Als een reusachtige ronde robotstofzuiger torent het Allegiant Stadium boven de woestijn uit. De wind giert langs de zwarte glazen gevel, die de skyline van Las Vegas weerspiegelt. Een aantal jaar geleden was deze plek langs de snelweg nog een stoffige vlakte. Totdat een leger bouwvakkers er het 1,9 miljard dollar (1,7 miljard euro) kostende stadion neerzette. In 2020 ging het open, en nu is het de thuisbasis van American-footballteam Las Vegas Raiders.
In het Allegiant Stadium vindt deze zondag het grootste sportevenement in de Verenigde Staten plaats. De Super Bowl, waarin niet de al lang uitgeschakelde Raiders, maar San Francisco 49ers en Kansas City Chiefs uitmaken wie de kampioen van de National Football League (NFL) wordt. Het is de eerste keer dat de populaire finale van het American-footballseizoen (vorig jaar trok die in de VS 113 miljoen tv-kijkers) in Las Vegas wordt gehouden.
Dat werd ook tijd. Want als er één stad booming is in de Amerikaanse sport, dan is het Las Vegas. Decennialang bleef de gokstad een onaangeboorde bron voor de sportindustrie in de VS, op boksen na. De laatste jaren is dat veranderd. Het vliegwiel is gaan draaien: grote sportteams staan haast in de rij om zich er te vestigen. Nieuwe stadions fonkelen onder de strakblauwe hemel – met het Allegiant Stadium als meest in het oog springende symbool van de opkomst van Las Vegas als sportstad.
Treurige betonkolos
Het nieuwe stadion van de Raiders kan bijna niet méér verschillen van het oude. Tot 2020 speelde het team in Oakland, de stad vlak bij San Francisco waar het in 1960 is opgericht. Thuishaven was het brutalistische Oakland Coliseum, een treurige betonkolos met een veld waarop ook gehonkbald werd. De footballers renden er dwars over het bruine stof van het honkbalbinnenveld. Raiders-eigenaar Mark Davis zocht tien jaar naar een manier om het versleten stadion op te knappen of elders een nieuw onderkomen te bouwen. Alle plannen liepen stuk, onder meer omdat Oakland niet wilde meebetalen.
In Las Vegas was dat anders. Entertainment is het bestaansrecht van de stad. Die gaat dus een stuk soepeler om met grote projecten, vertelt Steve Hill. Hij leidt de Las Vegas Convention and Visitors Authority, het overheidsorgaan dat over de stadsmarketing gaat. „Het is niet zozeer dat wij die teams bewust aantrekken. Maar mensen weten dat wij hier ons best doen obstakels uit de weg te ruimen.”
Obstakels waren er in elk geval niet toen zeven jaar geleden de eerste professionele sportorganisatie neerstreek. De temperatuur mag in Las Vegas ’s zomers vaak boven de 40 graden Celsius uitkomen, dat eerste team was een ijshockeyclub. De Golden Knights, opgericht in 2017, spelen hemelsbreed een kilometer van het Allegiant Stadium vandaan, in de met blinkend koper beklede T-Mobile Arena. Een jaar later kreeg de stad er de basketbalsters van de Aces bij. Beide teams zijn regerend kampioen.
De komst van de Raiders, de Golden Knights en de Aces was nog eenvoudig vergeleken met het evenement dat de meewerkende houding van Las Vegas het beste illustreert: de Formule 1-race die afgelopen november in de stad plaatsvond. Het stratencircuit liep onder meer over de Strip, de brede verkeersader langs alle fameuze casino’s. Elke dag ging het hart van de stad op slot voor de racewagens, nadat Vegas eerst al maanden overhoop had gelegen door alle voorbereidende werkzaamheden. De Formule 1 had ook best op een andere toplocatie willen racen, zoals New York, maar daar zijn de autoriteiten minder buigzaam.
