Erdogan wil Atatürks verwestering corrigeren. Lukt het zijn neo-ottomaanse droom te verwezenlijken?

Reportage

Turkije Erdogans verkiezingszege in mei laat zien hoezeer zijn neo-ottomaanse droom resoneert bij Turkse kiezers. Maar is hij er ook in geslaagd om de islam te verenigen met het van oudsher meer seculiere nationalisme?

Vrouwen bij de Blauwe Moskee, vlak bij de Hagia Sofia.
Vrouwen bij de Blauwe Moskee, vlak bij de Hagia Sofia. Foto Dilara Senkaya/Reuters

De oproep tot gebed weergalmt door de schelle luidsprekers van de Hagia Sofia over het Sultanahmet-plein in Istanbul. Gelovigen staan in de schaduw van bomen te kletsen en te wachten om de moskee binnen te gaan. Een van hen is Ismail Kartal, een grijze vijftiger met een bidmutsje die speciaal uit Gümüshane is gekomen, een stad in het Zwarte Zeegebied. Hij wilde eigenlijk bidden in de Blauwe Moskee aan de overkant van het plein. Maar omdat die gerenoveerd wordt, gaat hij maar naar de Hagia Sofia. „Het voelt niet als een echte moskee, meer als een kathedraal met die hoge muren, gewelven en mozaïeken.”

De Hagia Sofia was ook een kathedraal. Bijna duizend jaar lang de belangrijkste van de christelijke wereld. Maar Fatih Sultan Mehmet maakte er na de verovering van Istanbul in 1453 een moskee van. Vader des vaderlands Mustafa Kemal Atatürk veranderde het gebouw na de stichting van de seculiere Turkse republiek in 1923 in een museum om de breuk met het Ottomaanse Rijk te onderstrepen. Maar dit was een doorn in het oog van Turkse islamisten die decennialang campagne voerden om er weer een moskee van te maken. Het was president Erdogan die in 2020 gehoor gaf aan die oproep.

Bij de ingang van de Hagia Sofia hangt Erdogans ingelijste toespraak. Hij presenteerde het als een correctie van een historisch onrecht, en als bevestiging dat Turkije in de voetsporen treedt van het Ottomaanse Rijk. „De wederopstanding staat symbool voor de herrijzenis van de zon van onze beschaving.”

Bezoekers moeten nu hun schoenen achterlaten in de nieuwe, uitpuilende rekken bij de ingang van de moskee. De marmeren vloer is bekleed met dik turquoise tapijt. Achter het spreekgestoelte is nog net een glimp op te vangen van het beroemde mozaïek van Maria en Jezus, waar nu gordijnen voor hangen.

Kartal is blij met de conversie van de Hagia Sofia in een moskee. „Het had nooit een museum moeten worden, want het is een symbool van de verovering van Istanbul”, zegt hij. „Fatih Sultan Mehmet schreef in zijn testament dat het voor altijd een moskee moest blijven. Hij sprak een vloek uit over degene die dat zou veranderen.” Kartal noemt zichzelf een ümmetçilik, een pan-islamist die pleit voor het verenigen van moslims onder één islamitische staat of organisatie. Deze ideologie werd eind negentiende eeuw uitgedragen door sultan Abdülhamit II in zijn strijd tegen de verwestering.

De Hagia Sofia is de verwezenlijking van Erdogans neo-ottomaanse droom. Als politicus met wortels in de politieke islam vindt Erdogan dat Atatürks secularisering en verwestering te ver zijn doorgeschoten. Daar wil hij een correctie op aanbrengen. Hij wil de band herstellen met het Ottomaanse verleden, die Atatürk te rigoureus zou hebben doorgesneden. „Ik wou dat Atatürk deze moskee had verwoest in plaats van onze taal”, zegt Kartal. „Want met de taalhervorming veranderde hij het Arabische schrift in het Latijnse schrift, waardoor we niet kunnen lezen wat onze voorouders schreven.”

