De laatste zestien minuten van Sammy Baker

Politieoptreden In de zomer van 2020 werd de Duitse fitness-influencer Sammy Baker doodgeschoten door de Amsterdamse politie. Wat ging er mis? Een reconstructie.

De binnentuin in Amsterdam Nieuw-West waar Sammy Baker werd doodgeschoten.
De binnentuin in Amsterdam Nieuw-West waar Sammy Baker werd doodgeschoten. Foto Hedayatullah Amid

De kreet van Sammy Baker is rauw en hard. Gegil dat uit het diepste van zijn lichaam lijkt te komen. Het stopt pas als er harde knallen klinken. Politiekogels maken op 13 augustus 2020 om 17.00 uur een einde aan het leven van Baker (23). Ruim drie jaar later wordt nog altijd onderzoek gedaan naar zijn dood in een binnentuin in Amsterdam Nieuw-West. Wat gebeurde precies op die broeierig warme donderdag in augustus?

Sammy Baker Foto privébezit familie

De ouders van Baker zijn op zoek naar gerechtigheid: ze zijn ervan overtuigd dat hun zoon door agenten is „geëxecuteerd”. Politie en OM zeggen dat de agenten niet anders konden: de Duitse toerist Baker gedroeg zich onder invloed van drugs verward en onvoorspelbaar en had een mes in zijn handen. Drie jaar na dato staan beide kampen lijnrecht tegenover elkaar. Er loopt een gerechtelijke procedure van de familie tegen de politie.

De dood van Baker is een voorbeeld van een probleem waarmee de politie steeds vaker te maken krijgt: verwarde personen, vaak onder invloed van drank of drugs, die een bedreiging vormen en met geweld bedwongen worden. Van de mensen die sterven door een politiekogel, zo bleek vorig jaar uit onderzoek, vertoont de overgrote meerderheid „onbegrepen gedrag”.

NRC reconstrueerde, vanuit verschillende perspectieven, de uren en minuten die voorafgingen aan Bakers overlijden. Dit gebeurde op basis van rapporten van deskundigen, videobeelden, interne communicatie van de politie, verhoren door de Rijksrecherche en getuigenissen in de rechtbank – alle in het bezit van NRC.

Hoe verliepen de laatste minuten van het leven van Sammy Baker?

De vriend

Kijk, daar is Sammy! Eindelijk ziet Max zijn vriend weer. Twee dagen was hij zoek en nu staat hij hier, op straat in Amsterdam Nieuw-West. Zijn vriend ziet er bizar uit. Hij heeft slippers aan, draagt een wit T-shirt en heeft een kussensloop om zijn middel geknoopt, als een soort geïmproviseerde sarong. Hij draagt een vishengel bij zich en een watermeloen. Achter z’n oor zit een veer.

Drie dagen geleden zijn ze naar Amsterdam gekomen, vanuit Duitsland. Sammy, Max en een andere vriend. Om Sammys 23ste verjaardag te vieren. Op de eerste avond zijn ze langs verschillende coffeeshops op de Wallen geweest, waar Sammy joints heeft gerookt en spacecake heeft gegeten. Daarna begint hij zich merkwaardig te gedragen. Hij is wantrouwend tegenover zijn vrienden en wil niet mee terug naar hun hostel. Er ontstaat een ruzieachtige sfeer, Sammy vertrekt weer richting de stad. Pas de volgende ochtend meldt hij zich in het hostel.

Sammy Seewald is een lieve en intelligente jongen, zeggen zijn vrienden en zijn ouders. Thuis in Wetzlar, nabij Frankfurt, studeert hij milieumanagement. Hij houdt van drummen en brengt veel tijd door in de sportschool. Op Instagram – waar hij zich Sammy Baker noemt, de achternaam van zijn vader – plaatst hij bijna dagelijks filmpjes en foto’s van zijn gespierde en gebronsde fitnesslijf. Hij heeft meer dan 170.000 volgens.

Na die eerste nacht blijft Sammy zich vreemd gedragen. De volgende middag vertrekt hij in z’n eentje uit het hostel. Hij stuurt een paar keer zijn locatie door naar zijn vrienden, maar steeds als zij op die plek arriveren, is hij al vertrokken. Ook de tweede nacht komt hij niet naar het hostel. ’s Ochtends bellen zijn vrienden met Justine Seewald, Sammy’s moeder, en zeggen dat ze zich zorgen maken. Als Justine haar zoon vervolgens belt, hangt hij op. Gaat het wel goed, appt ze hem. „Nein”, schrijft hij terug. Op woensdagavond 12 augustus belt ze de Amsterdamse politie. Max zit op dat moment op het politiebureau om zijn vriend op te geven als vermist.

