Decennialang was Nedcar de motor van Limburg, maar die dreigt stil te vallen: ‘Dat stukje trots wordt je nu ontnomen’

Auto-industrie Donderdag werd bekend dat het Limburgse Nedcar 1.800 banen schrapt. Wat betekent een mogelijke sluiting voor de regio? „Ik voel me een stukje van de fabriek.”

Koningin Juliana bij de opening van de autofabriek, destijds nog van DAF, in 1968.
Koningin Juliana bij de opening van de autofabriek, destijds nog van DAF, in 1968. Foto Anefo/Nationaal Archief

Eric van Alphen begon eind jaren tachtig op z’n 22ste te werken bij autofabriek Nedcar in het Limburgse Born. Die fabriek werd een stukje van zijn leven. Het „huisje” dat hij met zijn vrouw kocht in Berg aan de Maas, op een kwartiertje van de fabriek, kon hij kopen via een speciale spaarloonrekening voor medewerkers. Via de personeelsvereniging kocht hij in de jaren negentig goedkope theaterkaartjes. Zijn zoon zou later stage lopen in de fabriek. Als hij auto’s op de weg ziet rijden die Nedcar gemaakt heeft, dan vallen die hem altijd op. „Je gaat daar automatisch op letten.”

Nu is Van Alphen 56. Bij Nedcar – met 3.950 werknemers op dit moment nog een van de grootste industriebedrijven van Nederland – volgt de komende maanden een massa-ontslag. In november al voor 1.800 mensen, zo werd donderdag bekend, later vermoedelijk voor nog meer werknemers. Na bijna 35 jaar moet Van Alphen vrijwel zeker op zoek naar een nieuwe baan, om nog een aantal jaar vol te maken tot zijn pensioen. Wat hij dan gaat doen, daar gaat het vakbondslid „eens goed over nadenken”, vertelt hij aan de telefoon. „Eerst maar een tijdje niks.”

In het smalste stukje Nederland, waar Zuid-Limburg gelaten aan zijn koninkrijk bungelt, zoals de schrijver Paul Haimon het ooit omschreef, vindt dezer dagen het eindspel plaats van de enige autofabriek van Nederland. VDL Nedcar verliest begin 2024 de enige klant, BMW. Daar bouwt het nu nog Mini’s en SUV’s voor. Nedcar, dat onderdeel is van het Eindhovense familieconcern VDL, was vorig jaar nog goed voor 2 miljard van de 6 miljard euro omzet die het concern in totaal behaalde. Maar de autobouwer heeft geen nieuwe, grote opdrachtgever weten binnen te halen. Grote autobouwers hebben nu genoeg aan hun eigen fabrieken, de behoefte aan een ‘flexibele schil’ als Nedcar is er niet meer.

Voor het merendeel van het personeel is daardoor vrijwel zeker geen werk meer. Dat leidde de afgelopen weken tot spanningen. Tussen de vakbonden en VDL woedt een conflict over het sociaal plan, dat volgens de bonden te mager is. De afgelopen week staakte het personeel op dinsdag en donderdag. Twee weken daarvoor kwam het ook al tot stakingen.

NRC sprake met twee (oud-)werknemers over hun carrière bij de fabriek. Over wat de sluiting betekent, over de historie en over de trots om auto’s te bouwen. En over wat er verloren gaat bij een sluiting.

Grote sleutels, grote hamers

Toen Eric van Alphen in 1989 rechtstreeks van de mts bij Nedcar belandde, bestond de fabriek al twee decennia. Het bedrijf werd aan het einde van de jaren zestig opgericht door DAF, dat in Eindhoven capaciteit tekortkwam om de kleine autootjes te maken waar het om bekend stond. De staat steunde het plan en nam een belang in de fabriek: een belangrijk doel van de oprichting was werkgelegenheid creëren na het sluiten van de mijnen in Zuid-Limburg. Koningin Juliana knipte in 1968 het lintje door. Nog altijd ligt de fabriek aan de Doctor Hub van Doorneweg, de oprichter van DAF.

De fabriek op de openingsdag in 1968. Koningin Juliana knipte het lintje door.
Foto Anefo/Nationaal Archief

Van Alphen ging aan de slag in de pershal, waar het staal voor de auto’s in vormen wordt gedrukt. De fabriek was toen al overgegaan naar Volvo, dat na een paar jaar Nedcar grotendeels had overgenomen van DAF. Hij deed er onderhoud. Zwaar werk, zegt Van Alphen. „Je moest met weinig middelen veel proberen te doen.” Grote sleutels, grote hamers, en dan de machines repareren als er wat was. „Je had nog geen geavanceerde hulpmiddelen.”

Toch was het leuk werk. Van Alphen herinnert zich sterk dat het een sociale omgeving was, met veel voorzieningen. Met korting kon hij een auto kopen die „nog altijd rijdt”. Er was een voetbalclub van de fabriek.

Een van de grootste veranderingen die bij Nedcar zou plaatsvinden, was de komst van Mitsubishi in 1991. De Volvo’s verkochten begin jaren negentig niet meer zo goed. „Er waren veel handjes over”, vertelt Van Alphen. Er was ruimte voor een tweede autobouwer. Mitsubishi zag een kans: met Volvo begon het een joint venture, waarbij Mitsubishi uiteindelijk de iconische Colt-gezinswagen in Nederland zou bouwen.

Onder leiding van de Japanners veranderde de cultuur in de fabriek enorm. Ze waren geobsedeerd door efficiëntie en bedrijfsprocessen, ontdekten de Limburgers al snel. Bij Nedcar verschenen borden met teksten als „Lopen kost geld en tijd”, zo schreef NRC in 1994.

