De mens is geboren om te praten en te luisteren


Praten Podcasts luisteren staat dicht bij ons brein, weet Hendrik Spiering, wetenschapsredacteur en een van de makers van de podcast Onbehaarde Apen. „Uit studie blijkt: mensen praten een derde van de tijd dat ze wakker zijn.”


Illustratie Seb Agresti

Boeken en geschreven teksten staan hoog aangeschreven, maar het zijn de gesproken taal en het gesprek die de natuurlijke basis van het menselijk leven vormen. Regelmatige gesprekjes dragen duidelijk bij aan levensgeluk, zo blijkt uit recent onderzoek met opnameapparaatjes. En uit datzelfde slimme onderzoek blijkt ook hoe váák mensen praten: ongeveer een derde van de tijd dat ze wakker zijn. Met overigens grote persoonlijke verschillen, gelukkige mensen hebben meer gesprekken.

Zelfs mensen die voor hun plezier lezen zijn niet per se gelukkiger. En als we – in ons eentje – diep nadenken, is dat meestal in de vorm van een innerlijk gesprek. Zoals een aantal psychologen de zaak vorig jaar samenvatte in het wetenschappelijk tijdschrift PNAS: „Conversatie is zo universeel en alomtegenwoordig dat een buitenaardse toeschouwer gemakkelijk zou kunnen concluderen dat mensen vooral ontworpen zijn om te eten, te slapen en om hun stembanden te laten vibreren in elkaars gezelschap.”

Het onderzoek waarover die psychologen in de PNAS schreven was op zichzelf al een bewijs voor de intense praat- en luister-cultuur van de mens. Ze onderzochten een fenomeen dat iedereen kent, maar nauwelijks onderzocht is: hoe ontzettend moeilijk het is om een gesprek te beëíndigen. Analyse van bijna duizend conversaties leidde tot de conclusie dat een gesprek nooit eindigt op het moment dat beide deelnemers dat willen. Dat geldt voor een kort kletspraatje evengoed als voor lange discussies, en voor gesprekken met vreemden evengoed als voor die met naaste bekenden.

Mensen hebben vrijwel geen inzicht in wannéér hun gesprekspartner genoeg heeft van het praten. Met alle onverschrokkenheid waarmee mensen onderling vaak moeilijke onderwerpen bespreken, geldt openheid over de wens een gesprek te beëindigen als beledigend. De psychologen zien daarin terecht een onderling coördinatieprobleem dat best opgelost zou kunnen worden. Maar het fenomeen is óók een monument voor de menselijke praatcultuur, die altijd maar doorgaat.

Mensen zijn communicatiemachines en spraak is hun instrument

Voor de wetenschap was al dat praten tot voor kort niet bijzonder interessant, zo normaal was het. Taalkundigen keken vooral naar geschreven tekst. Pas in de laatste decennia wordt meer onderzoek naar conversaties gedaan, vooral omdat computers geen raad blijken te weten met die snelle rolwisselingen in een dialoog: zoveel razendsnelle interacties, interventies, korte antwoordjes, tussenwerpsels en kleine afstemmingen. Slechts tweehonderd milliseconden duurt een gesprekspauze en dan neemt een gesprekspartner het woord alweer over, meestal ook precies op een inhoudelijk geschikt moment. Zó vloeiend verloopt een normaal gesprek, dat een kleine aarzeling of pauze al snel als een afwijzing wordt geïnterpreteerd, schreef de Nederlandse psycholoog Marc Dingemanse over die conversationele gladheid in Scientific American. Dingemanse ontdekte ook dat overal ter wereld het eerder nooit onderzochte woordje ‘huh’ wordt gebruikt, als snel tussenwerpsel om te vragen om verduidelijking.

Mensen zijn communicatiemachines en spraak is hun instrument. Spraak en taal evolueerden waarschijnlijk al een paar honderdduizend jaar geleden. De laatste paar duizend jaar is daar geschreven taal bij gekomen, het instrument bij uitstek van ordening en rationeel denken. Zoals de antropoloog Jack Goody het ooit beschreef in zijn fenomenale boek The Domestication of the Savage Mind (1977): het schrift is bovenal een denkinstrument waarmee concepten onpersoonlijk kunnen worden en abstracte lijstjes mogelijk worden.

In gesproken taal zijn woorden onlosmakelijk verbonden met de persoon van de spreker, inclusief veel emotionele en non-verbale context.

Alleen op schrift kan een idee echt ‘koud’ worden bekeken en alleen op schrift krijgt een formulering precisie. Precies daarom is het veel moeilijker om naar een lezing te luisteren dan naar een gesprek, daarom ook is het veel moeilijker om te schrijven dan te praten.

Alleen achter een bureau, zonder interactie met een ander, is formuleren ineens veel moeilijker.