N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Vluchtende mannen Oekraïense mannen die niet willen vechten vluchten soms naar Roemenië, over de Karpaten of de grensrivier. Niet iedereen overleeft die oversteek. En als het lukt vrezen ze de hoon van familie en buren bij terugkeer.
Dertig seconden. Langer duurde het niet. Maar het waren de dertig meest intense seconden van zijn leven.
Op 24 juli vorig jaar stak de Oekraïense Ion (28) de rivier de Tisza over naar Roemenië. Illegaal. Hij koos voor de rivier, die 63 kilometer lang kronkelt langs de grens tussen Roemenië en Oekraïne. Van een afstandje lijkt de groengrijze Tisza een vredig meanderende rivier, maar van dichtbij blijkt de stroming verraderlijk sterk. En hoewel je op sommige plekken iemand aan de overkant zou kunnen verstaan, moet je op de minst brede stukken toch nog ruim vijftig meter overbruggen.
Ion had ook over de bergen kunnen vluchten, via het Maramures Nationaal Park. Maar de Karpaten zijn hoog en met sneeuw bedekt. Zelfs in de zomer duurt het drie tot vier dagen om vanuit Oekraïne Roemenië te bereiken. Als je niet verdwaalt, of gewond raakt.
De bergen of de rivier, een alternatief had Ion niet. „Ik zat drie dagen vast in een kazerne, nadat ik voor mijn huis door soldaten van straat was geplukt om te vechten aan het front in Oekraïne”, zegt de stevige jongen met gemillimeterd haar. Hij woonde in een dorpje zo’n zes kilometer van de grens met Roemenië, waar een Roemeense minderheid woont die Roemeens spreekt. „Ik heb zelfs de dubbele nationaliteit”, zegt Ion. Vechten in de oorlog wil hij niet. De oorlog is niet zijn oorlog. „Ik voel me meer Roemeen dan Oekraïner.”
Hij betaalde iemand in de kazerne vijfhonderd dollar smeergeld om tijdelijk naar huis te mogen. De voorwaarde was dat hij binnen vijf dagen een doktersverklaring zou regelen, die zijn geveinsde gezondheidsproblemen zou bewijzen. „Op de vijfde dag stak ik de rivier over.”
En nu zit hij in een café in grensstad Sighetu Marmatiei, op zo’n vijftig meter van de rivier de Tisza. „Ik heb mijn ouders achtergelaten en terugkeren kan ik niet meer.”
Ion is niet de enige Oekraïner die sinds het uitbreken van de oorlog illegaal de grens is overgestoken naar Roemenië. Zeker 6.500 mannen hebben de oversteek gewaagd, volgens cijfers van de Roemeense grenspolitie. Maar niet iedereen haalde de overkant. Elf lichamen heeft de grenspolitie ontdekt aan de Roemeense kant, van wie zeven aan de oevers van de rivier en vier in de bergen. En vijftien lichamen aan de Oekraïense kant. Velen zijn nog vermist en volgens onofficiële cijfers zijn zeker negentig mannen overleden die de grens probeerden over te steken.
Alle mannen die illegaal de grens oversteken zijn dienstplichtig. Alleen mannen onder de achttien en boven de zestig mogen het land legaal verlaten. Of als ze minstens drie kinderen hebben of de zorg dragen van een kind met een beperking. De rest is sinds het uitbreken van de oorlog in principe oproepbaar om te vechten in het leger. En daarom proberen velen te vluchten. Vorig jaar hield de Oekraïense grenswacht 12.000 mannen tegen.
Droge mannenkleding
In een gloednieuwe terreinwagen rijdt Vlad (24) van de Roemeense grenspolitie langs de hobbelige zandwegen naast de rivier. Achter in de wagen liggen dekens en droge mannenkleding. Hij is er om de Oekraïners te helpen, maar velen zijn bang voor hem en zijn collega’s. „Ze denken dat we ze terugsturen, maar dat doen we nooit”, zegt Vlad terwijl hij met een verrekijker langs de oevers van de rivier kijkt.
Vaak zijn de gevluchte mannen gewond. Voeten, enkels, knieën en vingers zitten vol wonden of kneuzingen. En in ergere gevallen hebben ze last van onderkoeling. „We behandelen ze meteen, bij ons zijn ze veilig”, zegt Vlad. „Ze kunnen asiel aanvragen en dan brengen we ze naar een opvangcentrum.”
