Aan de studieresultaten ligt het in ieder geval niet. Zijn onderzoek naar een stamcelbehandeling voor beschadigd kraakbeen in de knie laat zien dat het tot minder klachten leidt, zegt onderzoeksleider en kniechirurg aan het UMC Utrecht Roel Custers. „De tussentijdse conclusies zien er heel goed uit. Van de controlegroep, die behandeld werd met fysiotherapie en weinig verbetering zag, is vrijwel iedereen overgestapt naar de behandelgroep.”
Maar voordat het de nieuwe standaard wordt, duurt het nog wel vijf tot tien jaar. De therapie moet eerst worden goedgekeurd en in aanmerking komen voor vergoeding. Momenteel onderzoekt zijn team hoe ze het beste door de nodige bureaucratische hoepels kunnen springen. „Het is heel leuk, maar ook frustrerend. Zelfs de gezondheidsautoriteiten zijn nog zoekende naar hoe je zo’n nieuwe therapie eigenlijk moet keuren.”
Custers promoveerde op een onderzoek naar kraakbeendefecten in de knie en volgde daarna een opleiding tot orthopedisch chirurg. „Ik sportte heel veel en had daarom al een sterke interesse in gewrichten.” Hij richt zich nu op jongeren met knieletsel.
Het liefst voorkomt hij knieschade. „Dat kan door goede warming-upoefeningen te doen en sporters te leren hoe je correct springbewegingen uitvoert. En wanneer mensen zich met beginnende schade melden in onze kliniek, willen we erger voorkomen door het kraakbeen te herstellen met celtherapie.”
Het laten teruggroeien van weefsel, is dat niet een ongewone aanpak?
„Ja, zeker in de orthopedie. Maar regeneratieve geneeskunde, zoals dit heet, krijgt wel steeds meer bijval. We gebruiken het herstellend vermogen van het lichaam. Sommige soorten weefsel, zoals kraakbeen, helen niet vanzelf, dus proberen we het te stimuleren met celtherapie. Met zo’n biologische oplossing behouden we het gewricht en hoeven we geen metaal en plastic in mensen te stoppen.”
Kraakbeen bestaat uit eiwitten, veel water en her en der een kraakbeencel
Wat is er mis met het plaatsen van een knieprothese?
„Een prothese is vooral een laatste redmiddel. Na een aantal jaar kunnen er problemen ontstaan, waarna er dure en complexe operaties nodig zijn om de prothese te vervangen. Vaak ontstaan er dan complicaties. Oude mensen kunnen veel profijt hebben van een prothese omdat ze er de rest van hun leven mee kunnen uitzitten, maar voor jonge mensen zijn ze veel minder geschikt.”
Hoe kun je jongeren met knieschade dan wel behandelen?
„De huidige gouden standaard is kraakbeentransplantatie. Kraakbeen bestaat uit eiwitten, veel water en her en der een kraakbeencel. We nemen twee biopten uit de knie, waaruit we in een lab nieuwe kraakbeencellen laten kweken, en na zes tot acht weken plaatsen we de cellen terug.
„De behandeling werkt goed, maar het ziekenhuis kan het opkweken van kraakbeencellen niet faciliteren, dus zijn we afhankelijk van een Duits bedrijf. Wanneer we een biopt afnemen, staat er een koerier klaar die met een busje naar Berlijn rijdt. Zodra de kweek klaar is, moeten de cellen binnen twee dagen weer opgehaald en teruggeplaatst worden. De behandeling wordt vergoed, maar het is duur en logistiek gezien best een uitdaging. Daarbij moeten de patiënten – jonge mensen met een baan en een actief leven – tot twee maanden thuis wachten tot ze eindelijk aan hun revalidatie kunnen beginnen.”
We willen graag dat andere ziekenhuizen deze behandeling ook kunnen gebruiken
Dat kan vast beter?
„Zeker. Met onze nieuwe behandeling hoeft de patiënt maar één keer geopereerd te worden. We nemen een klein stukje kraakbeen, mengen dat met stamcellen van een donor, en plaatsen het direct terug. Er komt dus geen koerier aan te pas en het lijkt ook een stuk goedkoper te zijn.”
Maar toch gaat het nog een aantal jaar duren voordat deze behandeling beschikbaar komt.
„Helaas wel. We willen graag dat andere ziekenhuizen deze behandeling ook kunnen gebruiken, en daarvoor moet het eerst goedgekeurd worden door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Maar stamceltherapie is relatief nieuw en er zijn nog weinig van dit soort behandelingen goedgekeurd. Hierdoor is het ook voor de EMA nog onduidelijk welke eisen gesteld moeten worden.
„Bij de meeste medicijnen stop je grondstoffen in een machine en komt er elke keer precies hetzelfde pilletje uit. Maar bij celtherapie heb je te maken met levend weefsel. Hoe weet je zeker dat als je iedere keer andere cellen gebruikt, je hetzelfde resultaat krijgt? Dat is qua regelgeving wel een bijzonderheid. We moeten dus zelf een systeem bedenken waarbij we het stamcelmengsel nog tijdens de operatie testen.”
Hoe ga je aan stamcellen komen in de reguliere zorg, als er ook een bedrijf bij betrokken is?
Waar staan jullie nu?
„Momenteel zijn we met een subsidie van ZonMW en Reuma Nederland aan het kijken hoe we dit het beste kunnen aanpakken. We proberen ons te omringen met enthousiaste experts, maar helaas is er niemand die ons kan zeggen: zo moet je het doen. Het blijft een tijdrovende zoektocht.
„Eén conclusie die we hebben getrokken is dat we de behandeling waarschijnlijk in een spin-offbedrijf moeten onderbrengen. Het ziekenhuis is voorstander van de nieuwe behandeling, maar kan de verdere ontwikkeling ervan niet zelf financieren. Een middel laten goedkeuren kost namelijk heel veel geld. We hebben daarom een businesscase nodig om investeerders aan te trekken, en moeten op zoek naar mensen die het bedrijf kunnen leiden.”
Kijk je ernaar uit om een bedrijf op te zetten?
„Als ziekenhuismedewerkers betreden we een geheel nieuw terrein en spanningsveld, en dat is niet per se iets waarop we zitten te wachten. Ik hoef niet zo nodig in een bedrijf te werken. Ik heb al een prachtige baan als medisch specialist in het ziekenhuis, waar ik gewoon patiënten behandel en onderzoek kan doen. Maar ik wil ook dat nieuwe behandelingen bij patiënten terecht komen.
„Het liefst willen we de behandeling zo snel mogelijk bij de patiënt krijgen, en vervolgstudies opzetten om te kijken of het ook bij andere gewrichten of aandoeningen werkt. Zoveel mogelijk mensen behandelen: dat is het uiteindelijke doel.”
Werpt zo’n spin-off ook nieuwe dilemma’s op?
„Na autorisatie door de EMA moet de behandeling ook nog voor vergoeding gekeurd worden door het Zorginstituut, maar dit kan jaren duren. Als bedrijf heb je dus een lange periode waarin je je product nog niet kan verkopen.
„Een ander vraagstuk is hoe we aan de stamcellen gaan komen. Voor ons onderzoek maken we gebruik van stamcellen uit een donorbank, die we mogen gebruiken voor onderzoek. Maar hoe ga je aan stamcellen komen in de reguliere zorg, als er ook een bedrijf bij betrokken is? Vraag je wellicht je medewerkers om wat stamcellen af te staan? [lacht] En is het wel verantwoord dat een bedrijf winst maakt op andermans stamcellen? Er ontstaan allerlei ethische vragen.”