Door extreem weinig zeeijs redden keizerpinguïnkuikens het niet

Klimaatverandering Door verlies van zeeijs rond Antarctica mislukte eind 2022 het broedseizoen van vier keizerspinguïnkolonies, blijkt uit satellietbeelden.

Rond Antarctica komen acht soorten pinguïns voor, waaronder de keizerspinguïn. Foto Mike Hill
Rond Antarctica komen acht soorten pinguïns voor, waaronder de keizerspinguïn. Foto Mike Hill

De extreem lage hoeveelheid zeeijs rond Antarctica zorgde eind 2022 voor een mislukt keizerspinguïnbroedseizoen. Van de vijf kolonies in de Bellingshausenzee, ten westen van het Antarctisch Schiereiland, was er maar één waarbij de jonge keizerspinguïns met succes werden grootgebracht. Bij de andere vier raakten de jongen te water voor ze een waterdicht verenpak hadden ontwikkeld. Mogelijk wisten sommige van hen zich nog in veiligheid te brengen op ijsbergen, maar dat is onduidelijk. Dit is voor het eerst dat grootschalig zeeijsverlies zo direct in verband kan worden gebracht met het uitblijven van broedsucces voor de keizerspinguïns, schrijven twee biologen van de British Antarctic Survey (BAS) samen met een Franse collega in Nature Communication Earth & Environment.

Rond Antarctica komen acht soorten pinguïns voor, waarvan de keizerspinguïn (Aptenodytes forsteri) de grootste is. In totaal gaat het om naar schatting een kleine 600.000 keizerspinguïns, verspreid over in ieder geval 66 kolonies. De meest recente kolonie werd met satellietbeelden in januari van dit jaar ontdekt: de bruine poepvlekken steken duidelijk af tegen het ijs.

Keizerspinguïns zijn voor een groot deel van hun bezigheden gebonden aan het zeeijs: ze broeden er, ruien er en jagen langs de randen naar vis. Eind maart, in het Antarctische najaar, komen ze aan op hun beoogde broedplek, in mei leggen ze een ei dat na 65 dagen uitkomt, en normaliter zijn de kuikens zeewaardig in december of januari.

Met uitsterven bedreigd

Maar al langer ondervindt de soort hinder door klimaatverandering en daarmee gepaard gaand zeeijsverlies. Koloniebroedplekken gaan verloren, minder jongen worden groot – uit recente voorspellingen kwam naar voren dat zo’n 90 procent van de keizerspinguinkolonies aan het eind van deze eeuw zal zijn uitgestorven.

Het is dan ook niet voor het eerst dat de BAS aan de bel trekt. In 2019 deden ze eveneens melding van een ‘catastrofaal broeddebacle’ voor de keizerspinguïns, destijds in de Weddellzee ten oosten van het Antarctisch Schiereiland. Toen ging het om de drukstbevolkte kolonie, met ruim 11.000 broedparen. De huidige kolonies zijn een stuk kleiner (tussen de 630 en 3.500 broedparen). Toch noemt de BAS de ontdekking wederom catastrofaal, omdat het nu om zulk wijdverspreid ijsverlies ging, waarbij in grote delen van de Bellingshausenzee en andere regio’s het ijs al in november volledig was verdwenen.

Ook voor het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van satellietbeelden. Daarop was te zien dat drie van de vijf kolonies nog zichtbaar waren eind oktober en begin november (dankzij de bruine pinguïnpoeppixels), maar begin december geheel waren verdwenen, net als het zeeijs. De kuikens konden op dat moment nog niet zwemmen en hadden geen waterdicht verenkleed; de kans dat enkele jongen het overleefden is nihil. Bij een van de kolonies zouden sommige dieren naar een nabije ijsberg zijn gevlucht, maar op de satellietbeelden is niet te zien of daar ook kuikens bij zaten.

Een vierde kolonie op landijs werd eveneens in december verlaten – mogelijk omdat de ‘ijshelling’ die de broedplek met de zee verbond verdween, waardoor volwassen pinguïns niet meer terug bij hun kuikens konden komen. In de vijfde kolonie konden er wel kuikens worden grootgebracht, mogelijk doordat de lokale topografie ervoor zorgde dat het zeeijs pas eind december begon op te breken.