Turks-islamitische synthese

Erdogans verkiezingszege in mei laat zien hoezeer zijn historische symboliek resoneert bij kiezers. Hij sloot zijn campagne af met een gebed in de Hagia Sofia. „Voor academici en journalisten die Erdogan zijn macht hebben zien consolideren, is dit misschien het moment om toe te geven dat hij verfijnder was in zijn gebruik van de geschiedenis dan waar we hem eer voor gaven”, meent de Amerikaanse historicus Nicholas Danforth, die veel heeft geschreven over dit thema. „Waar waarnemers zich concentreerden op de kloof tussen religie en nationalisme, begreep Erdogan hoe effectief ze konden samengaan”, schrijft hij in New Lines Magazine. „Dit deed hij door die overlappende tradities samen te smelten met behulp van een serie echte en ingebeelde veldslagen tegen gemeenschappelijke vijanden, zoals het westerse imperialisme, Grieken en linkse Koerden. Het resultaat is een sterke ideologische stroming die de democratische aspiraties en relaties van Turkije met het Westen zal blijven bemoeilijken, lang nadat Erdogan van het toneel is verdwenen.”

Tijdens zijn twintigjarige bewind heeft Erdogan een strijdlustige politieke persoonlijkheid gecreëerd, die is gebaseerd op religieus conservatisme, de nostalgische herwaardering van het verleden, een antiwesters wereldbeeld, en een gespierd nationalisme. Net als zijn politieke geestverwanten Vladimir Poetin en Viktor Orbán in Rusland en Hongarije. Is die nationale heroriëntatie ook geslaagd? Heeft hij inderdaad een islamitisch nationalisme gecreëerd, waarin die antagonistische stromingen zijn verenigd?

Het antwoord op die vraag is, zoals zo vaak in Turkije, allerminst eenduidig.

Turkse jongeren worden steeds meer seculier

Erdogan is niet de eerste Turkse politicus die de islam probeert te verenigen met het van oudsher seculiere nationalisme. Die zogeheten Turks-islamitische synthese is het product van de Koude Oorlog. Rechtse Turkse intellectuelen en officieren maakten zich destijds zorgen over de groeiende invloed van de Sovjet-Unie. Dit leidde tot de oprichting van de ultranationalistische partij MHP door de kolonel Alparslan Turkes, die een grote rol speelde in de coup van 1960 en in de VS was getraind in het bestrijden van opstanden. Hij had een partij voor ogen die islam en nationalisme verbond.

„Vanaf de oprichting was de MHP verdeeld tussen islamisten en seculieren”, zegt Murat Yildiz, een voormalige parlementair adviseur van de partij, die nu werkt als journalist en politiek commentator. „De MHP is de enige partij in Turkije met twee symbolen. Het islamitische symbool is de drie halve manen, en de wolf is het seculiere symbool.” Yildiz maakte deel uit van de seculiere vleugel van de partij. Hij identificeert zich als een Grijze Wolf, de beruchte jeugdbeweging van de partij, die in de jaren zeventig betrokken was bij het politieke straatgeweld tegen linkse activisten.

Om een burgeroorlog te voorkomen en de orde te herstellen pleegde het leger in 1980 een coup. Alle politieke partijen werden verboden. De democratie werd hersteld met de verkiezingen van 1983, waarna Turgut Özal premier werd. Als rechtse politicus zag hij de islam als een cruciaal onderdeel van de Turkse identiteit. „Özal was de belichaming van de Turks-islamitische synthese”, zegt Yildiz. „Hij was de eerste Turkse premier die op bedevaart ging. Maar in het vliegtuig naar Mekka dronk hij whisky. Foto’s daarvan verschenen in de pers. Daarmee gaf Özal een signaal af.”

Turks bloed

De Turkse nationale identiteit had destijds nog een seculier en etnisch karakter, waarmee Atatürk de religieuze scheidslijnen van het Ottomaanse Rijk wilde overbruggen. „Die etno-raciale identiteit was erg sterk en werd onderwezen op scholen”, zegt Jenny White, een Duitse antropoloog die in Zweden woont. „Mensen waren geobsedeerd door Turks bloed, dat vormde een belangrijke metafoor.” In haar boek Muslim Nationalism and the New Turks geeft White het voorbeeld van studenten uit de Anatolische stad Kirsehir die met hun eigen bloed een Turkse vlag hadden geschilderd.

Deze symboliek veranderde met de opkomst van de politieke islam, eerst onder de Welzijnspartij en later Erdogans AK-partij. „In plaats van bloed kwam de nadruk meer te liggen op religie”, zegt White. „Het schoolcurriculum werd tijdens Erdogans bewind zelfs herschreven. Martelaren waren vroeger gewoon dode soldaten. Maar nu heeft [het staatsdepartement voor religieuze zaken] Diyanet kinderboeken uitgebracht waarin ze kinderen aanmoedigen op jihad te gaan en martelaar te worden. Ook al verwijst het naar soldaten, het is in een islamitische vorm gegoten, en geldt ook voor meisjes, wat totaal nieuw is.”

