Laura Dijkema (r) in actie tijdens de poulewedstrijd tegen Finland. Nederland verloor dit toernooi pas één set.
Foto Toms Kalnins/EPA
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
EK volleybal Het vernieuwde Nederlands volleybalteam staat vrijdag in de halve finale van het EK tegen wereldkampioen Servië. De Duitse bondscoach Felix Koslowski heeft veel veranderd.
Opnieuw staat ze met het Nederlands volleybalteam bij de laatste vier op een Europees kampioenschap. Maar voor Laura Dijkema is het, na twee zilveren medailles en een vierde plaats, ook de laatste keer. De 33-jarige aanvoerder is bezig aan haar zevende EK en wil bij de Olympische Spelen van Parijs volgend jaar afscheid nemen als international, zegt ze per telefoon vanuit Brussel. Daar speelt Oranje vrijdagavond tegen wereldkampioen Servië om een plaats in de EK-finale. Tijdens het gesprek met NRC houdt Dijkema de kwartfinalewedstrijd van de Servische ploeg tegen Tsjechië in de gaten. De Tsjechen winnen verrassend de eerste set, maar worden daarna van het veld geslagen.
De laatste drie sets van Servië zouden als een waarschuwing moeten gelden voor Oranje, dat bij dit EK nog geen tegenstanders van wereldniveau trof. „Voor ons gaat het toernooi nu echt beginnen”, zegt Dijkema. „We hebben mazzel gehad met de loting. Een van de kwartfinales ging tussen Turkije en Polen, dat zegt veel.” De Turkse ploeg voert de wereldranglijst aan, Polen is de nummer zeven.
Nederland, opgeklommen naar de negende plaats, verloor bij dit EK in zeven wedstrijden slechts één set, tegen Frankrijk in de groepsfase. „We waren het aan onze stand verplicht om deze wedstrijden te winnen”, zegt Dijkema. „Ook met het oog op de wereldranglijst. Als we hadden verloren van een lager geklasseerde tegenstander, had ons dat veel punten gekost.”
Olympische kwalificatie
De wereldranglijst speelt een cruciale rol in het huidige topvolleybal, omdat voor het eerst via die ranking olympische tickets te verdienen zijn. Bij het EK staat kwalificatie voor ‘Parijs’ niet op het spel, zelfs niet voor de Europees kampioen. Vanaf 16 september wordt, op drie locaties, gestreden om in totaal zes olympische startbewijzen. Nederland doet mee aan het kwalificatietoernooi in China.
Buiten die toernooien worden nog vijf tickets verdeeld (gastland Frankrijk is sowieso geplaatst). Die worden in juni 2024 op basis van de ranking uitgedeeld. Wat dat betreft staat Nederland er momenteel goed voor. „De Spelen zijn zeker haalbaar, maar het zou heel bijzonder zijn als we ons kwalificeren”, zegt Dijkema. De spelverdeler is al dertien jaar international, maar zij deed alleen mee aan de Zomerspelen van Rio in 2016.
Olympische kwalificatie was voor de Nederlandse volleybalsters vorig jaar nog ver weg, nadat de ploeg bij het WK in eigen land als twaalfde was geëindigd. Na het toernooi stopte bondscoach Avital Selinger, hij werd in januari opgevolgd door de Duitser Felix Koslowski. Onder hem volleybalt Oranje anders, zegt Dijkema. „We spelen een stuk sneller, zoals de meeste teams tegenwoordig doen. Felix heeft daarmee echt zijn stempel op dit team gedrukt. Het tempo van onze aanvallen is hoger geworden; vaak was een set-up een hoge bal, nu is dat eerder een streep.” Koslowski heeft nog meer veranderingen doorgevoerd, vertelt Dijkema. „Hij laat heel veel meiden spelen en gebruikt de breedte van het team. De laatste jaren speelden we toch vooral met een vaste basis.”