Lees ook
De grand prix in Las Vegas was een goede show. Zelfs winnaar Verstappen vond het leuk
Gokken op sport
Groei, en de bereidheid die te stimuleren, is het verhaal van Las Vegas. „Toen ik hier 36 jaar geleden naartoe verhuisde, woonden er zo’n half miljoen mensen”, zegt Hill. „Nu zijn het er 2,3 miljoen.” Allemaal doordat ondernemers er alle ruimte kregen het ene na het andere casino- of entertainmentcomplex te laten verrijzen.
Las Vegas krijgt er zeer waarschijnlijk nog een sportteam bij: Oakland Athletics, de honkballers die op hetzelfde veld speelden als de Raiders, is van plan vanaf 2028 naar de stad te verhuizen. Las Vegas legt 380 miljoen dollar in voor het te bouwen stadion – net zoals de stad een paar jaar geleden via een verhoging van de hotelbelasting ook 750 miljoen bijdroeg aan het Allegiant Stadium, waarmee de komst van de Raiders definitief was geregeld.
De glazen façade van het footballstadion kan open, zodat de wind de spelers en maximaal 65.000 toeschouwers op de tribunes verkoeling kan brengen. Om op warme dagen de ergste zonnehitte buiten te houden, is het veld geheel overdekt met een dak van een speciaal soort plastic. Het gras heeft wel af en toe zonlicht nodig, dus ligt het veld op een acht miljoen kilo wegende slede, die in anderhalf uur naar buiten kan worden gereden door een opening die ze bij de Raiders ook wel The Letterbox (de brievenbus) noemen.
De investeringen in dit soort reuzenarena’s zijn niet de enige reden dat professionele sportteams Las Vegas weten te vinden. Het laatste duwtje kwam van een uitspraak van het Hooggerechtshof in 2018, die een einde maakte aan een landelijk verbod op het gokken op sportwedstrijden.
Tot dan toe gold voor Nevada, de staat waarin Las Vegas ligt, een uitzondering op het verbod. In elk casino kom je er zalen tegen waarin lange rijen leren fauteuils staan opgesteld voor wanden met tientallen tv-schermen, waarop continu sportwedstrijden worden uitgezonden. Vanuit de zetels kunnen casinoklanten in alle comfort een wedje leggen.
Voor de casinobazen in Las Vegas was het een gouden business, alleen leverde haar uitzonderingspositie de stad wel een fout randje op. Vegas gold als louche – een fatsoenlijke eigenaar van een sportteam wilde er niet gezien worden. Maar na de uitspraak van het Hof stonden tientallen staten sports betting toe. De sector maakte een enorme groei door. Gokken op sportwedstrijden is zo geaccepteerd geraakt dat niets de komst van meer grote sportteams naar het lucratieve entertainmentwalhalla nog in de weg stond.
Oranje led-vlam
Wie door de hoofdingang van het Allegiant Stadium loopt, stuit vrijwel meteen op een 26 meter hoge, grijze fakkel, die volgens de club „het grootste 3D-geprinte object ter wereld” is. Bij elke thuiswedstrijd wordt een oranje led-vlam bovenop de fakkel ‘aangestoken’, als een soort olympisch vuur, maar dan ter nagedachtenis aan Mark Davis’ vader Al, onder wiens eigenaarschap de Raiders drie keer de Super Bowl wonnen.
Op de voet van de sokkel staat een slogan: „Once a Raider, always a Raider” – eens een Raider, altijd een Raider. Vic Mabutas is de verpersoonlijking van die slagzin. Hij woont in Livermore, zo’n veertig minuten van het oude stadion in Oakland, en ging meer dan 45 jaar naar Raiders-wedstrijden toe. Totdat de club ineens honderden kilometers en acht uur rijden naar het oosten trok. Nu brengt hij een bezoek aan het stadion met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Zijn zoontje is jarig en mag bij uitzondering een stukje over het veld rennen.
„Ik zit niet met die verhuizing”, zegt Mabutas. In de jaren zeventig, toen hij nog klein was, stonden de Raiders bekend als een team vol ruige figuren, die van smerig spel hun handelsmerk hadden gemaakt. „Als je niet vals speelt, probeer je het niet genoeg, was hun motto”, vertelt Mabutas. „Het was een team voor de gewone man. Voor de échte fan maakt het niet uit dat ze nu ergens anders spelen.” Het is ook niet voor het eerst: tussen 1982 en 1994 speelden de Raiders in Los Angeles.