Erdogan presenteerde zich aanvankelijk juist als progressief alternatief voor het nationalisme. Zijn streven naar het Turkse lidmaatschap van de Europese Unie en een vreedzame oplossing voor de Koerdische kwestie leidde tot felle kritiek van nationalisten. Ook toen al maakte hij slim gebruik van de geschiedenis, op een manier die aansloot bij zijn politieke agenda. Het Ottomaanse Rijk werd afgeschilderd als een culturele en religieuze smeltkroes, een soort premoderne EU, waar de sultan weliswaar moslim was maar waar grote tolerantie heerste jegens andere godsdiensten.

Erdogans neo-ottomanisme sprak mensen uit het hele politieke spectrum aan. „Het was niet alleen religieus rechts dat dit geweldig vond”, zegt White. „In winkelcentra kon je Ottomaanse kleding aantrekken en op de foto gaan. Het werd populair om bruiloften te geven met een Ottomaans thema. En Ottomaanse tv-series namen een enorme vlucht.” Het toenemende zelfvertrouwen van Turkije in die jaren werd weerspiegeld door De Prachtige Eeuw, een tv-serie gebaseerd op het leven van sultan Suleiman, die het Ottomaanse Rijk leidde op het hoogtepunt van zijn macht.

Erdogan probeert de ontstaans- geschiedenis van Turkije aan te passen

Dergelijke tv-series weerspiegelen niet alleen de tijdsgeest, maar zijn ook instrumenten waarmee de Erdogan zijn ideologie legitimeert en promoot. Toen hij zich realiseerde dat het vredesproces met de Koerdische guerrillabeweging PKK hem stemmen kostte, gooide hij het roer om. Hij sloot een alliantie met de MHP en ging een zeer nationalistische koers varen. De Ottomaanse tv-series reflecteerden dat. De serie Opstanding: Ertegul had een militaristisch karakter en ging onder meer over de Turkse strijd tegen christelijke kruisvaarders in Anatolië.

Erdogans nationalisme kreeg een antiwesters en paranoïde karakter na de mislukte coup van 2016, die alom wordt gezien als het werk van de islamitische Gülenbeweging. Maar volgens Erdogan kreeg die steun van de CIA. Daarbij greep hij terug op het traumatische einde van het Ottomaanse Rijk, dat westerse machten in stukken wilden scheuren met hulp van religieuze minderheden. Deze ontstaansgeschiedenis van de republiek wordt in Turkije voortdurend bekrachtigd via het onderwijs en politieke retoriek. Het heeft gezorgd voor een sterk antiwesters sentiment, dat behoort tot het standaardrepertoire van Turkse politici.

„Er is een oerangst in Turkije, en die geldt voor alle politieke partijen”, zegt White. „Sinds het begin van de republiek hebben Turken op school geleerd dat er externe en interne vijanden zijn die erop uit zijn om Turkije te ondermijnen. De identiteit van deze vijanden is in de loop van de tijd veranderd. Het waren de Joden, de Armeniërs, de Koerden, het Westen, de Grieken. Na de mislukte coup kwam daar de Gülenbeweging bij. Het is een enorme verzameling. Maar ik denk dat ze in feite uitwisselbaar zijn. Sinds kort hebben de Turken een nieuwe interne vijand: de lhbti-gemeenschap.”

Hemelse vuurbal

Erdogan heeft zelfs geprobeerd om de ontstaansgeschiedenis van Turkije aan te passen. Het beginpunt is niet langer 1923, toen Atatürk de republiek uitriep, maar 1453, toen Fatih Sultan Mehmet Istanbul veroverde. Er is een speciaal museum aan gewijd: Panorama 1453. Daar leren schoolkinderen over de verovering van Istanbul via een enorm 360-graden-schilderij op een koepeldak. Daarop wordt een driedimensionale film geprojecteerd met bombastische animaties, die laat zien hoe Fatih Sultan Mehmet te paard richting de Hagia Sofia stormt, vergezeld van een hemelse vuurbal.

