Een breed gedeelde opvatting, vooral in het huidige politieke klimaat, is dat immigranten de staatskas onevenredig veel belasten. Maar die opvatting is onjuist, blijkt uit nieuw Europees onderzoek van de Universiteit Leiden. Vooropgesteld: iederéén belast de overheidsfinanciën – zowel migranten als autochtone inwoners van de vijftien onderzochte landen drukken zwaarder op de staatskas dan dat zij eraan bijdragen. Maar dat negatieve saldo is voor migranten kleiner dan voor autochtonen. Zij leunen minder zwaar op sociale voorzieningen en verzekeringen en dragen via premies en belastingen juist meer bij. En dat gat groeide de afgelopen jaren alleen maar.
In veel Europese landen is migratie een belangrijk onderwerp van debat, ook in aanloop naar de Europese verkiezingen volgende week. „Dat debat is cultureel van aard, maar ook economisch”, zegt mede-onderzoeker en hoogleraar Economie aan de Universiteit Leiden Olaf van Vliet. „Een veelgehoord argument in het debat is dat migranten vanuit Midden- en Oost-Europa een te groot beslag leggen op de overheidsfinanciën en sociale zekerheid.”
Zijn onderzoek weerlegt die opvatting. En dat is allesbehalve verrassend, volgens Van Vliet. „De meeste migranten die naar West-Europese landen komen, doen dat om te werken en zijn tussen de 25 en 45 jaar oud. Daarmee is het een groep die bijvoorbeeld minder leunt op uit te keren pensioen, zorgvoorzieningen of werkloosheidsuitkeringen. Vanwege de vergrijzing leunt een steeds groter deel van de autochtone bevolking wél steeds zwaarder op pensioenen en zorg.”
Nederland was geen onderdeel van het onderzoek omdat de onderzoekers data van Eurostat (het Europese CBS) gebruikten, en Nederland daar niet de hiervoor relevante cijfers aanlevert. Maar eerder onderzoek uit 2022 naar Nederland gaf soortgelijke resultaten, en Van Vliet verwacht dat vervolgonderzoek – waar hij momenteel aan werkt – een vergelijkbaar beeld oplevert.
In 2020 woonden 55 miljoen migranten in de Europese Unie, waarvan 37,5 miljoen van buiten de EU kwamen en 17,5 miljoen van binnen de EU. Migranten van binnen de EU droegen meer bij aan de staatskas dan degenen van buiten de EU. Dat verschil komt vermoedelijk door de samenstelling van die verschillende groepen, zegt Van Vliet. Tussen migranten van buiten de EU zitten veel expats uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten, die veel bijdragen, maar een ander deel bestaat uit vluchtelingen en asielzoekers die minder werken, bijvoorbeeld omdat dat nog niet mag. Migranten van binnen de Europese Unie mogen in elk ander EU-land werken.
Lees ook
‘Het is Nederland onwaardig.’ Karien van Gennip oordeelt hard over huisvesting van arbeidsmigranten.
Periode 2007-2018
Van Vliet en zijn mede-onderzoekers Giacomo Boffi en Eduard Suari-Andreu onderzochten de druk op overheidsfinanciën in de jaren 2007 tot en met 2018 voor drie groepen: autochtone inwoners, migranten van binnen de EU en migranten van buiten de EU. Die druk op de staatskas was bij autochtone inwoners het grootst. Het verschil tussen migranten van binnen en buiten de EU was klein. De onderzoekers zagen de druk van alle groepen toenemen tijdens de financiële crisis van 2008 en de jaren daarna. Vanaf 2013 herstelde dat voor migranten, maar niet voor autochtonen.
Van Vliet: „Veel mensen verloren tijdens de crisis hun baan. Bij alle groepen zien we daarom dat zij meer aanspraak maakten op sociale zekerheid en minder bijdroegen. Bij migranten zien we die lijn daarna weer omhoog gaan, terwijl de lijn bij autochtonen vlak blijft – ook zij gingen wel weer aan het werk, maar dat effect werd tenietgedaan door de vergrijzing, waardoor er ook veel mensen met pensioen gingen. Zij droegen daardoor minder bij via belastingen en premies en ontvingen meer AOW, pensioen en zorg.”
De leeftijd van migranten speelt dus een belangrijke rol. Wat zegt dat over de toekomst, als zij zich vestigen en ook ouder worden? „Je zou kunnen verwachten dat het verschil steeds kleiner wordt naarmate migranten langer in West-Europa wonen. Ze worden ouder, krijgen kinderen [en ontvangen dus kinderbijslag], raken een keer een baan kwijt of gaan met pensioen. Maar wij zien het verschil alleen maar groter worden – de vergrijzing doet dat effect dus teniet.”
Wat daarin ook meespeelt: hoeveel migranten in de toekomst naar West-Europa zullen gaan om te werken. „Als je bijvoorbeeld kijkt naar Polen, zie je dat het welvaartsniveau en de hoogte van de lonen daar de afgelopen tien tot vijftien jaar enorm is toegenomen. De prikkel om te migreren voor een betere baan is dus minder. Tegelijkertijd zien we in de cijfers dat het aantal migranten de afgelopen jaren toch bleef toenemen.”
Opleidingsniveau
Voor migranten van binnen de EU zagen de onderzoekers dat hun opleidingsniveau invloed heeft op hoezeer zij op overheidsfinanciën steunen dan wel daaraan bijdragen. Een hoger opleidingsniveau betekent vaak een hoger salaris en dus meer belastingen en premies en minder werkloosheid. Opvallend is dat zij dat verschil níét zagen bij migranten van buiten de EU. „We hebben in dit onderzoek niet geconstateerd waar dat aan ligt”, zegt Van Vliet, „maar het is aannemelijk dat dat bijvoorbeeld komt doordat diploma’s van buiten de EU minder vaak erkend worden. We kennen allemaal de verhalen van een chirurg die gevlucht is uit Syrië maar hier niet aan de slag kan als chirurg, en dus een lager betaalde baan heeft.”
Met het onderzoek hoopt Van Vliet bij te dragen aan „feitelijke inzichten” in het publieke en politieke debat over migratie en de druk daarvan op de overheidsfinanciën in Europa. „Dat miste de afgelopen jaren, en is juist in verkiezingstijd van groot belang.”