De wasbeer heeft twee gezichten. Enerzijds dat van een zacht troeteldiertje, met zo’n koddig bandietenmasker en poppige handjes waarmee hij zo lief z’n eten wast. Dat is de reden dat sommige mensen in het verleden – tegen alle adviezen in – een wasbeer in huis haalden als huisdier. En anderzijds dat van de ‘trash panda’ die sloten openpeutert, kippenhokken plundert of ’s nachts Amerikaanse suburbs terroriseert en ravages aanricht in keukens of vuilcontainers – de reden dat het tegenwoordig verboden is om een wasbeer als huisdier te houden, en de soort sinds 2016 op de Europese lijst van invasieve exoten staat.
De wasbeer (Procyon lotor) wordt al lang in Europa gehouden in dierenparken of in particuliere collecties. De eerste ontsnapte wasbeer in de Nederlandse natuur werd in 1910 al waargenomen nabij Breda. Ook ontsnapten vorige eeuw regelmatig wasberen uit pelsfokkerijen. Vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn wasberen echter moedwillig uitgezet voor de jacht in de Sovjet-Unie en Duitsland. Die erfenis begint op sommige plaatsen problematisch te worden. Vooral in Duitsland, maar ook in Frankrijk en Polen, zijn ze inmiddels talrijk.
Sinds 2018 is er ook sprake van een vaste populatie in Limburg. Genetisch onderzoek wijst uit dat die populatie grotendeels afstamt van een aantal lokaal ontsnapte exemplaren. „Maar er komt ook een front vanuit de Eifel via de Ardennen binnen. Die hebben nu het Geuldal gekoloniseerd”, zegt natuuronderzoeker René Janssen, die voor de provincie de wasbeerpopulatie wegvangt. Tussen 2019 en 2021 zijn 96 wasberen weggevangen met vallen. Die werden opgevangen bij Stichting AAP. Maar de aantallen blijven toenemen. AAP is vol. Sinds 2022 worden wasberen in Limburg door jagers geschoten, net als in provincies als Gelderland en Brabant.
Op dit moment doen de wasberen op ecosysteemniveau weinig schade. Maar lokaal kan hun aanwezigheid een reële bedreiging zijn voor zeldzame vogels of andere kleine dieren, zegt Janssen: „Bij Aken in Duitsland eten ze bijvoorbeeld de ernstig bedreigde geelbuikvuurpad, ze vissen soms hele poelen leeg. En een groot deel van de rodewouwennesten [een beschermde roofvogel] wordt in Hessen systematisch leeggehaald door de wasberen.” Ze kunnen goed klimmen en zwemmen. In Nederland zouden bijvoorbeeld lepelaar-eieren op het menu kunnen staan.
In stedelijk gebied kunnen ze ook veel overlast veroorzaken, zoals in de Duitse stad Kassel. Janssen: „Daar breken ze aan de lopende band huizen open, op zoek naar eten. Ook in Nederland zijn er al gevallen waarbij daken worden vernield of plafonddelen weggehaald. Ze trekken kattenluikjes kapot. Kippen- en konijnenhokken zijn ook niet veilig.” Daarnaast kan de wasbeer parasieten en andere ziekteverwekkers verspreiden.
Wasberen zijn ongelooflijk inventief en dus invasief: ze kunnen vrijwel overal overleven in ons klimaat, ze kunnen in grote groepen bij elkaar leven en álles is voedsel voor ze. Hun opmars lijkt niet te stuiten. In Duitsland wordt het aantal wasberen geschat op 1,5 miljoen. Daar worden ruim 200.000 wasberen per jaar afgeschoten, en nog steeds groeit de populatie jaarlijks met 15 tot 20 procent.
Vooralsnog proberen de Nederlandse grensprovincies, Limburg voorop, de opmars te stoppen door de beesten te vangen en te laten afschieten. De karkassen worden dan weggegooid in de natuur of vernietigd (dat geldt ook voor al die Duitse kilo’s wasbeervlees). Zouden we die niet beter kunnen opeten?
Is wasbeer lekker? Om dat te testen heb ik twee exemplaren weten te bemachtigen uit Duitsland. Er zijn online redelijk wat Amerikaanse recepten te vinden (ik vond ook een Duitse slager die er gehaktballetjes en grillworst van maakt), maar voordat we daaraan beginnen, moeten we weten: is het veilig?
Een rondgang langs veeartsen, biologen, de afdeling parasitologie van het Amsterdam UMC en het RIVM levert het volgende beeld op. De meeste schadelijke bacteriën en virussen gaan dood bij voldoende verhitting. In die zin is het aan te raden om wasbeer, net als kip en varken, goed gaar te maken. Er blijft altijd een kans op een besmetting met een zeldzame bacterie die hoge temperaturen kan overleven of sporen vormt. Maar die is bij een wasbeer niet groter dan bij enig ander stuk wild.
Het grootste gevaar van wasberen is dat ze zoönotische parasieten bij zich kunnen dragen. Bijvoorbeeld de eencellige Toxoplasma gondii, zegt arts-parasitoloog Rens Zonneveld. „Een infectie met deze parasiet kan tijdens de zwangerschap gevaarlijk zijn voor het ongeboren kind. Toxoplasmose kun je ook oplopen als je de kattenbak verschoont of door het eten van filet americain of ander rauw vlees, dus veel mensen zijn daarmee al geïnfecteerd. Maar met een goed werkend immuunsysteem verloopt zo’n infectie nagenoeg altijd onopgemerkt.”