Toch lijkt Erdogan er niet in geslaagd om de jeugd warm te maken voor zijn neo-ottomanisme en islamitische nationalisme. Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer seculier worden als gevolg van de verstedelijking. Het zijn de kinderen van de arbeiders die van het platteland naar de grote stad trokken. Hun ouders stemmen op de AKP, maar zij voelen zich aangetrokken door het traditionele nationalisme, dat seculier is maar niet erg kosmopolitisch. Want de meeste jongeren spreken geen vreemde talen, komen niet vaak in het buitenland, en hebben weinig economisch perspectief.

„Erdogan heeft geïnvesteerd in jeugdkampen waar jonge mensen worden samengebracht om een kameraadschap ontwikkelen en een netwerk op te bouwen dat is gebaseerd op het feit dat ze moslim zijn”, zegt White. „Maar wat betekent dat voor hen? Het kan goed zijn dat die islamitische levensstijl iets oppervlakkigs is. Veel mensen rond Erdogan zijn ook allerminst vroom. Ze drinken geen alcohol waar hij bij is, maar verder hebben ze een seculiere levensstijl. De vorm is belangrijker dan de inhoud. Zolang je je voor de buitenwereld als een vrome moslim gedraagt, is er niets aan de hand en krijg je steun van de groep.”

Moslims maken een selfie, voor de Hagia Sofia-moskee in Istanbul, voorafgaand aan het Eid-al-fitr-gebed in april. Foto Erdem Sahin/EPA

Veel jongeren stemden bij de verkiezingen niet Erdogan maar op oppositieleider Kilicdaroglu, en niet op de islamitische AKP maar op seculiere nationalistische partijtjes. De meeste zijn opgericht door MHP-politici die uit de partij zijn gestapt uit onvrede over de alliantie met Erdogan. Samen trekken ze zo’n 10 procent van het electoraat. Een groot deel van hun aantrekkingskracht is hun felle anti-immigratieretoriek, een schril contrast met de manier waarop Erdogan Syrische vluchtelingen opving als islamitische broeders. Hij heeft ruim 200.000 van hen zelfs staatsburgerschap gegeven, wat onder het seculiere bewind ondenkbaar was.

De MHP zou Erdogan hier voorheen hard op hebben aangevallen. Maar de partij is onzichtbaar geworden sinds de alliantie met Erdogan, zegt Yildiz. „De MHP werd te islamistisch en ging in feite op in Erdogans AKP. Daarom deed de MHP-leider aan de verkiezingen mee met zijn eigen partijlogo in plaats van het logo van de alliantie. Dit kwam als een schok voor Erdogan. Maar het was de meest strategische zet van deze verkiezingen, die de partij veel stemmen opleverde. Zelfs ik kwam in de verleiding om op de MHP te stemmen toen ik het logo zag. Ondanks alles blijft het mijn partij.”

Politiek wapen

Ahmet Çelik (17) komt de Hagia Sofia uitlopen, waar hij voor het eerst deelnam aan het vrijdaggebed. Hij is er helemaal van ondersteboven. „Het was echt magisch”, zegt Çelik, een middelbare scholier uit de conservatief-religieuze stad Adiyaman, een bolwerk van de AKP. Sinds de verwoestende aardbevingen in het zuiden van Turkije woont hij bij zijn tante in Istanbul. „Normaal hou ik niet van zulke mensenmassa’s, maar nu merkte ik niets van de drukte. Het belangrijkste is dat moslims samen komen om te bidden. Ik zocht hier mijn toevlucht tot God, en dat voelde goed.”

Hoewel Çelik blij is dat de Hagia Sofia weer een moskee is, moet hij niets hebben van Erdogan neo-Ottomaanse symboliek. „Het is gewoon een moskee, geen politiek symbool”, zegt hij. „Ik denk dat hij het gebruikt als politiek wapen. Edogan probeert een nieuw, meer islamitisch nationalisme te creëren met meer respect voor Ottomaanse geschiedenis. Maar dat steun ik niet. De Ottomanen hebben lang geheerst over een groot en machtig rijk. Maar het was oud en de bestuursvorm was verkeerd. Dat moet je niet willen terugbrengen.”

Çelik komt uit een nationalistische familie maar wil niet zeggen welke partij die steunt. „Het is in deze tijd moeilijk in Turkije je mening te uiten”, zegt hij. „De islam en het nationalisme zijn onderling sterk verbonden en kunnen goed samengaan. Maar Atatürk maakte van Turkije een seculiere republiek, daar heeft hij goed over nagedacht. Waarom zouden we dat veranderen?”