Maar het gaat niet altijd goed. Afgelopen kerstavond was er een groep van zes mannen, vrienden van elkaar, die de bergen probeerden over te steken en daar verdwaald raakten, zegt Vlad. Ze belden 112 en Vlad en zijn collega’s kwamen in actie. „We vertelden hen dat ze bij elkaar moesten blijven.” Het was koud, de sneeuw in de bergen was meters hoog en één van de mannen had zijn been gebroken na een val. Maar ze luisterden niet, zegt Vlad. „Waarschijnlijk waren ze bang dat we ze terug zouden sturen.”
De grenspolitie zocht naar ze, evenals een bergreddingsteam, de politie en brandweer. De vriendengroep zat op meer dan tweeduizend meter hoogte, boven de wolken. De man met het gebroken been werd achtergelaten. Ook een tweede man viel, raakte gewond en werd achtergelaten. Na vier dagen vonden ze de andere mannen. En even later de twee lichamen. „Hadden ze maar naar ons geluisterd, samen hadden ze het misschien overleefd”, zucht Vlad, terwijl het lawaai van een overvliegende helikopter klinkt.
Stemmen aan de oever
Ergens in de winter vorig jaar, toen burgemeester Ivan Brinzaniuc net wilde beginnen met de gemeenteraadsvergadering in het Roemeense grensdorp Remeti, kreeg hij opeens bezoek van drie mannen. „Ze waren echt zeiknat”, zegt Brinzaniuc terwijl hij in de hal van het gemeentehuis de plek aanwijst waar de mannen stonden. „Hier in de gang lag een hele plas water.”
De drie mannen uit Oekraïne, tussen de 28 en 33 jaar, waren gevonden door een vrouw die langs de rivier reed. Zij bracht hen naar Remeti, omdat het een van de drie dorpen is aan de Roemeense kant van de grens waar het merendeel van de bewoners oorspronkelijk Oekraïens is. „Ik spreek de taal”, zegt Brinzaniuc. „En aan het begin van de oorlog stonden veel dorpsbewoners met mij bij de grensovergangen om te vertalen.”
In de maanden na het uitbreken van de oorlog kwamen „zeker zeven of acht illegaal gevluchte mannen per week hier op het gemeentehuis aan”, zegt Brinzaniuc. De afgelopen tijd is dat minder, al meldde zich een dag eerder nog een 29-jarige man. „Nat en heel erg bang.” Maar niet iedereen die de rivier oversteekt meldt zich, zegt de burgemeester die vlak bij de rivier woont. „Elke twee, drie nachten horen we wel stemmen aan de oever.”
Hij kan alleen niet iedereen helpen. De burgemeester laat een screenshot zien op zijn telefoon. Op het scherm staat een appgesprek tussen een Oekraïense vrouw en haar man. Om 6:12 uur stuurt de man haar een appje: „We zullen elkaar zien, ik schrijf je later.” „Goed” antwoordt de vrouw. Twee uur later stuurt hij haar de locatie waar hij is. Aan de rivier in het Oekraïense dorp Velykyi Bychkiv, tegen de Roemeense grens aan. Het is het laatste contact dat de twee zullen hebben.
Deze oorlog heeft de wereld veranderd, alleen voor ons zijn die veranderingen dichterbij
Ivan Brinzaniuc burgemeester van het Roemeense grensdorp Remeti
„Vier dagen na het laatste appcontact nam de vrouw contact met mij op”, zegt burgemeester Brinzaniuc. Of hij haar kon helpen haar man te vinden. „Zij zat in Duitsland met hun twee kinderen en was wanhopig, ze wilde hierheen komen om hem te zoeken.” Een paar dagen later stuurde ze de burgemeester een bericht. Haar man was gevonden in het Roemeense Bocicoiu Mare, op een betonnen plaat aan de rand van de rivier. Hij had de overtocht niet overleefd.
„Het laat je niet koud”, zegt Brinzaniuc. Ook de burgemeester heeft nog familie in Oekraïne: een grootmoeder en neven. „Deze oorlog heeft de wereld veranderd, alleen voor ons zijn die veranderingen dichterbij dan voor de rest van de wereld.”
Bevroren ledematen
Anca Marina, leidinggevende van de spoedeisende hulp in het ziekenhuis van Sighetu Marmatiei, heeft het druk. Zo druk, „dat ik me weinig meer kan herinneren van de patiënten hier”, zegt ze over de illegaal gevluchte Oekraïners. „Zeker drie of vier mannen zijn hier overleden, anderen hadden vaak bevroren ledematen of waren onderkoeld. In sommige gevallen hebben we amputaties verricht”, zegt Marina.