Dijkema behoorde jarenlang tot die vaste basis, zij is met diagonaalaanvaller Celeste Plak de laatst overgebleven speelster van de olympische selectie die in Rio naast olympisch brons greep. Anne Buijs, aanvoerder bij het laatste WK, besloot deze zomer pauze te nemen. Dijkema: „We zitten gewoon in een nieuwe fase, met dit team zullen we olympische kwalificatie moeten afdwingen. De potentie is groot, veel speelsters hebben in het clubseizoen en ook deze zomer enorme progressie geboekt.”
Drie spelverdelers
Voor de ontwikkeling van de nieuwe internationals geeft Dijkema de credits grotendeels aan Koslowski. De 39-jarige Duitser is een betrokken coach, zegt ze. „Op trainingen geeft hij bij elke bal commentaar of een aanwijzing. Geen moment blijft onbesproken. Daardoor heb ik speelsters technisch en tactisch hele grote stappen zien maken.”
Als aanvoerder heeft Dijkema veel contact met Koslowski, maar voor hem is iedereen gelijk, zegt ze er meteen bij. Dat blijkt ook wel. Dijkema, die meer dan 400 interlands speelde, staat lang niet altijd in de basis bij Oranje. Koslowski koos er zelfs voor om in zijn veertienkoppige EK-selectie drie spelverdelers op te nemen. Naast Dijkema selecteerde hij Britt Bongaerts (27) en Sarah van Aalen (23). „Dat is bijzonder, maar niet uniek”, zegt Dijkema. „Ik heb het eerder ook gezien bij België en de Verenigde Staten. Waarom hij dat heeft gedaan weet ik niet, misschien kon hij niet kiezen? Ik speel een stuk minder, maar voor het team doe ik dat graag. Wie er speelt, laat Felix van de tegenstander afhangen. Hij heeft altijd een heel duidelijk plan. Mij kan hij goed gebruiken in de heat of the moment. Met mijn ervaring en aanpassingsvermogen kan ik op belangrijke punten een andere speelstijl aanzetten.”
Bij dit EK speelde Nederland in de groepsfase vijf wedstrijden in de Estse stad Tallinn. Voor de knockout-duels met Zwitserland (3-0) en Bulgarije (3-0) reisde de ploeg naar Florence in Italië. De halve finale tegen Servië is in Paleis 12, een sporthal in Brussel met plaats voor 15.000 toeschouwers. Het toernooi kon tot nu toe nog niet op veel belangstelling vanuit Nederland rekenen, maar Dijkema verwacht in de Belgische hoofdstad meer supporters. „Familie en vrienden komen zeker kijken. Maar via sociale media zie ik de belangstelling voor onze prestaties toenemen. Wie weet spelen we vrijdag tegen Servië een thuiswedstrijd.”
Aan de hand van de klachten weet longarts Hanna Kuiper wat voor weer het buiten is. Op warme, zonnige dagen melden patiënten met longaandoeningen zich bij het expertisecentrum van het Rotterdamse Franciscus ziekenhuis – met astma-aanvallen, benauwdheidsklachten en ontstekingen in de luchtwegen. Ze hebben last van de hitte en van smog.
Op meetstations in Gelderland, Zeeland en Zuid-Holland werden op dinsdag aan het eind van de dag de grenswaarden voor ozonconcentraties in de lucht overschreden. Er was sprake van ‘matige smog’ [zie grafiek]. Daar gaf het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) begin deze week ook een waarschuwing voor uit.
Wind uit het noorden is over het algemeen schonere poollucht, evenals wind van de Atlantische Oceaan
De smog had niet direct met de hoge temperaturen te maken, wel met de uv-straling. In de lucht kunnen hoge ozonconcentraties ontstaan bij veel zon en wind uit het zuidoosten, wat slecht is voor de luchtkwaliteit.
Het aantal dagen met matige of ernstige smog is sinds de jaren negentig sterk gedaald, blijkt uit gegevens van het Luchtmeetnet van het RIVM. Zowel in de winter, wanneer smog ontstaat door hoge concentraties fijnstof, als in de zomer, wanneer smog ontstaat door ozon. In 1990 en 1994 was sprake van 29 zomersmogdagen. Sinds 2010 kwam zomersmog maximaal 9 dagen per jaar voor, laten de RIVM-cijfers zien.
