Normaal gesproken gaat het bij rapporten van de Algemene Rekenkamer zo. Vóór een bepaald onderzoek over een overheidsdienst verschijnt, krijgt de betrokken minister de gelegenheid erop te reflecteren. Die stuurt dan een eerste, vaak obligate reactie die in de eindversie belandt. Daarin zegt de bewindspersoon blij te zijn met het onderzoek, de conclusies grotendeels te onderschrijven en de aanbevelingen over te nemen. Een uitgebreide kabinetsreactie richting Tweede Kamer volgt doorgaans pas weken of maanden later.
Dit keer ging dat anders. Minister Judith Uitermark van Binnenlandse Zaken (NSC) ging in op de uitnodiging van Rekenkamerpresident Pieter Duisenberg om al op de dag van het verschijnen van het rapport Integriteit als basis gezamenlijk een toelichting te geven. Gelet op haar drukke agenda niet op zijn kantoor aan het Lange Voorhout, maar op haar departement naast het station.
Dus toog Duisenberg, sinds een jaar president van de Algemene Rekenkamer, maandagmiddag naar het ministerie van BZK voor een gezamenlijk interview over iets dat ze allebei belangrijk vinden: integriteit bij de rijksoverheid. „Een integer openbaar bestuur is het fundament onder onze democratie”, schrijft het rapport, en „de ruggengraat van een betrouwbare en goed functionerende overheid.”
Lees ook
Helft van de integriteitsschendingen op de werkvloer niet gemeld
Waarom wilt u nu al meteen op dit rapport ingaan?
Uitermark: „Omdat ik net als de Rekenkamer vind dat het onderwerp ‘integriteit’ veel hoger op de agenda moet komen. Ik heb in mijn eerste weken als minister met veel ambtenaren op het departement gesproken en het viel me op dat dit onderwerp zo weinig aan de orde kwam. Ik vind dat frustrerend, want integriteit is toch iets waar niemand op tegen is?”
Duisenberg vult aan: „En ik zag een nieuw kabinet aantreden dat zegt de kwaliteit van het openbaar bestuur hoog te hebben zitten. Dus ik zie hier vooral een kans. Integriteit heeft echt te lang te weinig aandacht gekregen.”
Ik ga er eerst goed over doorpraten hier op het departement. Een betere wereld begint immers bij jezelf
Het rapport van de Rekenkamer biedt geen overzicht van de ontwikkeling van misstanden en ambtelijk wangedrag in de laatste jaren. De aanleiding is breder. Recente parlementaire enquêtes en onderzoeken naar onder meer het Toeslagenschandaal en de mondkapjesaffaire stelden vast dat ministeries niet altijd adequaat omgaan met signalen van misstanden. Daar wilde de Algemene Rekenkamer meer van weten. Dus zette zij breed een enquête uit onder rijksambtenaren – 4.500 deden mee.
Om een indruk te geven van de omvang van het probleem: uit het laatste jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk blijkt dat er vorig jaar 688 integriteitsschendingen zijn vastgesteld. De meest voorkomende misstanden betreffen ‘misbruik bedrijfsmiddelen en overtreden interne regels’ (205) en ‘ongewenste omgangsvormen’ 184).
Eén van de voor Duisenberg schokkende conclusies is dat bij vermoedens van integriteitsschending rijksambtenaren eerder geneigd zijn om dat níét te melden dan wel. „De groep niet-melders is zelfs twee keer zo groot als de groep die wel melding doet”, zegt hij.
Wat is daarvan de reden?
Duisenberg: „Dat vind ik nog bijna ernstiger: 30 tot 40 procent van de niet-melders geeft in ons onderzoek aan dat ergens melding van maken niet veilig voelt. Men vreest gevolgen voor hun baan. En 45 procent heeft er geen vertrouwen in dat hun melding goed wordt afgehandeld.”
Hoe komt dat?
Duisenberg: „De structuur is meestal wel in orde – er zijn op departementen voldoende systemen en vertrouwenspersonen. Maar het gaat ook om cultuur. Daarbij spelen leidinggevenden een grote rol. Zij hebben een voorbeeldfunctie en moeten ook de juiste sfeer creëren, met ruimte voor tegenspraak. Uit ons onderzoek blijkt dat juist leidinggevenden daar onvoldoende steun voor ervaren van hún bazen, de ambtelijke top. Er wordt gewoon te weinig over gesproken.”
En wat gaat de minister die verantwoordelijkheid is voor de rijksdienst daar aan doen?
Uitermark: „Dat is natuurlijk niet iets wat ik in m’n eentje beslis of bedenk. Maar wat wel in mijn eigen invloedssfeer ligt, is om het onderwerp van integriteit meer bespreekbaar te maken. Dat moet zowel op mijn eigen departement en in de ambtelijke top gebeuren als in het kabinet.”
Wat is de eerste stap die u gaat zetten?
Uitermark: „Ik ga er eerst goed over doorpraten op het departement. Een betere wereld begint immers bij jezelf. Het staat deze maand op de agenda van de secretaris-generaal. Vervolgens zullen we een strategie moeten ontwikkelen om het rijksbreed verder te brengen. Het is goed dat er op dit thema nieuw elan komt. Het staat hoog op mijn agenda en ik zie hier een president van de Rekenkamer die erbovenop zit.”
Leidinggevenden moeten ruimte voor tegenspraak creëeren
Duisenberg: „Een verre voorganger van u heeft het thema al goed op de agenda gezet. Ien Dales [minister van Binnenlandse Zaken van 1989 tot 1994, red.] sprak ooit de bekende woorden: ‘De overheid is of wél of níét integer. Een beetje integer, dat kan niet.’”
De Rekenkamer zegt eigenlijk dat er op veel departementen geen veilige werkomgeving bestaat voor medewerkers die misstanden zien. Geldt dat ook voor geloofsopvattingen? Kunnen ambtenaren met een hoofddoek die voor een PVV-minister werken nog wel op hun gemak hun werk doen?
Uitermark: „Ik ken zelf mensen met een hoofddoek die bij de overheid werken en die voelen dit helemaal niet zo.
„Niemand hoeft daar ook bang voor te zijn. De overheid is gewoon een goede werkgever, ook voor vrouwen met een hoofddoek.”
Lees ook
Het omkopen van ambtenaren is een verdienmodel geworden, waarschuwt de Rijksrecherche