Ze ziet de groep patiënten uit Oekraïne wel verminderen. „In het begin renden ze gewoon weg uit Oekraïne, totaal onvoorbereid”, zegt de arts. „Maar nu dragen ze vaak een plastic tas mee met droge kleren en hebben ze medicatie, pillen en hun ID-kaart in een zakje mee.”
Eén patiënt herinneren de dokters zich in het ziekenhuis nog wel. In de winter trokken vier mannen door de bergen, onder wie twee broers, vertelt Christian Brad, hoofd van de medische afdeling. Eén van hen overleed aan onderkoeling. „De andere broer droeg hem vier kilometer door de bergen, totdat een reddingsteam hen na vier dagen vond.” De man was ervan overtuigd dat zijn broer niet dood was, zegt Brad. „Hij was zo getraumatiseerd, dat hij niet onder ogen kon zien dat zijn broer was overleden.”
Een gevluchte man, wiens voorvoeten geamputeerd zijn nadat zijn tenen waren bevroren tijdens de vlucht, wil ondanks herhaaldelijke verzoeken niet met NRC praten. In een appje zegt hij moe te zijn, vlak na een behandeling in het ziekenhuis. Maar waarschijnlijk speelt er nog iets anders, zegt Vasile Vlasin, die de behandeling van de man betaalt. „Hij is waarschijnlijk een van de weinige Oekraïners in Roemenië met geamputeerde voeten en bang voor de gevolgen wanneer hij ooit terugkeert.”
De deserteurs vrezen niet alleen herkend te worden nu de oorlog woedt, zegt Vlasin. Ze zijn ook bang voor de reacties na de oorlog. „Hoe gaan achtergebleven families, vrienden en buren reageren als ze ooit terugkeren? Het is niet makkelijk om uit te leggen aan de weduwes dat jij bent gevlucht terwijl andere mannen wel zijn gestorven.”
Heel open zijn de gevluchte mannen niet tegen Vlasin over hun beweegredenen om te vluchten. Sommigen vochten al aan het front, zagen mensen doodgaan, anderen vreesden de oorlog of hebben familieleden verloren en weer anderen behoren tot minderheden in Oekraïne en zien de oorlog niet als hun strijd. „Voor ons als buitenstaanders is het makkelijk om over hun beweegredenen te oordelen, maar ik heb geleerd hun keuzes te accepteren”, zegt Vlasin.
Vanaf het begin van de oorlog helpt Vlasin met zijn stichting Oekraïners. Eerst aan de grens, met eten en vervoer – „op een gegeven moment had ik zes bussen en 29 kleine busjes geregeld, we hebben zeker 35.000 mensen vervoerd” – daarna met maaltijden en tegenwoordig met appartementen, kinderopvang, begeleiding voor kinderen met een beperking en muzieklessen. „Ik heb zeker een miljoen euro van mijn eigen geld hierin gestopt”, zegt Vlasin, die na lang aandringen vertelt dat hij een goedlopend fruitbedrijf in Duitsland heeft en daarom zoveel geld kan besteden. Waarom hij dat doet? Zijn opa zat drie jaar lang gevangen in Siberië, zelf verloor hij zijn kind en tijdens zijn opvoeding kreeg hij mee altijd te delen. „Ik kan helpen want ik heb de middelen”, zegt Vlasin. „En van dit werk krijg ik energie.”
Zeker vijf vrouwen hebben hem gevraagd op zoek te gaan naar hun vermiste man. „Ik hoop dat de mannen opgepakt zijn door de Oekraïense grenspolitie, maar na zes of negen maanden in de cel krijg je echt wel de kans om je familie te informeren.” Over hun vermiste mannen praten, willen velen niet. Een jonge Oekraïense vrouw, die haar man kwijt is sinds hij de grens over wilde steken, wil niet met NRC praten. „Ik heb niks te vertellen, er is geen nieuws”, appt ze.
Prikkeldraad in de rivier
„Zie je die dikke?”, wijst Alexandru Delescu van Unicef, in de richting van een groepje mannen die onder een parasol zit in het café aan de grens met Oekraïne. „Die is ook gevlucht, hij stond aan de frontlinie in Donetsk en is dankzij smeergeld vertrokken.” Bij het café is het een komen en gaan van mannen. Volgens Delescu, die hier dagelijks zijn sigaretjes rookt omdat zijn kantoortje tussen het café en de grensovergang in staat, zijn alle mannen rondom het café gevluchte Oekraïners. Delescu: „Het is kiezen voor oorlog in Oekraïne of vrijheid in Roemenië.”