KNMI
De afname komt waarschijnlijk doordat we minder stoffen uitstoten die bijdragen aan de vorming van ozon. „Daar hebben we heel effectieve maatregelen tegen genomen. De verplichte katalysator [reiniger van uitlaatgas] in auto’s, bijvoorbeeld”, zegt Sander Teeuwisse, projectleider luchtkwaliteit van het RIVM.
Afgelopen vijftien jaar is het aantal dagen met matige of ernstige smog niet meer gedaald. Er bestaan aanwijzingen dat de ozonconcentraties in Nederland ook in de toekomst niet verder zullen afnemen, vertelt atmosfeeronderzoeker Michiel van Weele van het KNMI. „Dat is nog onzeker. Diverse factoren werken op elkaar in, dat maakt het een ingewikkeld verhaal. Ook klimaat en weersomstandigheden spelen een rol.”
Zo is de lucht schoner door lagere uitstoot, wat de toename van zonneschijn in Nederland kan verklaren. Maar bij meer zonnestralen kunnen de ozonconcentraties juist ook toenemen. Daarnaast speelt de windrichting een rol. Van Weele: „Ozon komt voor een groot deel naar Nederland toegewaaid. Wind uit het noorden betekent over het algemeen een schonere poollucht, net als wind uit het zuidwesten, vanuit de Atlantische Oceaan.”
Nu komt de wind het vaakst uit het zuidwesten. Als dit verandert, kan dat effect hebben op het aantal smogdagen.
Zwemmen in de Rotterdamse wijk Katendrecht.
Alarm
Dit jaar kwamen de ozonmetingen op vijf dagen boven de drempelwaarde voor matige smog. Door de vervuilde lucht krijgen de patiënten van Hanna Kuiper die bijvoorbeeld astma of een longziekte als COPD hebben, last van geïrriteerde luchtwegen. „Hitte en smog worden vaak genoemd in de spreekkamer. Het lastige is: je kunt er bijna niet aan ontkomen. Ook binnen hebben mensen er last van.”
Mensen met gezonde longen kunnen ook last krijgen van smog, maar pas bij hogere concentraties. Het RIVM spreekt dan van ‘ernstige smog’ en stuurt een smogalarm uit. De laatste keer dat dit gebeurde was in juli 2022.
Kuiper: „We ademen de hele dag door. Maar wat we inademen, daar staan we vaak niet bij stil.”
Lees ook
De ozonlaag herstelt zich, dankzij het verbod op cfk’s
Boswachter Hans-Erik Kuypers (58) trapt op de rem. „Een bruine kiekendief!” Hij buigt zich over het stuur en volgt de vogel met zijn ogen. „Een iconische vogel voor Flevoland. Je herkent ’m aan hoe hij over het riet vliegt.” Ecoloog Kerstin Bouma (29), op de bijrijdersstoel, graaft haar verrekijker op uit haar rugzak. Na een blik in de achteruitkijkspiegel op de kleine file die zich achter de groene auto vormt, rijdt Kuypers prompt de berm in, het fietspad op. „Daar ben je boswachter voor”, grijnst hij.
Bouma en Kuypers zijn onderweg naar het moeras van de Oostvaardersplassen. Het is tijdelijk drooggelegd voor een ‘moerasreset’, die de rietvegetatie moet laten herstellen om de teruglopende vogelaantallen op te krikken. Begin april promoveerde Bouma op het dynamische waterpeil van het moeras aan de Wageningse Universiteit, ze onderzocht de ecologische effecten van de drooglegging namens het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in opdracht van OBN-natuurkennis en Staatsbosbeheer. Kuypers is al acht jaar boswachter in het gebied. Na een paar honderd meter fietspad zet hij de auto stil en stapt uit.
