vriend”, Ezra Hoogenboom. Andersom heeft die de Q van Quilindschy op zijn bicep. Om hun vriendschap te onderstrepen, lieten ze die vorig jaar zetten. In de jeugdopleiding van Feyenoord, waar ze sinds de onder-10 samenspeelden, waren ze bijna onafscheidelijk. Naast elkaar in de kleedkamer, samen op de kamer bij toernooien, bij elkaar logeren.
„Ik praat met hem over dingen waar ik met vrijwel niemand over praat”, zegt Hartman. Hoogenboom was belangrijk voor hem toen hij drie jaar geleden een zware blessure opliep aan zijn rechterknie. „Hij heeft me er doorheen geholpen, samen met mijn vriendin. Wij gingen altijd Fortnite spelen, dan dacht ik even niet aan die knie.” Op zijn beurt steunde Hartman zijn maatje in een fase dat hij het moeilijk had in zijn loopbaan.
Hoogenboom was een veelbelovend talent die voor nationale jeugdteams uitkwam, waar Hartman lang een „gemiddelde” speler was. „Ik was lichamelijk nog niet zover, was nog niet groot en sterk genoeg. Ezra wel.” Toch brak Hartman vorig seizoen door bij Feyenoord, werd landskampioen, debuteerde bij Oranje, terwijl Hoogenboom inmiddels bij amateurclub Jodan Boys in Gouda speelt en de opleiding tot sport- en bewegingsleider volgt.
Hartman piekte „fysiek en mentaal” op het goede moment. Daar waar zijn vriend volgens hem „pech” had met de sterke concurrentie op zijn positie, onder meer van Lutsharel Geertruida, nu vaste basisspeler. Zijn toenmalige coach in de onder-19, Dirk Kuijt, zag het niet in hem zitten. Hartman kreeg wel het vertrouwen en op zijn positie, linksback, was er minder competitie. Beiden hadden het er moeilijk mee toen Hoogenboom in 2019 van Feyenoord naar Almere City vertrok – maar de band bleef.
In wedstrijden valt Hartman op door zijn felle manier van verdedigen – laatst botste hij hard met PSV-verdediger Jordan Teze. „Ik ga altijd voorop in een duel, ik ben niet bang.” In weinig lijkt hij meer op het schuchtere, achtjarige ventje dat in 2010 in de jeugdopleiding begon. Hij komt uit het meer beschermende Zwijndrecht, vlak bij Dordrecht, en had het moeilijk met de hardere straatcultuur van teamgenootjes uit Rotterdam-Zuid. Na zijn eerste trainingsdag moest Hartman ’s nachts huilen. „Ik had veel moeite om me aan te passen.”
Er werd tegen je gezegd dat je te lief was.
„Ja. Op toernooien ging ik, in de onder-10, tussen wedstrijden door bij mijn moeder op schoot zitten. Terwijl de trainer vond dat ik gewoon bij mijn teamgenoten moest zitten. En als iemand mij schopte, zei ik niks. Ik pakte ze niet terug. Ik was een heel lief kind, een moederskindje. Ik moest leren meer voor mezelf op te komen. Tegen die gasten in durven gaan, in te beuken. Rond mijn dertiende begon dat te komen.”
Hoe ging die ontwikkeling?
„Dat heb ik moeten leren in de opleiding, jeugdtrainers hielpen me daarbij, onder wie Gaston Taument. Als ik naar de speler kijk die ik nu ben, is het misschien wel het tegenovergestelde van in mijn jeugd. In wedstrijden ben ik een ander persoon. Buiten het veld lach ik vaak, ben ik gezellig, zachtaardig. Op het veld kan ik hard zijn.”
Welke van de twee versies spreekt je het meest aan?
„Toch wel die buiten het veld. Maar ik vind het ook leuk dat veel spelers het waarschijnlijk niet lekker vinden om tegen mij te spelen. Ik verdedig vrij agressief, probeer er kort op te zitten.”
Sinds je zeventiende werk je met mental coach Daan Ruiter. Waarom?
„Het was onzeker of ik een contract zou krijgen bij Feyenoord en ik zat destijds ook niet lekker in mijn vel. Via mijn zaakwaarnemer ben ik bij hem terechtgekomen. Ik vond het fijn dat ik alles kon vertellen aan iemand die erbuiten stond, over hoe ik me voelde. Soms hangt er een beetje een taboe omheen, alsof je zwak bent. Je maakt zoveel mee als jonge speler, dan is het heel goed om daarover te praten.”