Delescu, die op driehonderd meter van de grensovergang woont aan de rivier, vertelt dat hij zeker twee keer per week schoten hoort. Waarschijnlijk van Oekraïense grenswachten die op vluchtende mannen schieten, vermoedt hij. En hij zegt, net als Vlasin en een gevluchte Oekraïner die anoniem wil blijven, dat er prikkeldraad in de rivier zou liggen, waardoor de vluchters gewond raken. Maar de Roemeense grenspolitie kan dat niet bevestigen, evenmin dat er geschoten wordt.
Bij de grensovergang in Sighetu Marmatiei lopen voornamelijk vrouwen de houten brug over, die de twee landen scheidt. Toch zien de grenswachten ook af en toe Oekraïense mannen terugkeren naar Oekraïne, omdat ze net achttien zijn geworden en willen vechten voor hun land. „Een man had zijn vrouw en ouders verloren in Boetsja en bracht zijn kind naar de grens”, vertelt Adrian Pop, de baas van de grensovergang. Een vriend haalde het kind op en de man ging terug om te vechten. „Hij vertelde dat hij toch niks meer had om voor te leven”, zegt Pop. „Zij zijn patriottischer dan wij.”
Maar zo denkt de gevluchte Ion er niet over. Als hij terugkeert naar Oekraïne krijgt hij minimaal een boete. Maar een gevangenisstraf of een tocht naar het front is niet uitgesloten. Laat staan hoe achtergebleven Oekraïners zullen reageren. „Ik word niet alleen gezien als deserteur”, zegt Ion. „Maar ook als een verrader.”
Mark Middel
Drie Oekraïense mannen die het land willen verlaten
‘We zitten nu in een soort gevangenis’
Duizenden Oekraïense mannen proberen ‘illegaal’ het land te verlaten omdat hun gezinnen in Europa zijn. Drie mannen vertellen over hun verlangen om te vluchten. „De regels moeten versoepeld worden.”
Al bijna anderhalf jaar mogen de meeste mannen van 18 tot 60 jaar Oekraïne niet verlaten. Voor mannen met een gehandicapt kind of ten minste drie minderjarige kinderen wordt een uitzondering gemaakt. Ook degenen die zijn afgekeurd voor militaire dienst en vrijwilligers die humanitaire of militaire spullen vervoeren, kunnen het land verlaten.
Maar het verlangen te vertrekken strekt zich ook uit buiten die groep. In 2022 onderschepten de Oekraïense grenswachten 12.000 mannen die illegaal de grens probeerden over te steken. Vijftien kwamen om bij hun vlucht. Vermoed wordt dat een veelvoud van het aantal onderschepten, wel het land uit ging. Een signaal dat dit niet afneemt, is dat de minister van Binnenlandse Zaken, Ihor Klymenko, strenge straffen wil opleggen aan alle mannen die het toch proberen. NRC sprak met drie Oekraïense mannen die ernaar verlangen de vredeslucht in te ademen, omdat hun vrouw en kinderen in Europa zijn.
Interviews: Simone Peek
Serhi Illin (41) ‘Ik voel dat het leven doorgaat zonder mij’
Serhi Illin (41) bracht op 2 maart vorig jaar zijn 3- en 7-jarige dochters Kira en Polina en zijn vrouw Olha naar de grens. Ze gingen naar Zwitserland. Hun huis met tuin, waar het echtpaar al tien jaar woonde, raakte beschadigd door de schokgolf van het allereerste raketsalvo van de Russische aanval op Oekraïne. Ze woonden in een voorstad van Kyiv, dicht bij een van de Russische doelwitten.
Serhi, die na de inval door de Russen van de zenuwen begon te roken, is commerciëel fotograaf. Maar van de ene op de andere dag bestond zijn beroep niet meer. „Iedereen is oorlogsfotografie gaan doen. Ik ben daar niet klaar voor.” Hij laat zijn handen zien, die trillen van de spanning. Ook heeft hij het huilen niet onder controle, zegt hij. „Niemand heeft iets aan mij aan het front.”
Bovendien heeft Serhi glaucoom. Maar hij heeft nog niet de moed om zich officieel te laten afkeuren. „Ik kan niet in het leger. Maar als ik het land uit wil, moet ik dat bij het militaire commissariaat bewijzen. Dat duurt lang en je bent volledig overgeleverd aan de medische commissie.”