In vijf jaar tijd zijn de omstandigheden in de Oostvaardersplassen flink veranderd
De Oostvaardersplassen ontstonden in 1968, toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd en in het laagst gelegen natte deel de natuur zijn gang kon gaan. Er vormde zich tussen de dijk langs het Markermeer en de rest van de nieuwe polders een moeras met plassen, rietvelden en wilgenbossen. Het groeide uit tot 5.600 hectare – het grootste wetland van Nederland en een van de grootste van West-Europa. Sinds 2010 zijn de Oostvaardersplassen Natura 2000-gebied, een Europees beschermd natuurgebied. Het is namelijk een belangrijk broedgebied voor vogels die zuidelijk overwinteren en een tussenstop voor trekvogels die hier foerageren en rusten. Sinds 2018 vormt het met de Lepelaarplassen, Marker Wadden, Trintelzand en een deel van het Markermeer het jongste Nationaal Park van Nederland, Nationaal Park Nieuw Land.
31 vogelsoorten (‘doelsoorten’) zijn in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen van belang, vertelt Kuypers. Van zeearend tot blauwborst, rietzanger en diverse steltlopers. Maar ook de lepelaar, kleine en grote zilverreiger, de roerdomp en allerlei eendensoorten, somt hij op. En iedere soort heeft een bepaald vegetatietype en waterpeil nodig. De steltlopers bijvoorbeeld willen ondiepe plassen, de eenden en dodaars open water, de kleine karekiet riet.
Maar de vogelaantallen liepen de afgelopen jaren terug, met name de soorten die in het riet broeden. Ruiende grauwe ganzen deden zich gretig tegoed aan het riet in het moeras, dat daardoor langzaam verdween. De ganzen eten namelijk alleen riet dat in water staat: ze hebben een slokje water nodig om de taaie plant te kunnen verteren, legt Bouma uit. Ook eten ze liever jong, sappig riet dan meerjarig en taaier riet. Tijd voor een moerasreset, om de rietvegetatie te laten herstellen. Staatsbosbeheer liet het westelijk deel van het moeras leeglopen om het riet weer te laten uitbreiden.
Ecoloog Kerstin Bouma is met boswachter Hans-Erik Kuypers op pad door de Oostvaardersplassen.
Foto’s Olivier Middendorp
Leeg laten lopen
„Hier loopt het dijkje dat het gebied in tweeën deelt”, wijst Bouma. Ze staat naast de auto in de berm van het fietspad, met haar rug naar het Markermeer. De dijk loopt schuin af naar beneden, daaronder scheiden een sloot en een hek het natuurgebied van de openbare weg op de Oostvaardersdijk. Het natuurgebied strekt zich tien kilometer lang uit langs de dijk en meet op het breedste punt zes kilometer. Bouma wijst naar links: het oostelijke deel, daar staat nog volop water. Rechts, ten westen van de scheiding, het drooggelegde deel, met nu alleen maar riet en een droge, open vlakte. In de zuidwestelijke hoek zit een sluis, die opengezet kan worden om overtollig water af te voeren, wijst Kuypers in de verte. Die zette Staatsbosbeheer in 2021 open voor de drooglegging. „Het helpt als de wind de goede kant op staat”, aldus Kuypers. Het laagje water dat desondanks blijft liggen, moet ’s zomers verdampen. Er moest trouwens ook nog 110.000 kilo karper overgezet worden naar het Markermeer, vertelt Kuypers tussen neus en lippen door. Dat leverde tijdens de natte lente van 2024 voordeel op voor de vogels, toen de grote vissen hun voedsel niet meer wegkaapten en het aantal kleine, eetbare, vissen toenam.
