N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ziekte Na Equatoriaal Guinea is het bijzonder gevaarlijke marburgvirus nu ook in Tanzania aangetroffen. De WHO schat het verdere verspreidingsrisico zeer hoog in.
In Tanzania is vorige week een uitbraak vastgesteld van het dodelijke marburgvirus. Tot 22 maart zijn er acht mensen met het virus geïnfecteerd, waarvan er vijf zijn overleden. De Wereldgezondheidsorganisatie WHO is alert: het is de eerste keer dat dit bijzonder gevaarlijke virus in dit Oost-Afrikaanse land is aangetroffen, en sinds begin dit jaar is er ook een uitbraak in Equatoriaal Guinea, in het westen van het Afrika. Die uitbraak blijkt ook groter dan aanvankelijk gedacht. Onderzoekers bekijken nu of deze uitbraken aan elkaar verwant zijn.
Het marburgvirus is zeer besmettelijk en dodelijk. Het veroorzaakt hemorragische koorts, een ziekte met hoge koorts en ernstige bloedingen, vergelijkbaar met Ebola. De WHO schat het verspreidingsrisico binnen Tanzania zeer hoog in, en ook in Equatoriaal-Guinea is dat risico hoog. De organisatie heeft experts in beide landen gemobiliseerd om te helpen adequaat op de uitbraak te reageren, met onder meer bron-contactonderzoek, isolatiemaatregelen, testlaboratoria, en om de bevolking te instrueren over besmettingsrisico’s. Er zijn ook maatregelen voor reizigers: in Tanzania wordt bij iedereen die de grens passeert de temperatuur gemeten. Ook in het getroffen gebied in Equatoriaal-Guinea gelden reisbeperkingen. Het mondiale risico op verspreiding is laag, volgens de WHO.
Waterige diarree
Na besmetting met het marburgvirus worden mensen 2 tot 21 dagen later abrupt ziek. Het begint met zware hoofdpijn, na drie dagen volgt hevige buikpijn met braken en waterige diarree. Vijf tot zeven dagen na de eerste symptomen ontstaan ernstige bloedingen, vaak in meerdere organen en meestal fataal. Afhankelijk van de virusvariant en de geboden zorg, sterft 24 tot 88 procent van de geïnfecteerde mensen binnen negen dagen.
Mensen lopen de ziekte op door direct contact met besmette lichaamsvloeistoffen van een patiënt of een overledene, zoals bloed, urine, ontlasting, braaksel of speeksel, of met bijvoorbeeld besmette lakens of kleding. Vaak gebeurt dit tijdens begrafenisrituelen. Mannen die de ziekte overleven, moeten een jaar lang condooms gebruiken tijdens seks. Daarnaast kunnen mensen geïnfecteerd raken door direct contact met vleermuizen.
De Egyptische fruitetende vleermuis Rousettus aegyptiacus is de vermoedelijke natuurlijke drager van het marburgvirus. Deze vleermuissoort wordt niet ziek van het virus en komt in verschillende landen in Afrika en in het Midden-Oosten voor. Ook mensapen kunnen het virus oplopen en er ziek van worden – mensen kunnen het dus ook krijgen door het bereiden of eten van apenvlees.
Er bestaan geen goedgekeurde vaccins of medicijnen tegen het marburgvirus. De behandeling bestaat uit het op tijd toedienen van hydraterende dranken of infusen, en de symptomen bestrijden. Verschillende experimentele middelen worden getest.
Vleermuizengrot
De marburgvirusuitbraak in Tanzania volgt dus kort na een uitbraak met hetzelfde virus in Equatoriaal-Guinea, waarover de WHO op 25 februari berichtte. Daar zijn tot 22 maart in totaal negen in het laboratorium bevestigde infecties geteld, en twintig mensen die hoogstwaarschijnlijk ook het virus hadden. Die twintig zijn allemaal overleden, en van de negen bevestigde gevallen ook zeven. De slachtoffers wonen in verschillende gebieden die 150 kilometer uit elkaar liggen.
Ook de uitbraak in Equatoriaal-Guinea is de eerste in dat land. De meest recente gerapporteerde uitbraken van het marburgvirus waren in Ghana in 2022 en in de Republiek Guinee (2021) in West-Afrika, en in Oeganda (2017) in Oost-Afrika.
Het marburgvirus is in 1967 voor het eerst ontdekt na gelijktijdige uitbaken in Marburg en Frankfurt in Duitsland, en in Belgrado in Servië. Die uitbraken kwamen door onderzoek aan uit Oeganda geïmporteerde aapjes.
In 2008 overleed een Nederlandse vrouw in het Leids Universitair Medisch Centrum aan de ziekte na een bezoek aan een vleermuizengrot in Oeganda.