In Oekraïne is daarom een levendige handel in medische afkeuringen ontstaan. „Voor de oorlog kostte dat vijfduizend dollar, nu is het tienduizend”, zegt Serhi. Hij kent de prijs, maar durft zelf niet te frauderen. Wel heeft hij begrip voor de mannen die dat wel doen. „Ik snap dat mensen naar een andere oplossing zoeken.”
Afgelopen zomer werd Serhi gebeld door een vriend die hem vertelde dat hij Oekraïne ging verlaten. „Of ik zijn bar wilde overnemen.” Serhi heeft geen idee hoe het zijn vriend gelukt is, maar die bar wilde hij wel. De hoofdstad had maandenlang drooggelegen en drank kon hij met fikse korting inkopen. Hij legde zich toe op een eigen cocktailmenu. Een cocktail met Armeense cognac en perensap uit eigen tuin. En een met rum en pepertjes, geïnspireerd door zijn opvliegerige oudste dochter.
Elke ochtend, middag en avond belt Serhi met zijn vrouw en kinderen. „We leven gewoon samen. We zijn mentaal volkomen samen. Maar ik ben hier”, zegt hij. Zo vaak hij kan stuurt hij pakketjes naar Zwitserland. Hij koopt jurken, schoenen, boeken, cadeautjes. „Voor hun eerste schooldag in Zürich had ik wafels met honing gebakken en opgestuurd.”
„Ik mis mijn vrouw heel erg. Ik vind dat de regels versoepeld moeten worden. Aan het begin van de oorlog was het duidelijk wat je moest doen, nu is het lastiger volhouden”, zegt hij. „Niemand zegt hardop: dit gaat nog heel lang duren. Je moet realistisch worden, maar in Kyiv doet iedereen alsof ze al gewonnen hebben.”
Zijn dochters spreken inmiddels Duits. Kira kan fietsen zonder zijwieltjes – terwijl Serhi haar dit zo graag had willen leren. „Ik voel dat het leven doorgaat zonder mij.” Tranen springen in zijn ogen. „Dit bedoel ik, ik heb het niet onder controle.” De meeste tijd brengt hij nu door in zijn oude huis, dat hij aan het opknappen is. De bar, die inmiddels goed loopt, heeft hij in mei verkocht. „Er is op dit moment niets meer in dit land waardoor ik wil blijven.”
Denis Gerasko (39) ‘Familie is alles voor mij’
Foto Kostyantyn Chernichkin
‘De koelkast is leeg”, verontschuldigt Denis Gerasko (39) zich. Er is zelfs geen koffie. Hij was een paar dagen in een andere stad, vandaar. Maar hij geeft toe dat het ook typerend is voor een man die het huis voor zichzelf alleen heeft. Zijn vrouw ‘Zjenja’ (Jevhenia) en dochter Marta (9) verblijven sinds het begin van de oorlog aan de Franse Côte d’Azur. Sindsdien deelt Gerasko het huis alleen met hun grijze kat Ice.
Hij staat erop te vertellen hoe hij zijn vrouw leerde kennen: „Het was als in een film. Ik weet nog wat ze droeg, een witte broek.” Ze kwam uit Dnipro maar moest twee dagen in Kyiv zijn voor ze voor vier maanden naar de Verenigde Staten zou vliegen. „Ik wist die eerste dag al dat ze mijn vrouw zou worden. Maar ik was te verlegen om het tegen haar te zeggen. Ik gaf haar een servetje met mijn e-mailadres.”
Toen ze na vier maanden terugkwam, waren ze samen. Ze verloofden zich in Parijs. In 2014 beviel Zjenja van hun dochtertje: Marta. Haar slaapkamer is een uitbundig meisjesparadijs – met een schommel, overal roze, vlinders, poppen en knuffels. Maar sinds februari vorig jaar is de kamer ongebruikt. „De kleertjes die er liggen passen haar al niet meer. De spullen zal ze zich nauwelijks herinneren”, zegt Denis.
Het leven als man alleen heeft Denis uit balans gebracht. „Familie is alles voor mij, ik haal mijn energie uit mijn gezin. Nu sta ik alleen op en ga ik alleen naar bed. Ik poets in mijn eentje mijn tanden. Vroeger was ik altijd bij mijn vrouw. Ze hield me vast. Om me heen zie ik dat allemaal stellen uit elkaar gaan. Hoe red je je familie op afstand?”