Dankzij de droogval kunnen de rietvelden uitbreiden en ontstaat er meer variatie in de vegetatie in het gebied. Droogval komt van nature in een moeras voor, doordat regen en verdamping per jaar verschillen, maar ontbreekt hier door de ligging in een polder met ‘harde’ begrenzingen. Zo’n drooglegging is al eens eerder gedaan, tussen 1987 en 1992, vertelt Bouma. Voor haar onderzoek keek ze dan ook of de reset nu dezelfde resultaten zou hebben. „Toen waren er bijvoorbeeld nog geen edelherten die graasden, we wisten niet of die het rietherstel zouden belemmeren.” De moerasreset blijkt grotendeels hetzelfde verloop te hebben als de vorige keer. „Maar er is een verschil in planten en waar die staan, doordat het waterpeil en de bodemhoogte anders zijn.” Maar dat kan ze beter vanuit het moeras zelf laten zien.
We rijden een paar kilometer verder, naar de plek waar Bouma haar veldwerk uitvoerde: het in kaart brengen van de verandering in plantensoorten en de bodem. Onder aan de dijk zit een houten deur in het hek. Kuypers rommelt wat aan de ketting en opent het kleine hangslot. Erachter staat het groene riet meer dan twee meter hoog. Tussendoor wat oudere, gelige scheuten. Waar Bouma zich aan het begin van haar onderzoek nog per kano door het veld begaf, kunnen de waadbroeken nu in de achterbak blijven. Op een drassig begin na, waar de laarzen een decimeter in de modder wegzakken, is de grond kurkdroog. Bouma baant zich een weg door het riet, over het kronkelende paadje. „Het was nogal moeilijk in een rechte lijn te lopen, de eerste keer dat we dit pad maakten.” Dit is het riet dat er voor de drooglegging al stond.
In de droogte van het moerasgebied is de vegetatie aan verandering onderhevig.
Foto’s Olivier Middendorp
Woestijnachtige vlakte
Bouma wijst op brandnetels en kleefkruid tussen het riet. „Dat zijn echte stikstofminnende pionierssoorten. Die zie je heel snel.” De voormalige bodem van de Zuiderzee is erg rijk aan voedingsstoffen – nat of droog, aldus Bouma. Een tiental meters verder neemt het riet in lengte af en kleurt frisgroen. Het ritselt in de wind. Bouma wijst op waterweegbree, waterereprijs en blaartrekkende boterbloem, met kleine gele knopjes. „Dat zijn ook pionierssoorten, die van nattige condities houden. Als het water uitzakt, komen die op.” Nog wat verder houdt het riet plotseling op en staan we aan de rand van een woestijnachtige vlakte, met hier en daar wat plukjes groen. Bouma wijst op de droge, gescheurde grond: veel ganzenpoep en hertensporen. „Vorig jaar rond deze tijd stond er nog zo’n twintig centimeter water hier, door het natte voorjaar.”
Om de haverklap staan de ecoloog en de boswachter stil om een plantje te identificeren. Het zijn niet per se heel bijzondere plantensoorten, zegt Bouma. Maar de aantallen waarin ze voorkomen en de oppervlakte die ze bestrijken, zijn dat wel. „Alle zaden voor die plantjes lagen in de bodem van het moeras te wachten.” Wanneer ze kiemen, verschilt per soort. Bouma: „Zaad van riet is niet zo lang houdbaar in de bodem. Het is lastig om de juiste condities te krijgen om het te laten kiemen.” Daarom groeit het nu al wel volop langs de randen van het drooggelegde moeras, maar is het midden nog een grotendeels een kale vlakte. We steken ’m over. „We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie”, mijmert Kuypers. „Een groot deel van het moeras was geel, een iconische plant.”
Een paar honderd meter verder lopen we weer een jong rietveld in. Riet kan zich ook uitbreiden via de wortelstokken, zegt Bouma terwijl ze op een aantal rietstengels op de grond wijst. Ze lijken omgeknakt door de wind, maar doen dat zelf en uit de knooppunten op de stengel groeien piepkleine worteltjes. „Vorig jaar is er weinig nieuw riet bij gekomen omdat het te nat was.”
