Exportverbod ASML is niet te rechtvaardigen

Chipoorlog Exportberkingen voor ASML zijn waarschijnlijk in strijd met regels van de Wereldhandelsorganisatie, betoogt Anna-Alexandra Marhold. En zullen door China aangevochten worden.


Foto AP

De afgelopen weken was er niet aan te ontkomen: Washington voerde de druk op Nederland en Japan op om de export van in deze landen geproduceerde chipmachines naar China te beperken. De campagne lijkt effect te hebben. Vorige week werd bekend dat Nederland hoogstwaarschijnlijk meegaat met de wensen van de VS en chipmachinefabrikant ASML zal manen minder technologie naar China te exporteren. Ook is duidelijk dat over de vorm van de beperkingen doelbewust veel in het midden wordt gelaten.

Het is heel begrijpelijk dat Nederland niet veel naar buiten wil brengen over de precieze vorm van exportbeperkingen. Dergelijke maatregelen zullen namelijk zeer problematisch zijn in het kader van de wetten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waar zowel de VS, China, Nederland als Japan lid van zijn.

Een van de kernafspraken van de WTO over handel en tarieven is dat leden geen import- of exportrestricties in stand mogen houden. Slechts bij hoge uitzondering zijn zulke beperkingen te rechtvaardigen. Bijvoorbeeld in tijden van oorlog of crisis in internationale betrekkingen, dan mogen maatregelen worden getroffen als het gaat om een ‘essentieel veiligheidsbelang’.


Lees ook: Wat zijn de gevolgen van de deal die de VS en Nederland sloten voor ASML?

Er wordt niet onder stoelen of banken gestoken dat het de bedoeling van de VS en Nederland is om export van chipmachines naar China te beperken. De VS zijn (terecht) bezorgd over de uitvoer van gevoelige technologie naar China.

Het is zeer goed voorstelbaar dat China een dergelijke exportbeperking zal aanvechten bij de WTO. De vraag is of de zorgen dat China door een onbeperkte toegang tot chipmachines de strategische belangen van de VS en Europa kan ondermijnen, genoeg zal zijn om exportbeperkende maatregelen te rechtvaardigen bij de WTO. En in hoeverre de Europese Unie, die een dergelijke zaak namens Nederland zal moeten beslechten, erin slaagt een WTO-panel ervan te overtuigen dat er daadwerkelijk een crisis is in de internationale betrekkingen met China. Misschien is het niet onmogelijk, maar gemakkelijk zal het niet gaan.

Concurrentiepositie

In het verleden hebben dergelijke exportbeperkingen met betrekking tot chips al eens tot rechtszaken geleid. In de jaren tachtig moedigde de Amerikaanse regering via de Japanse regering producenten van halfgeleiders aan om minder chips op de Europese markt te brengen. De voornaamste motivatie was om de concurrentiepositie van Amerikaanse bedrijven te versterken. Europa had toen te lijden onder de kunstmatig hoge Japanse chipprijzen. De Europese Commissie vocht de maatregel aan, en Japan verloor. De Japanse regering mocht een dergelijke exportrestrictie niet handhaven onder het internationaal handelsrecht.

China weet zelf trouwens maar al te goed dat exportbeperkingen leiden tot internationale rechtszaken bij de WTO. Het land heeft in het afgelopen decennium op verschillende manieren geprobeerd de export van zeldzame grondstoffen en kostbare metalen, die bijvoorbeeld worden gebruikt in batterijen en elektronica, te beperken, ten voordele van zijn nationale industrie. Het is hiervoor meermaals door de VS aangeklaagd bij de WTO, en moest inbinden.

De recente ontwikkelingen roepen een fundamentele vraag op. Namelijk of in deze tijd van geopolitieke fragmentatie, waarin verschillende handels- en politieke blokken steeds verder uit elkaar drijven, de multilaterale regels van de WTO nog wel zo geschikt zijn voor haar 164 zeer diverse leden. Het beroepsorgaan van de WTO functioneert bijvoorbeeld al een aantal jaar niet, vanwege een voortdurende blokkade van de VS. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) ziet het somber in. Onlangs publiceerde het een onderzoek waarin werd voorspeld dat het multilateralisme in internationale handelsbetrekkingen verder zal afbrokkelen.