Een gids voor winterbomen met te veel vertakkingen

Natuur in de winter. Kan die leuk zijn? Dat vraagt bioloog Dirk Slagter zich af in zijn nieuwe handboek over het herkennen van bomen en struiken in de koudste maanden. Al die kale takken lijken op elkaar, zou je zeggen, daar is niet veel aan te beleven. Slagter noemt de bomen „winterdood”.

Dit weerhield hem er niet van juist van flora in de winter zijn levenswerk te maken. Hij stelde een ruim vijfhonderd bladzijden tellende, geïllustreerde gids samen met de uitgebreide titel Ontdek Winterkenmerken van bomen, struiken, bamboes, houtige klimplanten en houtige kruipplanten.

Het is een ambitieus werk met grote beloften. Aan de hand van details als knoppen, bessen, kronkeltakken, doorns, winterbloemen, takkenstelsels, dennenappels en schors moet het mogelijk zijn bomen en struiken te identificeren. Ook de rijke, fraaie verscheidenheid aan vormen speelt mee, bijvoorbeeld die van zuil- of treurboom, haag, bol- of leiboom, dakboom of slangenden.

In tegenstelling tot traditionele gidsen beeldt Slagter niet de struiken of bomen zelf af, maar zoomt hij in op details. Dat lijkt een handige oplossing, maar in de praktijk is het een complexe werkwijze. Allereerst de typografie van het boek: die is verwarrend. Soms staan beschrijvingen vet gedrukt, soms cursief en soms romein. Ook de foto’s zelf vallen tegen, vaak worden ze ontsierd door auto’s of bebouwing. Heeft de lezer op een bepaalde bladzijde eenmaal een kenmerk gevonden, zoals een bijzondere structuur die ‘sliert’ heet ofwel het winterkenmerk van de hazelaar, dan volgen nog tal van verwijzingen elders die je moet volgen. De definitie van ‘sliert’ luidt: „De gele onbehaarde slierten hangen in groepjes langs de eindtak aan steeltjes die korter zijn dan 1 cm.”

Op maar liefst zes andere bladzijden kriskras door het boek heen vind je dan meer kenmerken, bijvoorbeeld een typering van de noten, zoals deze: „De noten zijn, waar ze vastzitten, omgeven door een krans dorre blaadjes die een sterk gerafelde rand hebben.” Dan volgt nóg een verwijzing verderop, waar exact hetzelfde staat, met identieke afbeelding.

Kenmerken blijken lang niet altijd eensluidend, zoals van de boerenjasmijn: „De al dan niet vertakte eindtakken zijn, zeker gedeeltelijk, roodbruin.” Twee keer een voorbehoud, dat bemoeilijkt determinatie. Of neem de toelichting op de haagbeuk, waarvan de takken „minder ‘steil’” lopen dan die van de steile haagbeuk. Op de foto’s zie je nauwelijks enig verschil tussen ‘steil’ en ‘minder steil’.

Cruciale vraag is: waarom zo ingewikkeld? De gids gaat niet uit van de boomsoort in de winter zoals die zich aan ons voordoet in al zijn bladerloze, pure schoonheid, maar legt het vergrootglas op een duizelingwekkende variëteit aan details verspreid over vele bladzijden in het boek. Hiermee moet de soort achterhaald worden. Dat is haast niet te doen.



Leeslijst