Waar liep je precies tegenaan?
„Ik twijfelde: ga ik het profvoetbal wel halen? En wat als het niet lukt? Ik wilde niets anders. Daar had ik heel veel moeite mee. Ik legde mezelf veel druk op, dat ik prof móést worden.”
Hoe hielp je mental coach?
„Daan en ik proberen de zaken in perspectief te zetten. Hoe groot is het probleem nou echt? Wat kan je eraan doen? In het slechtste geval zou ik geen profvoetballer worden, dat hoefde niet erg te zijn. Dat moest ik doorkrijgen. Zo kreeg ik wat meer rust, waarna ik beter ging spelen en mijn eerste contract kon tekenen.”
Naast zijn rechteroor staan een hartje en ‘peace’, zijn belangrijkste tatoeage, vindt hij. Aanvankelijk volgde hij al het nieuws over de oorlog in Oekraïne, maar daar stopte hij mee. „Ik kan er echt verdrietig van worden. Ik probeer het te begrijpen, maar dat lukt me niet.” Hij mijdt het nieuws nu. Nadat hij hierover in de media sprak, kreeg hij via Instagram veel berichten van mensen die zich „ook zo voelen”.
Eind september vertelde Hartman dat hij een goed-nieuws-app heeft, kort na een dodelijke schietpartij in Rotterdam. Nu in het hotel pakt hij zijn telefoon en laat wat berichten zien op Good News Network. Daar gaat het over een ‘wonderbaarlijke’ evacuatie uit een brandend vliegtuig en een golden retriever die vier pups verzorgt die niet van haar zijn.
„Als voetballer ben je een voorbeeld, ook al ben ik nog jong”, zegt Hartman. „Ik merk dat mensen dat wel oppakken, ik krijg veel berichten met vragen wat voor app dat is. Het is misschien een kleine bijdrage, maar dan heb je iemands dag misschien toch net iets vrolijker gemaakt.”
Positiviteit haalt hij ook uit het geloof. Zijn ouders – Hartman groeide op zonder zijn biologische vader, stiefvader Gert kwam rond zijn vijfde in zijn leven – zijn niet gelovig. Hij kreeg het mee op de christelijke basisschool in Zwijndrecht. „Ik heb het zelf een beetje ontdekt.”
Op school raakte hij bevriend met een christelijke tweeling, Jaap en Pim, bij wie hij vaak in de middag ging eten. „Hun moeder vertelde ons altijd bijbelverhalen, ik ging soms met hun naar de kerk en ik verdiepte me erin.”
Wat trok je in het geloof aan?
„Ik was nog een kind natuurlijk, maar ik vond de verhalen interessant en leuk. Later merkte ik dat als ik er echt doorheen zat en ik dat gevoel opzocht, ik me dan beter voelde. Zo is het steeds sterker geworden. Het helpt dat andere jongens bij Feyenoord er ook mee bezig zijn.”
Jullie hebben een bidclubje.
„Voor elke wedstrijd vertelt iemand iets wat die fijn vindt. Je hoeft niet per se te praten, je kan er ook gewoon bij zijn. Meestal is het Quinten [Timber] of ik die iets zegt, over die dag, de wedstrijd, over de oorlog of iets wat je voelt op dat moment. We zitten dan even apart in een kring, voordat we het veld opgaan. Dan bidden we. Santiago [Giménez] is er af en toe bij, maar het vaste groepje is met Quinten, Lutsharel en Gjivai [Zechiël].”
Dat geeft jullie kracht?
„Ja, maar vaak bidden we ook dat alle mensen in het stadion veilig naar huis mogen gaan. Dat iedereen die daar is een fijne tijd mag hebben. Dat we gezond blijven, fit blijven, ook dat de tegenstander fit blijft. Dat we een mooie wedstrijd mogen hebben.”
Hoe is dit ontstaan?
„De eerste keer dat ik geselecteerd werd voor het Nederlands elftal deden ze het daar, op initiatief van Cody Gakpo. Toen kwam ik terug bij Feyenoord en zei ik tegen Quinten: laten we dat ook hier doen, want het geeft echt een fijn gevoel voor een wedstrijd. We doen het sinds een paar maanden.”
Ook voor trainingen?
„Eigenlijk alleen bij wedstrijden. Doordeweeks praten we er wel over. Quinten en ik wonen in hetzelfde gebouw, als ik hem ophaal voor de training en zijn moeder is er, krijg ik ook een blessing van haar.”