Maar lang niet elke Amerikaanse sportliefhebber reageert zo soepel als de plaatselijke club plots besluit te vertrekken. Terwijl dat toch met enige regelmaat gebeurt – een groot verschil tussen de Europese sportcultuur en de Amerikaanse, waarin teams franchises zijn, bedrijven met een eigen exclusieve markt en een gegarandeerde plek in de hoogste competitie. De financiële resultaten zijn net zo belangrijk als de sportieve.
De voorgenomen verhuizing van Oakland Athletics naar Las Vegas leidde vorig jaar tot grote woede onder fans van de honkbalclub. „Ze vertrekken, en nemen een groot deel van mijn kindertijd met zich mee”, zei een teleurgestelde supporter tegen ESPN, terwijl een Los Angeles Times-columnist schreef over een „walgelijke” actie van een clubeigenaar met dollartekens in de ogen.
„Clubs die verhuizen, verliezen flink wat fans, maar de eigenaren zijn ook niet dom”, zegt Jonathan Bosch. De Nederlander woont in de VS en heeft daar jaren gewerkt als sponsorwerver voor profclubs in het basketbal en American football. Clubeigenaren doen marktonderzoek, legt Bosch uit, en als ze er netto beter van denken te worden, aarzelen ze niet om impopulaire besluiten te nemen. „Zo’n club verhuist naar een markt met groeipotentie. Daar winnen ze weer nieuwe fans. In Amerika draait alles om de bottom line.”
Waar sommige Amerikanen hun oude club zien vertrekken, krijgen anderen er een nieuw profteam bij in hun stad. Ook moeilijk voor te stellen voor Europeanen: alsof de inwoners van – pakweg – Amersfoort plotseling Feyenoord als nieuwe buurman krijgen. Zouden ze de club dan meteen in hun hart sluiten? Aan alle truien, petjes en kentekenplaten met logo’s van de Raiders (en van de nieuw opgerichte Golden Knights) in het straatbeeld van Las Vegas te zien, doet de gemiddelde Amerikaan dat wel.
Overvliegende F-16’s
„Amerikanen zijn daarin wel anders”, zegt Bosch. „Sport is zoiets belangrijks voor de mensen hier. Dus als je nog nooit sportief succes hebt meegemaakt in jouw stad en er komt een team, dan is dat superspannend. En daarbij: er is zoveel verdeeldheid in Amerika, op politiek gebied, qua gezondheidszorg. Als je dan in zo’n stadion zit en de F-16’s vliegen over, het team komt het veld op en de wedstrijd begint … dat brengt mensen samen.”
In het Allegiant Stadium beaamt Raiders-medewerker Reese Whitaker dat Amerikanen „flexibel” zijn. Voor hemzelf geldt dat ook: „Ik ben een hometown guy. Ik juich voor alle teams in Las Vegas.” Aan de komst van de Golden Knights en de Raiders hoefde de twintiger dus niet lang te wennen: hij geeft nu rondleidingen in het stadion van de footballclub die hij pas sinds een paar jaar aanmoedigt.
Achter hem zijn door de metershoge glazen gevel van het stadion in de verte de casino’s langs de Strip te zien: de kasteeltorens van Excalibur en het namaak-Manhattan van New York-New York.
Ergens tussen die gebouwen zou zich over een paar jaar zomaar de ontbrekende schakel in het sportlandschap van Las Vegas kunnen vestigen. Basketbalicoon LeBron James heeft er wel oren naar een basketbalfranchise van de NBA op te richten in de stad. Als dat lukt, heeft Vegas alle vier de grote Amerikaanse sporten in huis. „Het is een kwestie van tijd”, zei James eind vorig jaar. „Het klopt gewoon. Deze stad heeft het momentum aan zijn zijde.”