Veel productiemedewerkers gingen verplicht twee maanden op cursus op het hoofdkantoor in Japan. „Wij moesten leren van die mannetjes”, vertelt Eugene Pesch. „En die wisten heel goed wat ze wilden.” De 63-jarige Pesch werkte 34 jaar bij Nedcar op verschillende afdelingen, waaronder als leidinggevende bij de carrosserie, en is recent gestopt. In Japan bouwde het Limburgse personeel alvast de auto’s die daarna naar Born zouden komen. „Je leerde daar denken: hoe kan ik de kwaliteit beter krijgen?”

Volgens Pesch werkte het: in zijn hele leven heeft hij naar eigen zeggen het meest geleerd van de werkwijze van Mitsubishi. „Ze waren alleen maar bezig met continu verbeteren.” Kaizen, noemden ze dat. Een auto gebouwd die meteen stukgaat? „Daar gingen de Japanners héél diep op in. Hoe kunnen we dat de volgende keer voorkomen?” Altijd werd uitgebreid onderzoek gedaan, zodat het nóóit meer zou gebeuren. „Europeanen zouden zeggen: joh, vervang dat ene onderdeel en stuur maar snel weer weg!”

De fabriek werd ook stukken efficiënter ingericht, volgens Pesch: hele delen van de vloer bleven leeg. Uiteindelijk leidde het tot een rustige omgeving, vertelt hij. En de verbintenis groeide: dat je samen zo goed werkte, dat was bijzonder.

Armpje drukken met VDL

Bij Nedcar waren ze er wel aan gewend dat er altijd veel onzekerheid was. De bezetting fluctueerde over de decennia altijd mee met de vraag naar auto’s. „De auto-industrie kent hoge pieken en diepe dalen”, zegt Van Alphen. Direct bij zijn start kreeg Van Alphen al zes ‘ww-dagen’: er was te weinig werk. En was het personeelsbestand onder Mitsubishi alweer flink uitgedund, onder VDL en BMW groeide dit op het hoogtepunt in 2018 naar bijna 7.000 werknemers.

Tot 2023 was 2012 het spannendste jaar, vertelt hij. Toen maakte Mitsubishi bekend te stoppen met de fabriek. „Dat vonden die Japanners eigenlijk heel erg. Zij schaamden zich ervoor.” Ze wilden volgens Van Alphen alles goed regelen voor het personeel dat ontslagen dreigde te worden, met een goede ontslagregeling. Uiteindelijk bleek die niet nodig toen industrieconcern VDL, eigendom van de familie Van der Leegte, de fabriek toch nog overnam, met zekerheid op BMW als klant. Het overnamebedrag: 1 euro.

Elf jaar zou Nedcar voor BMW bouwen. De afgelopen jaren was duidelijk dat het werk rond 2023 zou aflopen. BMW zou voortaan genoeg hebben aan de eigen fabrieken. VDL ging op zoek naar nieuwe klanten. Twee keer leken er deals, met de Amerikaanse start-ups Rivian en Canoo, maar beide keren kwam het niet tot een concreet akkoord.

Bij sommige werknemers bestaat het idee dat VDL het spel slecht gespeeld heeft met deze merken, wat bijdraagt aan de huidige frustratie onder het personeel. En waar Mitsubishi volgens Alphen nog zijn best deed voor het personeel, is het met VDL meer „armpje drukken”. Van Alphen: „Het is de vraag wie de langste adem heeft.”

Lees ook: Bij VDL Nedcar barst het eindspel over de megafabriek los met tweedaagse staking

Vakbonden FNV en CNV noemden het donderdag „teleurstellend en frustrerend” dat VDL het nieuws van de ontslagen bekendmaakte voor er een akkoord is over een nieuw sociaal plan. De bonden zijn van plan door te gaan met staken de komende tijd.

Het sociale plan is belangrijk, zegt het kaderlid van vakbond CNV. „Ik ben 56, mijn zoon studeert, mijn huis is nog niet helemaal afbetaald.” Veel mensen werken bovendien nog niet zo lang bij de fabriek als hij, en zullen dus minder krijgen. „Er zijn hier veel mensen die hebben gewerkt bij Ford in Genk.” Die fabriek, net over de grens in België, sloot in 2014. „We vechten er ook voor dat zij wat meekrijgen.”

De arbeidsmarkt mag dan goed zijn voor werknemers, Van Alphen maakt zich toch ook zorgen over de regio, die economisch al niet de sterkste is. Nedcar heeft de bijnaam de ‘motor van Zuid-Limburg’ te zijn. „Werknemers wonen hier, doen hier hun inkopen. De broodjeszaak en de eetzaak in de buurt, die gaan dit voelen.” Zelf gaat hij dus eens goed nadenken wat hij wil doen, maar hij heeft al wel een vaag idee: het onderwijs in. „Mijn vrouw werkt daar. Zij zegt: je moet onderwijsassistent worden.”

Hij vindt zijn weg wel, maar blijft toch achter met een „belabberd” gevoel. „Ik had altijd gehoopt mijn pensioen te halen bij Nedcar. Een van mijn bazen zei ooit: ik hoef jou nooit te motiveren. Je bent altijd gemotiveerd. Ja, omdat ik me een stukje voel van de fabriek. Als je daar 34 jaar elke dag heen gaat, en je ziet die auto’s van de band lopen en je denkt: die hebben wij gebouwd – dan voel je trots. Dat stukje trots, dat wordt je nu ontnomen.”