We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie
Bouma maakte in het veld een aantal exclosures: plekken waar ze grazende herten en ganzen met een hekje buitenhield, om te kijken wat hun invloed was op de begroeiing. Ze kijkt even om zich heen en loopt dan doelbewust het hogere riet in, tot ze op een exclosure stuit. Hoge riethalmen lijken uit een omrastering van gaas te willen breken, naar de aanzienlijk minder begroeide grond eromheen. Bouma: „Je ziet: zo’n hekje heeft meteen effect.”
Op de vogels merken ze ook al effect van de drooglegging, vertellen Bouma en Kuypers, die regelmatig hun verrekijker tevoorschijn halen als ze er één zien vliegen. Kiekendieven, een groepje lepelaars, een kleine karekiet: de vogels komen snel terug, zien ze. „Ze zijn erg opportunistisch: als ze overvliegen en ze zien een aantrekkelijk gebied, dan gaan ze er heen”, zegt Bouma. „We hoeven niet zo bang te zijn dat we iets doen wat niet hersteld kan worden”, vult Kuypers aan. „Als je de juiste omstandigheden biedt, komen ze gewoon terug. Vorig jaar waren er ineens 200 zilverreigers. Waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan, weet ik niet.”
Nog minstens een jaar laten ze het moeras droog staan, vertelt Kuypers, om nog 500 hectare riet erbij te krijgen. Een mooie buffer tegen de grazende ganzen. Voordat het moeras weer onder water gezet wordt, of eigenlijk: voordat ze stoppen met het handhaven van het lage waterpeil, moet het riet ook nog wat ouder en taaier worden. Bouma: „Jong riet is heel sappig en lekker voor herten en ganzen. Ouder riet is taaier en weerbarstiger tegen begrazing.”
„We hebben nu al wat sneakpreviews gehad”, vervolgt Kuypers. „Vorig jaar, na het natte voorjaar, was er ineens een hele groep lepelaars; het wordt echt een moeras met nieuw leven. Zo gaaf.” De vraag rijst: hoe vaak is zo’n reset nodig? Om de dertig jaar zou kunnen, zegt Bouma. Of juist een kortere cyclus: dan staat het moeras bijvoorbeeld maar een jaar droog en kan een kleiner stuk riet zich uitbreiden en weer terugtrekken. „Het hangt af van je beheerdoelen en welke vogels je terug wilt hebben.”
Kuypers vult aan dat Bouma’s onderzoek „de fascinatie van de beheerders voor het gebied alleen maar groter maakt”, zegt hij. „Met cyclisch waterpeilbeheer kun je niet op één moment de perfecte omgeving bieden voor álle vogelsoorten. En we kunnen erop vertrouwen dat de vogelsoorten terugkomen als de omstandigheden goed zijn. We hebben nu veel meer inzicht in het systeem gekregen. We moeten durven de dynamiek erin te krijgen, zoals riviersystemen die van nature hebben. Je kunt niet zeggen: we gaan het zó conserveren, want zo moet het altijd blijven.”
Op de terugweg over de dijk wijst Bouma ineens uit het autoraam naar links. Achter een eilandje in het Markermeer dobberen honderden ganzen dicht bij elkaar. „Moet je zien wat veel! Grauwe ganzen. Nou, je kunt je voorstellen wat er zou gebeuren als hier riet zou staan: dat is met deze aantallen zo weg.”
Oordopjes aangeboden krijgen bij de ingang: dat is toch zeldzaam in het theater. Op het Holland Festival, dat van 11 tot 29 juni duurde, gebeurde het twee keer. Bij beide voorstellingen had je ze ook echt nodig. Wat ook te zien was aan bezoekers zonder dopjes, die alsnog hun vingers in hun oren staken. Te veel decibellen produceren, met het risico op gehoorschade: ook een manier om grensverleggend te zijn.
Want grensverleggend zijn, is de missie van het grootste en duurste festival voor internationale podiumkunsten in Nederland: „Artistieke vernieuwing, innovatie en experiment zijn de kernwaarden”, stelt het. Het Holland Festival wil garant staan voor „nieuwe ontwikkelingen binnen de podiumkunsten die nergens anders in Nederland te zien zijn”.
