Op het eerste gezicht is het trainingcentrum van Stichting Hulphond Nederland in het idyllische Noord-Brabantse dorp Herpen een doodnormaal kantoorpand. Een lichte entree, keurige vergaderzalen en gezellige koffiehoekjes. Maar wie goed kijkt valt toch iets op. De touwtjes aan de deurposten bijvoorbeeld. De verdwaalde hondenmand. Aan de voeten van de secretaresse ligt een zwarte hond bij te komen van zijn trainingsdag.
Hier leren honden om de deur open te doen voor hun baasje. Ze kunnen sokken in de wasmachine stoppen en de deken van het bed trekken. De alarmknop leren ze in te drukken wanneer dat nodig is. De honden worden opgeleid om mensen te helpen met een fysieke beperking, een posttraumatische stressstoornis of epilepsie.
Gezondheidseconoom Valérie van Hezik-Wester promoveerde aan de Erasmus School of Health Policy & Management op onderzoek naar de epilepsiehulphond. Twee opleidingscentra trainden de epilespiehulphonden voor haar onderzoek.
Ze is zelf verbaasd over alle positieve uitkomsten van haar studie. „Door de aanwezigheid van de epilepsiehulphond neemt niet alleen het aantal insulten bij de deelnemers aanzienlijk af, de hond blijkt ook in economisch opzicht een heel goede interventie te zijn!”
Epilepsie kent veel vormen en gradaties. De meeste patiënten kunnen hun insulten snel onderdrukken met medicijnen, maar voor een kleine groep komen de aanvallen ondanks pillen, operaties en allerhande diëten nog steeds regelmatig voor.
Veel van deze patiënten bouwen hun leven om hun insulten heen. Ook tijdens het sporten of in de supermarkt kan een aanval hen immers overvallen. Zij zijn erg afhankelijk van mantelzorgers, want geregeld bezeren deze patiënten zich tijdens een insult zodanig dat ze in het ziekenhuis belanden.
Een epilepsiehond kan helpen. Wat de honden leren is afhankelijk van hoe de ziekte zich bij de baasjes presenteert. Ze leren om het insult te herkennen en daarna bijvoorbeeld een alarmknop in te drukken die is gekoppeld aan de telefoon van een mantelzorger. De honden kunnen een tasje met medicijnen naar de patiënt brengen of het baasje in een stabiele zijligging manoeuvreren.
Een derde minder aanvallen
Zo’n hulphond is duur, denk aan 20.000 tot 40.000 euro per hond. „Op dit moment betalen patiënten dat uit eigen zak, of van donaties”, zegt Van Hezik-Wester. „De interventie wordt niet vergoed, want er was wel wat anekdotisch bewijs over de voordelen, maar de gezondheidseffecten werden nooit goed onderzocht. Informatie over de kosteneffectiviteit van epilepsiehulphonden was er ook niet.”
Van Hezik-Wester is wereldwijd de eerste die beide grondig onderzoekt. Dat was mogelijk dankzij een eenmalige subsidie van het Rijk. „Ik voelde daarom veel druk om dit goed te doen en af te maken. Ik denk niet dat er snel nog zo’n onderzoek ergens ter wereld zal worden opgezet.” Haar resultaten kwamen in het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift Neurology.
„De opvallendste uitkomst is dat het aantal insulten van onze deelnemers binnen een jaar met 30 procent afnam”, zegt Van Hezik-Wester. „Dat is veel, zeker als je bedenkt dat deze patiënten alles al geprobeerd hadden.” Hoe dat kan? „We vermoeden dat het te maken heeft met stress. Dat is voor veel patiënten een belangrijke uitlokkende factor voor epileptische insulten.”
Uit de dagboeken die de vijfentwintig deelnemers bijhielden bleek dat ze minder last hadden van stress en angst. Hun sociale leven kreeg een impuls doordat ze met de hond weer de deur uit durfden. „We zagen ook dat deze deelnemers minder mantelzorg nodig hadden en minder vaak in het ziekenhuis terechtkwamen.” Volgens de promovendus zou dat kunnen komen doordat deze patiënten minder ongelukken hadden als gevolg van hun aanvallen of doordat omstanders minder vaak onnodig een ambulance oproepen.
Voor een gezondheidseconoom als Van Hezik-Wester was het behoorlijk onwennig om ook medische effecten te onderzoeken. Alleen al omdat ze niet is getraind om met patiënten te praten over hun ziekte. Ze zag voor het eerst hoeveel impact epilepsie kan hebben op het dagelijks leven. „Terwijl ik in de bloei van mijn leven ben, een gezinnetje aan het stichten, aan het promoveren, waren al die dingen voor veel van de patiënten helemaal geen optie.”
De hond moet blijven trainen
Ze realiseerde zich des te meer hoeveel er voor deze patiënten op het spel stond. „Zij zijn eigenlijk uitbehandeld. Daarom was deze studie zo bijzonder: we konden onze deelnemers gratis voor tien jaar een hulphond aanbieden.”
Voor een kwart van de deelnemers bleek een hond geen oplossing te zijn. „Zo’n hond is niet alleen een hulp, je hebt er ook een huisdier bij waar je intensief voor moet zorgen”, zegt Van Hezik-Wester. Dat gaat verder dan eten geven en uitlaten, de training voor hulphonden moet je blijven onderhouden. Sommige patiënten hebben ’s nachts veel aanvallen en worden ’s ochtends doodmoe wakker. Dan kan het erg belastend zijn om gelijk weer klaar te staan voor de hond.”
De studie vroeg veel van de twee deelnemende hondencentra, merkte Van Hezik-Wester al snel. In een tijdsbestek van drie jaar moesten er enorm veel honden opgeleid worden en ook nog precies in het tempo dat de studie dicteerde. „En vergeet de deelnemers niet! Zij moesten lang wachten op hun hond, hebben drie jaar lang élke dag aanvalsdagboekjes bijgehouden en elke vier maanden een grote set vragenlijsten ingevuld, en dat naast alle nieuwe verantwoordelijkheden van de hond. Ik vind het hartverwarmend om te zien dat er door alle partijen zó hard is gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.”