Er valt geen peil meer te trekken op het begin van de Groenlandse lente

Biologie Het seizoensritme in het noordpoolgebied gaat de laatste tijd alle kanten uit. Dat is lastig voor de soorten die er leven.

Het moment dat planten gaan bloeien kan van jaar tot jaar sterk verschillen.
Het moment dat planten gaan bloeien kan van jaar tot jaar sterk verschillen.

Foto Niels Martin Schmidt

Van 1996 tot 2005 was het een strakke trend in Groenland: met het warmer wordende klimaat zetten de lentes steeds vroeger in. Steeds eerder verdween de sneeuw, verschenen insecten, bloeiden bloemen en gingen vogels broeden. In tien jaar tijd verschoof het ritme van de natuur tot wel vier weken naar voren.

Maar sindsdien is die trend verdwenen. Het voorjaar valt niet meer steeds eerder, maar vertoont juist grote variabiliteit: het is weliswaar warmer, maar jaren met vroege en late natuurverschijnselen wisselen elkaar nu af. Dat schrijven Scandinavische, Zwitserse en Nederlandse onderzoekers deze week in Current Biology.

Drieteenstrandlopers op Groenland.
Foto Foto’s Jeroen Reneerkens

Ontdooien en verzakken

De klimaatverandering in het noordpoolgebied staat wereldwijd in de belangstelling. De opwarming gaat hier gemiddeld vier keer sneller dan elders op aarde, aldus Nature in 2022. Ook de gevolgen zijn hier duidelijker dan elders: sneeuw en ijs verdwijnen, bodems ontdooien en verzakken, en het leefgebied van arctische planten en dieren – die voortdurend aanschuren tegen de grenzen van hun bestaan – wordt kleiner. Veranderingen in het poolgebied beïnvloeden op hun beurt het klimaat wereldwijd. Door het verdwijnen van wit oppervlak weerkaatst er bijvoorbeeld minder zonnestraling, en uit ontdooiende toendrabodems komen veel broeikasgassen vrij.

Ondanks dat grote belang zijn er maar weinig langlopende onderzoeken naar biologische veranderingen in het poolgebied, zo schrijft het internationale team nu in Current Biology. De meeste tijdreeksen omvatten maar een paar jaar. De nieuwe studie is een uitzondering: die beslaat jaarlijkse metingen vanaf 1996 in Zackenberg, een Deens meetstation in Noordoost-Groenland. Het gaat om klimaatmetingen, maar ook om de fenologie – het seizoensritme – van allerlei planten- en diersoorten.

„In 2007 liet het Zackenberg-onderzoek als eerste die sterke vervroeging zien”, vertelt Jeroen Reneerkens van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ), mede-auteur van de nieuwe studie. „Uit de verlenging van diezelfde tijdreeks blijkt nu dat het patroon totaal is veranderd.”

Het meetstation Zackenberg.
Foto’s Jeroen Reneerkens

Dagenlang regen

Zelf werkt Reneerkens sinds 2007 jaarlijks in Zackenberg. Hij onderzoekt er de steltlopers, zoals drieteenstrandlopers. „In die eerste jaren hoefde je nooit een regenjas mee te nemen”, vertelt hij. „Meestal was het droog, maar soms sneeuwde het ’s zomers. Nu heb je soms dagenlang regen. In 2018 lag de hele toendra tot ver in juli onder een dikke laag sneeuw. De steltlopers hebben het broedseizoen helemaal overgeslagen en we vonden veel dode vogels die vel over been waren. Het jaar erna was de sneeuw juist extreem vroeg verdwenen, maar toen was de toendra dus heel droog. Er waren daardoor weinig insecten, dus de kuikens groeiden heel slecht.”

Het is een voorbeeld van de druk die organismen ervaren aan beide kanten van het spectrum van de timing van de lente. „Het maakt het beeld rommeliger”, merkt Reneerkens op. „Begin deze eeuw hadden we het steeds over de vraag: kunnen de planten en dieren die vervroeging bijbenen, of treedt er een ‘mismatch’ op tussen de timing in hun cyclus en de ideale omstandigheden? Nu zien we dat het hele idee van een mismatch te simpel gesteld is. Het gaat veel meer om aanpassingsvermogen ter plekke, op dat moment.”

En dat laatste blijkt beperkt te zijn, schrijven de onderzoekers bezorgd in Current Biology. Waar soorten in vroegere jaren nog sterk reageerden op veranderende omstandigheden, doen sommige dat nu veel minder. En dat maakt ze steeds kwetsbaarder, in die barre uithoek van de aarde.

Ganzen op Spitsbergen

Geldt dat voor het gehele noordpoolgebied? Maarten Loonen van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen onderzoekt al ruim dertig jaar ganzen op Spitsbergen. „Wij zien in onze broeddata precies hetzelfde patroon”, zegt hij. „Heel interessant dat de Denen dit nu zo mooi laten zien bij allerlei organismen.”

Het is interessant omdat daar het grotere plaatje totaal anders is, merkt Loonen op. Spitsbergen is een klein eiland te midden van relatief warme oceaanstromen. Hier is de sterk wisselende zeeijsbedekking zeer bepalend voor het klimaat aan land. Groenland is een veel grotere landmassa, omsloten door veel kouder zeewater, en de neerslagpatronen zijn er anders. „Ik ben wel benieuwd wat precies de rol is van die sneeuwbedekking en de smeltpatronen”, zegt Loonen. „Het kan wel zijn dat verschillen daarin die enorme variabiliteit verklaren. Maar daar weten we nog niet genoeg van.”

Daarnaast benadrukt hij dat ook het nieuwe patroon maar een momentopname is. „Over tien jaar kan het zo weer anders zijn. Dit toont maar weer eens het grote belang van zulke langetermijnreeksen.”