Daarnaast kunnen wasberen, net als wilde zwijnen, geïnfecteerd zijn met de rondworm Trichinella spiralis. Wanneer een dier of mens vlees eet dat is geïnfecteerd met Trichinella-cysten, dan groeien de larven in het spijsverteringskanaal uit tot volwassen wormen, die vervolgens snel en veel paren en nieuwe larven voortbrengen, zegt Zonneveld. „Zodra er nieuwe larven zijn, breekt de invasieve fase aan: die larven migreren dan dwars door de darmwand, op zoek naar goed doorbloed spierweefsel waar ze toegang hebben tot voedingsstoffen en zuurstof. Daar vormen ze harde cysten waarin ze tientallen jaren in slaapstand kunnen overleven.” Totdat ze met dat vlees in het spijsverteringskanaal van een nieuwe carnivoor terechtkomen. Dan begint het verhaal van voor af aan.
Wanneer Trichinella-larven zich nestelen in je spierweefsel, dan kun je daar behoorlijk ziek van worden. Het kan spierontstekingen veroorzaken en heftige immuunreacties, vooral als ze in de tong, het hart of de gelaatsspieren terechtkomen. Ieder zwijn dat wordt geschoten, moet daarom op Trichinella-cysten worden onderzocht, voordat het vlees in de voedselketen komt. Mijn wasberen hebben hetzelfde protocol doorlopen. WB 20240112-A en -B zijn negatief bevonden door Het Trichinella Laboratorium in Epe.
Maar de grootste zorg is een andere worm: de Baylisascaris procyonis, oftewel de wasbeerspoelworm. Miriam Maas van het RIVM heeft onderzoek gedaan naar deze parasiet. Van alle wasberen in Limburg die zij in 2017 onderzocht, was 61 procent geïnfecteerd. „Mensen kunnen geïnfecteerd raken als ze eitjes binnenkrijgen. Die spoelwormeitjes zitten in de darmen van de wasbeer en komen mee met de uitwerpselen. Ze zijn ontzettend resistent, ze kunnen heel lang overleven.” Met andere woorden: als jij ergens met je handen aan zit waar een wasbeer geweest is, heb je kans dat er zo’n eitje aan je vinger blijft kleven. Wanneer je dan je vinger in je mond stopt – of zoals kleuters happen zand eet – dan loop je kans op infectie.
„Het risico zit ’m dus niet zo zozeer in het nuttigen van het vlees van wasberen, maar vooral in de preparatiefase”, waarschuwt Maas. „Ze kunnen ook in de vacht van de wasbeer zitten, rond de anus, of op andere plekken waar hij gepoetst heeft. Je moet dus echt ontzettend voorzichtig zijn met het schoonmaken. En het liefst daarna je werkplek en gereedschap ontsmetten met stoom of kokend water, gewone chemische schoonmaakmiddelen doden de eieren niet.”
Want als die spoelwormeitjes in je darmen uitkomen, dan gaan ook die larven door je lichaam migreren. „Anders dan Trichinella heeft Baylisascaris geen voorkeur voor spierweefsel maar voor organen en neuraal weefsel, zoals de hersenen en de ogen”, zegt Zonneveld. „In het ergste geval kan dat leiden tot een fatale hersenvliesontsteking.” Maas en Zonneveld benadrukken dat zo’n infectie bij mensen zeer zelden voorkomt. Er zijn slechts enkele tientallen gevallen beschreven, waarvan de meeste in Amerika. Maar áls het gebeurt kunnen de gevolgen desastreus zijn.
Gelukkig tonen wetenschappelijke studies aan dat Trichinella-cysten en Baylisascaris-eitjes doodgaan bij temperaturen van respectievelijk boven de 77 en 62 graden Celsius. Netjes werken en vervolgens braden, stoven, koken of flink doorbakken, dan moet wasbeervlees veilig te consumeren zijn. Dus daar gaat-ie…
Rauw wasbeervlees is lichtrood en behoorlijk vet. Het ruikt best fris, niet animaal, het vet heeft zelfs iets weg van de geur van een jong twijgje als je het doormidden breekt. Bij het bruinen van die vette bouten komt een aangename zoete, licht kokosachtige geur vrij, zoals we die ook kennen van goed varkensvlees (waarschijnlijk de lactonen in het vet). Ik vond een recept voor raccoon-taco’s, waarbij de bouten worden gestoofd in een marinade met flink wat zuur (ciderazijn en limoensap) en zwoele smeulend-pittige gerookte chipotlepepers in adobosaus. Het geplukte vlees knapperig opgebakken in ganzenvet met een lepeltje van het stoofvocht, en dan serveren met wat verse koriander en limoensap. De smaak van het vlees houdt het midden tussen pulled pork en rundersukade. Dat spannende randje wasbeer mêleert heel mooi in de stevige marinade.
Van vet vlees kun je ook goed worst maken, bijvoorbeeld rookworst. Na een aantal uur drogen in de rookkast en een waterbad van 80 graden komt er een zoete, kruidige geur van de worst, die aangenaam plakkerig is op de lippen. Maar in de nasmaak komt een onbekende, beetje ‘berige’ zweem (als in: mannetjesvarken) naar boven. Het went na een plak of drie en mosterd helpt, een beetje. Toch zie ik de slager niet snel adverteren met ‘Was beer, nu worst!’.
Maar zodra ik bij de Mexicaan carnitas de mapache op de kaart zie staan, bestel ik ze meteen.