Geen heidense god, zeker geen spotprent van Oliver Cromwell en al helemaal geen prehistorisch vruchtbaarheidssymbool. Nee, de 55 meter hoge tekening van een naakte reus met zijn opvallende knots en grote penis op een heuvel in het Engelse Dorset is vrijwel zeker gemaakt in de achtste, negende of tiende eeuw als markering van een mobilisatieplaats voor het leger van Wessex.
Afgebeeld is de klassieke held Herakles (Hercules in het Latijn), een figuur die in die eeuwen behoorlijk populair was bij de elite. Als eind tiende eeuw dichtbij een Benedictijns klooster wordt gesticht, wordt de reusachtige witte figuur spoedig geïdentificeerd met de heilige Eadwold van wie het klooster relieken bezat. Dit blijkt allemaal uit een grote analyse van de Cerne Giant die de historici Thomas Morcom (Universiteit van Oslo) en Helen Gittos (Universiteit van Oxford) hebben gepubliceerd in het historische tijdschrift Speculum. Het is de geschiedkundige uitwerking van een datering uit 2020 van de Hercules-figuur door de Britse National Trust die het nationale monument beheert.
De reus van Cerne is een van de bekendste ‘geoglyphen’ (‘aardetekeningen’) in Zuid- en Midden-Engeland, samen met de (mogelijk zestiende- of zeventiende-eeuwse) Long Man die twee stokken vasthoudt in Wilmington (Sussex) en het wél prehistorische paard van Uffington, in Oxfordshire. Allemaal zijn ze goed te zien vanaf naburige heuvels en gevormd door gras weg te halen en te graven in de witte kalkrijke ondergrond. Zo zichtbaar zijn deze tientallen meters grote figuren dat in de Tweede Wereldoorlog in ieder geval de reus van Cerne werd afgedekt om Duitse piloten niet te helpen bij hun navigatie boven Engeland.
Als de figuren niet worden onderhouden kan de tekening door overgroeiing en sediment binnen honderd jaar verdwijnen. Een paard dat rond 1865 werd uitgesneden in een heuvel in Berkshire en daarna nooit werd onderhouden was nog zichtbaar in 1922, maar helemaal verdwenen in 1949. In 2008 waren er bijvoorbeeld zelfs alarmerende berichten over het voortbestaan van de reus van Cerne omdat er toen te weinig schapen beschikbaar waren voor de jaarlijkse kaalvreetsessie van een paar weken, waarin de circa 60 centimeter brede kalklijnen onkruidvrij werden gemaakt. De National Trust heeft toen met toevoeging van verse kalk de lijnen strak moeten houden.
Tientallen centimeters diep
Herkalken is een vertrouwde onderhoudstechniek, zo blijkt ook uit het recente dateringsonderzoek van de National Trust: onder het oppervlak op de bodem van de lijnen zijn diverse kalklagen tot tientallen centimeters diep terug te vinden, de eerste is al van vlak na de vorming, de laatste herkalking dateert uit 2019.
De datering van de tekening is gebaseerd op zogeheten OSL-metingen (optically stimulated luminescence) aan kwarts in de onderste lagen van de lijnen op vier plekken in de ellebogen en in de voeten van de reus. Met OSL kan worden gemeten wanneer (begraven) kwarts voor het laatst blootgesteld was aan licht. Bij de reus bleek dat er voor het eerst aan de lijnen is gewerkt in de periode 700 tot 1100, met een meest waarschijnlijke periode rond het jaar 980. Een belangrijke bevestiging van deze OSL-datering in de eerste helft van de Middeleeuwen komt van de vondst in de onderste kalklagen van de huisjes van een minieme slakkensoort die pas in de vroege Middeleeuwen met handelswaar in Engeland terecht is gekomen.
Met die datering in handen konden Morcom en Gittos veel andere aanwijzingen beter plaatsen. Bijvoorbeeld dat het ronde gezicht van de reus bijzonder goed past in de stijl waarin in deze Angelsaksische tijd gezichten werden afgebeeld, zoals een gezicht op een scepter uit een bekend graf uit Sutton Hoo uit de zevende eeuw, een archeologische vindplaats in Suffolk.
Dat de figuur Hercules afbeeldt was al eerder duidelijk: alleen al de knots met geknoopte touwen is een onmiskenbaar symbool van deze Griekse held. Maar de historici maken nu in Speculum duidelijk dat ook in de vroege Middeleeuwen Hercules in Engeland een bekende figuur was. In geschriften zoals die van een achtste-eeuwse bisschop van Sherborn (amper 15 kilometer van Cerne) wordt hij op allerlei manieren beschreven, als bloeddorstig monster maar ook bestrijder van monsters en natuurlijk simpelweg als ‘sterke held’. Ook in negende eeuw duikt de figuur regelmatig in brieven op.
Dat de figuur waarschijnlijk werd gebruikt om een legerverzamelplaats aan te duiden leiden Morcom en Gittos af uit verschillende aanwijzingen. De koninklijke familie van Wessex bezat veel land in het gebied, de reus is goed zichtbaar vanuit de omgeving, een belangrijke legerweg (herepath) loopt er vlak langs, Cerne lag dicht bij de frontlijn in de strijd tegen de vikingen in de negende en tiende eeuw, en op de heuvels rondom de figuur staan een aantal zwaar verweerde markeringstenen uit dezelfde tijd. Op een van die stenen kan zelfs getoeterd worden, en ook de naam lijkt volgens de historici te wijzen op ‘getoeter’ om een leger te verzamelen, de Bellingstone, waarin het oud-Engelse woord bellan zit: bulderen, loeien.
Nederigheid en heiligheid
In de elfde eeuw werd de figuur door monniken van het toen nieuwe klooster in de vallei van Hercules omgedoopt tot de heilige Eadwold, wiens relieken in het klooster vereerd werden. Naaktheid was voor zo’n heiligenafbeelding toentertijd geen bezwaar, het gold zelfs als een teken van nederigheid en heiligheid. Volgens Morcom en Gittos werd daarbij de knots gezien als de kluizenaarsstaf van Eadwold. Volgens een elfde-eeuwse tekst heeft Eadwold die staf ooit in de heuvel gestoken en vanaf die plek zou hij hebben neergekeken naar de plaats waar zijn graf zou komen. Precies zoals je vanaf de reus van Cerne naar het klooster kon kijken. Volgens Morcom en Gittos zou deze tekst daarom zelfs de oudste verwijzing naar de reus kunnen zijn.
En passant maken de historici nog gehakt van de opvatting dat de reus eigenlijk de god Helith zou zijn. Morcom en Gittos leggen minutieus uit dat de eerste verwijzing naar Helith, in een dertiende-eeuws kroniek, terug gaat op een leesfout door de auteur van die kroniek. In zijn bron voor deze passage over Cerne wordt de profeet Elia genoemd, ‘Helias’ in het Latijn, maar daarvan maakte de kroniekschrijver ‘Helith’ en op grond van allerlei context-informatie maakt hij hem ook tot een demon, een heidense god. Daarna werd die leesfout weer door andere schrijvers overgenomen.