Op een grijs kussen in een vitrine in de ZB Bibliotheek van Zeeland in Middelburg liggen de resten van een beeld van de lokale Romeinse godin Nehalennia. „Net Sneeuwwitje in de glazen kist”, zegt Aagje Feldbrugge, conservator archeologie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW).
Ernaast hangt een uitvergrote litho waarop de overgebleven brokstukken zijn geprojecteerd. „De litho toont de toestand van het beeld in 1845”, vertelt Feldbrugges collega en kunsthistoricus Katie Heyning. Armen en hoofd ontbraken ook toen al, maar de schouders en een deel van het rechteronderlijf waren nog wel aanwezig. Ook was het naar schatting tachtig centimeter hoge beeld minder verweerd dan nu. „Online staan ook nog historische tekeningen van kort na de vondst in 1647”, voegt Heyning eraan toe. Daarop is goed te zien dat de godin met haar linkervoet op een boeg van een schip staat. Rechts van haar zit een hond. Op de plint eronder is nog de naam zichtbaar van de man die het beeld heeft gewijd: ene Marcus Assonus Aelus.
Onder het zand
Het Nehalennia-beeld maakt deel uit van een bijzondere eeuwenoude archeologische vondst, waarnaar Feldbrugge en Heyning de afgelopen jaren onderzoek hebben gedaan: op 5 januari 1647 legde een noordoosterstorm op het strand van Domburg de resten bloot van een Romeinse tempel uit de tweede en derde eeuw die in de loop der tijd door de wind met zand waren bedekt. De online-afbeeldingen en de kleine tijdelijke tentoonstelling vertellen samen met de recente publicatie Steenrijk Domburg hoe er in de loop der eeuwen met de vondst is omgegaan.
Het nieuws van de vondst van de stenen altaren met Latijnse inscripties en afbeeldingen van ‘heidense’ goden verspreidde zich snel, ook buiten Zeeland. Binnen twee weken verscheen in Amsterdam het bericht van de „extraordinaire antique ontdeckinghe”. Tot dan toe was nergens in de Nederlanden een Romeins heiligdom ontdekt. De vondst was extra bijzonder omdat de altaren niet alleen waren gewijd aan vertrouwde Romeinse goden als Neptunus en Hercules, maar ook aan de toen nog onbekende inheemse godin Nehalennia, die door handelaren werd bedankt voor een behouden zeereis.
Op het strand waren ook de fundamenten van de tempel zelf zichtbaar geworden, maar die bleken te zwaar om uit te graven. Tot zeker 1731 waren ze bij laag water nog wel regelmatig te zien. Jutters, arbeiders en ook de bestuurlijke elite van Zeeland haalden in die tijd nog regelmatig brokstukken en munten van het strand. In 1711 en 1718 kwamen zelfs nog twee levensgrote Victoriabeelden tevoorschijn.
De beelden en altaren waren overgebracht naar de kerk van Domburg. Daar vormden de in totaal veertig stenen meer dan twee eeuwen een attractie voor toeristen . In die periode werden ze beklad met namen en initialen van bezoekers, raakten ze bedekt met groene algen, werden ze cadeau gedaan aan koning Lodewijk Napoleon – de stenen bleven toch in Domburg omdat hij al was afgetreden voordat de stenen echt in zijn bezit waren gekomen – en raakten ze ernstig beschadigd, toen de kerk in 1848 afbrandde. Zeven bleken nog in vrij goede staat en keerden terug in de kerk. De rest werd opgeslagen in de tuin van een lokale onderwijzer, totdat achttien jaar later de collectie eigendom werd van het in 1769 opgerichte Zeeuws Genootschap (nu KZGW).
Maar ook in Middelburg, waarheen de collectie verhuisde, waren de stenen niet altijd veilig, vertelt Heyning. „Een sokkel van een Neptunusbeeld is spoorloos verdwenen, bij transporten zijn stenen beschadigd geraakt en sommige zijn in de jaren 70 in de crypte van de abdij aan de muur vastgemetseld.” Feldbrugge: „Iemand vertelde ons ook dat ze als kinderen in die crypte speelden en brokstukken als stoepkrijt gebruikten.”
Maar nu is alles in orde, benadrukken beiden. De stenen zijn geordend, gefotografeerd en gedigitaliseerd, en na maanden van puzzelen zijn enkele brokstukken weer aan beelden en altaren gepast. Eerder al, in 2016, had de Universiteit van Gent vastgesteld dat de meeste altaren en beelden waren gemaakt van kalksteen uit Noord-Frankrijk, wat inzicht had gegeven in handelsroutes in de Romeinse tijd.
Er is nog genoeg onderzoek te doen, zegt Heyning. „Want waar zijn de beelden en altaren gemaakt? En wat is het verband met Colijnsplaat, waar ook een Nehalennia-tempel heeft gestaan en waarvan de beelden in 1970 zijn gevonden?” Feldbrugge: „We doen daarom ook mee met het internationale Beach Archaeology Project, dat onderzoek doet naar de Romeinse Limes langs de kusten van de Noordzee. Want bij de tempel moet ook een nederzetting hebben gelegen.”
Leeslijst