De zwartgebuikte duiker

De sinds november aan de Zoetermeerse Plas overwinterende waterspreeuw (Cinclus cinclus) bezocht ik meerdere keren, maar even zo vaak bleek de zeldzame wintergast niet thuis. Dit weekend had ik meer geluk. Verscholen in het riet zag ik op slechts enkele meters afstand het onrustige vogeltje uit het water opduiken, een zoetwatergarnaal wegslikken en onmiddellijk weer onderwater verdwijnen. Druk in de weer verscheen en verdween de foeragerende waterspreeuw; zwemmend, duikend, soms kort opvliegend en steeds weer met opgewipte staart op en neer verend, zijn Engelse naam ‘dipper’ eer aandoend.

Wat bracht hem hier, nu al maanden moederziel alleen? Waterspreeuwen zijn territoriale zangvogels die langs snelstromende bergbeken leven en zich voeden met waterinsecten. Nederland bevindt zich op het scheidingsvlak van de verspreidingsgebieden van twee ondersoorten; dat van de Scandinavische zwartbuikwaterspreeuw (C.c. cinclus); een sporadische overwinteraar in Noord-Nederland en dat van de Centraal-Europese roodbuikwaterspreeuw (C. c. aquaticus); een zeldzame broedvogel langs Limburgse beken.

Scandinavische waterspreeuwen overwinteren doorgaans nabij hun broedgebied. Wanneer gedurende strenge winters rivieren en meren langdurig dichtvriezen, overleven deze standvogels de winter maar zelden. Een deel van hen trekt in de herfst echter zuidwaarts en belandt in Denemarken waar hij een vrij algemene wintergast is. Een enkele waterspreeuw brengt de winter bij ons door. De fascinatie voor de waterspreeuw alhier is groot. De Zoetermeerse zwartbuikwaterspreeuw heeft deze winter honderden vogelliefhebbers aan zich voorbij zien trekken. Zijn zeldzame verschijning en unieke gedrag voeden de verwondering, zoals beeldend beschreven in The Dipper van Schotlands’ dichter des vaderlands Kathleen Jamie. Van de zesduizend wereldwijd bekende zangvogelsoorten gebruiken alleen waterspreeuwen hun vleugels om zich onderwater voort te bewegen. In de loop van miljoenen jaren hebben waterspreeuwen zich in de niche van onderwaterjagers ontwikkeld en aangepast aan het zoeken van voedsel op de bodem van snelstromend water. Hun dichte waterafstotende verenkleed, met klepjes afsluitbare neusgaten, sterke accommodatievermogen dat scherpzien boven- en onderwater snel faciliteert en hoge hemoglobinegehalte met overeenkomstig grote zuurstofopslagcapaciteit, maken gezamenlijk de waterspreeuw tot een succesvolle onderwaterjager in zelfs de wildste stroomversnellingen. Met zijn krachtige poten struint hij derivierbodem af op zoek naar larven van eendagsvliegen, zoetwatergarnalen, kokerjuffers, en kikkervisjes. Maar bovenal is de waterspreeuw een genot voor het oog.