Grote ambities, en dat is prachtig en prijzenswaardig, want de Nederlandse cultuur en het Nederlandse publiek hebben die confrontatie met internationale makers nodig.
De vraag is of het festival die grote woorden waarmaakt, zeker in het licht van de royale rijkssubsidie die het krijgt toebedeeld. Die bedraagt 4,2 miljoen euro per jaar, tegen een half miljoen voor het kleinschaliger Noorderzon, het Groningse festival voor internationale podiumkunst. Dat scheelt een factor acht. Toch zijn in Groningen al jaren de interessantere internationale theatervoorstellingen te zien. Dat mag het Holland Festival zich aanrekenen.
De beste internationale theatervoorstelling van het afgelopen seizoen stond in augustus van 2024 in Groningen: het sublieme Catarina and the beauty of killing fascists, van Tiago Rodrigues. Was dat een vondst? Nee, want de Portugees is een internationale ster, directeur van het internationale festival van Avignon en was ook geregeld te gast op het Holland Festival. Deze voorstelling van hem was bovendien uit 2020, en internationaal gelauwerd. Ja, want deze relatief oude voorstelling willen programmeren, is levendig voor te stellen. Het is theater waarvan je, als je het hebt gezien, iedereen wil laten genieten. En dan is ‘genieten’ een dubbelzinnig compliment, want in Groningen begonnen bezoekers boos te schreeuwen tegen de rechtse praatjes van de hoofdpersoon: zo diep kwam het stuk binnen.
Gefröbel
Hoe zit dat bij producties op het Holland Festival? Extra Life van Gisèle Vienne komt uit 2023, en wordt gedragen door een tenenkrommende lasershow. Waarom dat nog naar Nederland halen? Hetzelfde geldt voor het gefröbel van Geumhyung Jeong met robottechniek: bepaald niet de meest innovatieve robots op het toneel. En openingsvoorstelling Cyber Subin van de Thaise choreograaf Pichet Klunchun: interessant op papier maar een kurkdroge aangelegenheid, aldus NRC.
Maar goed, het Holland Festival is een festival van uitersten, dat hoort bij risicovolle programmering, en er zijn gelukkig ook altijd hoogtepunten te noteren. De dansvoorstelling Star Returning van de Samoaan Lemi Ponifasio bijvoorbeeld. Ponifasio is een terugkerende gast, vanaf 2005 op het festival te zien. Maar zijn vorige voorstelling, ook een meesterwerk, was ook gewoon buiten het festival in Nederland te zien.
Een ander onbetwist hoogtepunt was Brotherhood van Carolina Bianchi. Maar deze Braziliaanse theatermaker woont in Nederland, en is verbonden aan Theater Utrecht. Het Holland Festival programmeert logischerwijs ook nationale theatermakers die ‘innovatie en experiment’ in hun dna hebben, maar het is niet waar het festival voor is.
Ook verder was er voldoende interessant werk: de projecten van associate artist Trajal Harrell, Told by my Mother door Ali Chahrour („om stil van te worden”, schreefNRC), de Racine-klassieker Bérénice in een bewerking van vaste HF-gast Romeo Castellucci, Otemba van het New European Ensemble onder leiding van Kanako Abe.
‘Vaste gasten’ zijn er veel bij het festival. Begrijpelijk: er is nu eenmaal een reizend circus van internationaal hoog aangeschreven makers, die blijvend innovatief zijn. Met hen hou je graag de banden warm. Noorderzon had in 2023 geluk met een briljante voorstelling van de Argentijn Mariano Pensotti, die voor de zesde keer op dat festival stond. Zo werkt het ook. De volhouder wint.
Toch hoop je dat het Holland Festival er beter en vaker in slaagt aan de eigen missie te voldoen. Dat het scherper en slimmer kiest, en nieuwe namen opspoort, zodat de getoonde podiumkunsten echt zo vernieuwend en nooit gezien zijn als je als liefhebber hoopt.