In de winter, als Rusland met aanvallen op het elektriciteitsnetwerk de telefoon- en internetverbinding telkens opnieuw platlegt, wordt het extra wanhopig. Toch lukt het Denis zijn gezin bij elkaar te houden. Dit jaar heeft hij eindelijk een manier gevonden om ze af en toe te zien. Hij rijdt als vrijwilliger naar de EU om humanitaire hulpmiddelen te halen. „Pampers, hygiëneproducten en dergelijke.”
Met een kleine omweg kan hij weer even vader zijn. „Het is dan alsof ik eindelijk lucht krijg. We rijden Marta samen naar school. We halen haar samen op. We eten ’s avonds samen. Als ik met hen ben zet ik het nieuws uit. Het kan me dan niet meer schelen.”
Toch keert hij telkens terug naar Kyiv. Er wonen en werken is zijn manier om zijn land te helpen. „Ik wil niet naar de oorlog. Ik wil niet schieten. Ik ga niemand doden. Ik zou het niet kunnen. Maar er zijn anderen die wel gaan. Soms speelt mijn geweten op.”
Denis gelooft dat de uitreisregel versoepeld moet worden. „Stel nou dat je een maand weg zou kunnen om naar je familie te gaan. Dat zou al beter zijn. We zitten nu in een soort gevangenis. Ik geloof echt dat mensen altijd terugkomen. Om familie te zien, omdat ze hier zaken hebben. Je bent hier toch geboren.”
Vlad (34) ‘Ik mis mijn vrouw en kind zó’
Foto Kostyantyn Chernichkin
Hij is niet gemaakt voor oorlog, denkt Vlad (34), die zijn achternaam niet in een krant wil hebben. „Ik kan fysiek niet vechten. Ik kan geen soldaat zijn.” Hij is een moderne, stadse Europeaan, was eigen baas in een kleine koffiezaak, maar die is inmiddels gesloten. Zijn vrouw Yana werkte als stylist, hij hielp haar vaak. In de avonden trad hij soms op als muzikant.
Toen de oorlog uitbrak, bracht Vlad zijn gezin naar de grens en bleef hij zelf achter in Oekraïne. Hij is gedeeltelijk afgekeurd , maar zou wel bureauwerk voor de strijdkrachten kunnen doen – dus hij mag niet weg. „Maar ik weet niets van dat soort werk af.” Ander werk is er nauwelijks. Al snel voelde hij zich verloren en ging hij bij zijn ouders wonen.
„Ik mis ze zó”, zegt hij over zijn vrouw en zijn zoontje. „Ik kan niet uitleggen hoe graag ik bij ze zou willen zijn. Om te zeggen dat ik ze mis, is … echt een understatement. Ik mis mijn zoon, ik wil ze vasthouden. Sinds zijn geboorte waren we altijd samen.”
Aan de ene kant snapt hij dat mannen het land niet uit mogen. „Er is oorlog. Dat is een feit en dat is verschrikkelijk. Het is doodeng en er gaan mensen dood.” Maar persoonlijk is het onverdraaglijk: „Ik wil zo graag iets doen. Ik voel me opgesloten, in het voorgeborchte. Hier zitten, niet kunnen werken en elke dag meer het gevoel hebben dat je gezin uiteenvalt, daar ga je aan kapot.”
Hij is inmiddels zo wanhopig, dat hij overweegt zijn leven te riskeren om te kunnen vertrekken. „Als ik eerlijk ben, heb ik er zelfs over nagedacht te proberen naar bezet gebied te gaan, en via de Krim naar Europa te reizen.” De route vanaf het schiereiland is hem bekend, zijn schoonouders ontsnapten de bezetting in Cherson via de Krim. „Daarheen gaan is extreem gevaarlijk. Nee, dat kan ik echt niet doen. Maar er zijn mannen die dat risico wel nemen.”
Oekraïners zijn enorm gemotiveerd, zegt Vlad. „We willen dit land redden. Maar als je gezinnen kapotmaakt, dan gaan mensen zich afvragen waarom dat gebeurt. Ik weet zeker: 80 procent van de mannen die je laat gaan, komt terug. Hoe harder je ze vasthoudt, hoe meer ze… Ik durf het haast niet te zeggen, maar hoe meer ze zich gaan ergeren. We zijn een vrij volk. Je moet ons vrijlaten.”
Inmiddels is Vlad het land uit. Hij wil niet zeggen hoe en wanneer, en waar hij nu is.