De gemoedstoestand van Nederland, een maand voor de verkiezingen: somber, met een laag vertrouwen in de politiek. Bovendien neemt het aantal onderwerpen waar mensen zich zorgen over maken al een tijdje toe.
Dat blijkt uit het deze dinsdag gepubliceerde Continu Onderzoek Burgerperspectieven, uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dit onderzoek loopt sinds 2008, komt meerdere keren per jaar uit en onderzoekt behalve het politiek vertrouwen ook over welke (maatschappelijke) onderwerpen Nederlanders zich het meest zorgen maken. Omdat er in november verkiezingen zijn, bracht het planbureau een extra verkiezingsbericht uit. Veel politieke partijen in Den Haag lezen de bevindingen van het SCP goed, omdat het ze veel leert over wat Nederlanders bezighoudt.
Lees ook
Komen we uit de vertrouwenscrisis als politici elkáár weer weten te vinden?
Geen herstel van vertrouwen
Vrolijk zullen ze er niet van worden. Het vertrouwen in de politiek, dat daalt sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 2021, herstelt niet. Nederlanders waren niet te spreken over de politiek, na het ‘1 april-debat’ over de notitie van de formatieverkenners waar ‘positie Omtzigt, functie elders’ op had gestaan, het geruzie tussen partijen en de recordlange formatie van 299 dagen. Waar onderzoeken eerder bij een nieuw kabinet een (tijdelijke) stijging van het vertrouwen lieten zien, bleef die na de vorming van Rutte IV in januari 2022 uit. Dat kwam mede omdat het kabinet bestond uit dezelfde partijen als Rutte III, een kabinet dat gevallen was over de Toeslagenaffaire, met deels dezelfde bewindspersonen.
Vlak voor de val van Rutte IV deze zomer had 42 procent van de Nederlanders voldoende vertrouwen in de Tweede Kamer en het kabinet. Die cijfers zijn daarna, blijkt nu, nagenoeg hetzelfde gebleven. „Het vertrouwen is laag in vergelijking met de afgelopen vijftien jaar”, zegt SCP-onderzoeker Josje den Ridder.
Wat wel groeit is het aantal onderwerpen dat Nederlanders als punt van zorg zien. „Tot twee jaar geleden was er een redelijke consensus over hoofdthema’s”, vervolgt Den Ridder. „Dat waren er dan één of twee, bijvoorbeeld economie en migratie. Nu noemen mensen een hele trits.” Zo maken Nederlanders zich nu het meest zorgen over de politiek zelf, inkomens, immigratie, klimaat, samenleven en wonen.
Kiezers zijn daar iets aan gaan toevoegen, ziet De Ridder. „Ze benoemen die opstapeling van problemen en vinden dat de politiek geen oplossingen biedt. Bij elke meting komt er een probleem bij. Eerst was er het woningtekort. Na het begin van de oorlog in Oekraïne begonnen mensen over de stijgende energieprijzen. Toen was er ook het stikstofprobleem. Daarna begonnen mensen over de asielproblematiek. Zo wordt het rijtje steeds langer, terwijl mensen zien dat er geen problemen vanaf gaan omdat ze opgelost zijn.”
Het functioneren van de politiek
Wat al die tijd als een rode draad door de door kiezers genoemde problematiek is gaan lopen: het functioneren van de politiek zelf. „Mensen hebben bij al die problemen het idee dat de politiek niks doet”, zegt Den Ridder. „Ze vinden dat politici problemen te laat doorhebben, later dan zijzelf. Denk aan het woningtekort. En áls ze eenmaal doorhebben dat iets een probleem is, dan vinden mensen dat politici niet in staat zijn het op te lossen.”
Voor het onderzoek vroeg het SCP volwassenen ook naar hun verwachtingen van een nieuw kabinet. Die zijn, ondanks het lage vertrouwen, toch hooggespannen. Want behalve het oplossen van die lange trits problemen die ze noemen, vinden kiezers ook dat een nieuw kabinet de publieke sector op peil moet houden. Zo worden gezondheidszorg en onderwijs niet genoemd in het rijtje problemen, maar wel als gevraagd wordt wat de prioriteiten moeten zijn.
Verwachtingsmanagement
Omdat kiezers hoge én lage verwachtingen van de politiek hebben, zou het verstandig zijn als politieke partijen al in de campagne duidelijk zijn over wat hun prioriteiten na de verkiezingen zijn, schrijft het SCP. Het planbureau noemt „enig verwachtingsmanagement in de campagne en de formatie geen overbodige luxe”. Uit het rapport: „Partijen en politici zouden naast ideeën ook kunnen laten weten waar hun prioriteiten liggen als er niet genoeg geld is om alles te doen, of waar de grenzen liggen van wat de overheid kan bereiken.”
Den Ridder: „Als je kijkt naar de publieke opinie, die somber is over de richting waarin Nederland gaat, dan lijkt de volgende vertrouwensdip al in de maak”. Sinds de val van het kabinet zijn de oplossingen voor de ervaren problemen niet dichterbij gekomen, zegt de onderzoeker. „En de afgelopen jaren leren dat die oplossingen niet makkelijk zijn. Als politici zelf geen duidelijke prioriteiten stellen, bestaat het risico dat mensen na de verkiezingen zeggen: ze beloven veel, maar ze maken niks waar.”
Is er nog reden tot optimisme? „Inwoners vinden Nederland nog steeds een fijn land om in te wonen”, zegt Den Ridder. „Ze vinden dat ze boffen. Maar ze vinden óók dat het béter zou kunnen.”