De placenta is een wegwerporgaan waarover ‘nog heel veel te ontdekken is’

Medische biologie Na een bevalling belandt de placenta „in de vuilnisemmer”. Bij medische opleidingen is er weinig aandacht voor dit wegwerporgaan.

Foto’s Walter Herfst

Midden in de nacht – gek genoeg is het vaak ’s nachts – gaat de telefoon. Michelle Broekhuizen (30) schiet haar kleren aan, springt op de fiets naar het Erasmus MC in Rotterdam, zet alle apparatuur in het lab klaar, spoedt zich met een wit emmertje naar de afdeling gynaecologie, wacht daar tot er iemand naar buiten komt met een placenta en neemt die dan zo snel mogelijk mee naar de afdeling farmacologie. Zo’n vier uur heeft ze voor de experimenten, zo lang blijft de placenta goed. In het lab kan blijken dat-ie niet gaaf genoeg is voor onderzoek. Dan is ze voor niks opgestaan. „Maar liever dát dan helemaal geen telefoontje, omdat de arts in de hectiek van een crisissituatie vergat mij te waarschuwen.” In vijf jaar tijd heeft ze met haar team 489 placenta’s onder handen gehad.

Michelle Broekhuizen promoveerde eerder dit jaar op haar onderzoek naar de placenta en heeft inmiddels het geld en de promovendi om daarmee door te gaan. Deze vrijdagochtend laat ze het apparaat zien waarmee de placenta buiten de baarmoeder nog een poosje kan functioneren. Een bak waarin de placenta op een matje ligt, met twee bundels slangetjes, zoals ook in de baarmoeder de foetus en de moeder ieder een eigen bloedsomloop hebben. „Hier kunnen we kijken naar effecten van medicijnen op de placenta, en of een medicijn dat je aan de kant van de moeder toevoegt, ook bij de foetus terechtkomt.” Daarnaast kan ze kijken naar de bloeddruk in de placenta en naar vernauwing van de bloedvaten. „Dat zegt iets over de werking in het lichaam. Als de vaten vernauwd zijn, is het voor het kind ook moeilijk om bloed door de placenta te krijgen.”

Experimentele cardiologie

Verderop staat nog een opstelling. „Daar hangen we de bloedvaten op die we uit de placenta knippen, om te meten hoe sterk ze onder invloed van bepaalde medicijnen samentrekken of verwijden.”

Broekhuizen wilde als afgestudeerd medisch bioloog het liefst onderzoek doen naar de relatie tussen het hart en de bloedvaten in de longen, maar geld was er op dat moment niet bij experimentele cardiologie. Bij neonatologie was wel plek, én een enthousiaste hoogleraar die zag dat een goede behandeling van te vroeg geboren kinderen al voor de geboorte begint. Zo groot was de stap bovendien niet. „Placentaonderzoek gaat ook over bloedvaten.” Je zou de placenta kunnen zien als de longen van de foetus. „De bloedcirculaties van moeder en kind stromen vlak langs elkaar, de vaten van de foetus drijven als het ware in het bloed van de moeder waardoor er zuurstof en voedingsstoffen bij de foetus kunnen komen. Een goede bloedvatfunctie is dus essentieel.”

Een aura van kwakzalverij

Terugkijkend verbaast Broekhuizen zich erover hoe weinig aandacht er tijdens haar studie was voor dit wegwerporgaan. „Misschien omdat het er alleen tijdens de zwangerschap is, na de bevalling belandt het in de vuilnisemmer.” Rituelen zoals de moederkoek als voedingsbodem voor een nieuwe boom, of het gebruik van de placenta voor supplementen tegen stemmingswisselingen, geven de placenta bovendien een aura van kwakzalverij. „Terwijl er nog zoveel te ontdekken is.”

Over zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) bijvoorbeeld. Een hoge bloeddruk en eiwit in de urine, soms met ziekenhuisopname en vroege beëindiging van de zwangerschap tot gevolg. „Wat er nou precies fout gaat waardoor de placenta zich niet goed ontwikkelt en de schadelijke stoffen uitscheidt die de moeder zo ziek maken, dat weten we niet.” Behalve de oorzaken te achterhalen, hoopt Broekhuizen de functie van de placenta te kunnen verbeteren zodat het kind langer in de baarmoeder kan blijven. En een behandeling tegen pre-eclampsie te vinden. Want meer dan de symptomen bestrijden met bloeddrukverlagers kunnen artsen nu niet.

Afweercellen met gezichtjes

Broekhuizen maakte van haar vijfjarige speurtocht naar zwangerschapsvergiftiging, behandeling met medicijnen, het afweersysteem van zieke en gezonde placenta’s en de omzetting van de bouwstof tryptofaan in de placenta een tijdschrift met eigen illustraties. „Al die gedrukte proefschriften die niemand leest – totaal niet duurzaam.” Familie en vrienden begrijpen met dit magazine meteen waar Broekhuizen al die tijd mee bezig is geweest.

Zo laten de illustraties van afweercellen (met gezichtjes) zien dat bij pre-eclampsie, tot verrassing van de onderzoekers, minder ontstekingsfactoren opduiken dan in gezonde placenta’s. „Er lijkt een scheiding te zijn tussen de afweer van de moeder en die van de placenta zelf.” Een andere bevinding: vaatverwijdende medicijnen waarvan ze hoopten dat ze voor verbeteringen zouden zorgen, hadden in zieke placenta’s minder resultaat dan in gezonde. Teleurstellend, kun je zeggen. Maar zo denkt Broekhuizen niet. Ze wilde de wetenschap in om na te denken, ideeën te testen, zich een specialisme eigen te maken. „Het uitblijven van verbetering laat óók iets zien over wat er in de placenta gebeurt.”

De komende tijd gaat ze onder meer onderzoeken welke effecten cannabis-olie in de placenta heeft. „We weten dat de placenta zelf cannabis-achtige stoffen aanmaakt. Veel vrouwen gebruiken cannabis-olie tegen zwangerschapsklachten, tegen pijn of misselijkheid, en de aanname is dat die olie onschadelijk is. Maar wat de effecten nu precies zijn – negatief en positief – daar moeten we nog achter komen.”