Lees ook dit artikel: Was de dood van de verwarde Sammy in Amsterdam te voorkomen?

De moeder

Op donderdagochtend springt Justine Seewald in de auto en rijdt in één ruk de vierhonderd kilometer naar Amsterdam. Ze heeft vermistposters van Sammy meegenomen en een aangetrouwde neef. In Amsterdam is het bewolkt en broeierig, boven de dertig graden. Het is rond drieën als Justine, Max en de neef gebeld worden door een onbekend nummer. Sammy. Hij vertelt waar hij is. Snel rijden ze erheen, in de auto van Justine.

En dan zien ze hem staan, in de Rijswijkstraat, een rustige straat in Nieuw-West met halfhoge flats. Ze lopen naar hem toe. Justine omhelst haar zoon, hij gooit zijn bagage achterin de auto en stapt in. Ook trekt hij een broek aan en een nieuw T-shirt. Maar even later staat hij alweer op straat. Hij is wantrouwend, onrustig, praat nauwelijks, kijkt zijn moeder en vrienden niet aan. Zijn zonnebril houdt hij de hele tijd op. Soms is hij helder, dan maakt hij weer een vreemde opmerking. Hij wil in de tas van zijn moeder kijken. Hij lijkt paranoïde. Zo hebben ze hem nog nooit meegemaakt.

Zijn vriend Max ziet in de verte een politieauto langsrijden. Hij loopt erheen en zegt tegen de bestuurder: „Daar is de vermiste Sammy Baker. Hij is verward en heeft medische hulp nodig.” Even later komt de agent aangelopen en vraagt of alles goed gaat. Zodra Sammy hem ziet, zet hij het op een rennen. Hij gaat er zo snel vandoor dat hij onderweg zijn slippers verliest.

Politieagent S.

Het is heet in de woning aan de Honselersdijkstraat. Bloedheet. Agent S. heeft hier anderhalf uur geleden een illegale hennepkwekerij aangetroffen, na een tip. Samen met twee collega’s zit hij in de keuken, waar een ventilator staat. Op dat moment krijgen ze via de portofoon te horen dat er buiten op straat een achtervolging plaatsvindt. S. snelt naar buiten. Terwijl hij van de trap afrent, ritst hij zijn kogelwerend vest dicht.

„Het is de vermiste van de briefing”, hoort S. over de portofoon als hij op straat staat. Maar welke? Bij aanvang van zijn dienst heeft S. gehoord over twee verschillende vermisten: een Duitse toerist en een ontsnapte gevangene die vuurwapengevaarlijk is.

Dan ziet hij iemand rennen. S. zet meteen de achtervolging in. De jongen rent tussen twee flats een binnentuin in. Als S. daar ook arriveert, ziet hij hem staan. In de hoek van de binnentuin, achter een speeltuintje, tussen een hek en een struik.Hij heeft alleen nog zijn onderbroek en T-shirt aan.

Politieagent J.

Agent J. staat al in de binnentuin, op een meter of tien van Sammy. Ook J. was bij de illegale hennepkwekerij om de hoek. Samen met agent S. is hij naar buiten gerend, maar hij was ietsje sneller. Tijdens het rennen hoort J. over de portofoon de woorden „artikel 3” – politiejargon voor een hulpbehoevend persoon.

Aan de rand van de binnentuin is een hek met punten. J. ziet dat Sammy eroverheen probeert te klimmen, maar het lukt niet. Wat te doen? „Pepper hem! Pepper hem!” hoort hij agent S. achter zich roepen. Hij ziet S. langszij rennen met een flesje pepperspray, waarmee hij Sammy in het gezicht sproeit. Sammy laat het hek los en zakt door zijn knieën. Op dat moment ziet J. dat Sammy een mes in zijn handen heeft, waarmee hij stekende bewegingen richting zijn eigen pols en keel maakt. Hij trekt zijn pistool en richt het op Sammy. „Mes zien is vuurwapen trekken”, heeft hij geleerd tijdens de training. Iemand met een mes kan snel gevaarlijk worden.

Er komen nog drie agenten aanlopen. „Laat dat mes vallen!” hoort J. roepen. „We zijn hier om je te helpen.” Eerst in het Nederlands, dan in het Duits, dan in het Engels. Ze zijn nu met z’n vijven en staan op vijf à zes meter van Sammy. Die blijft gehurkt zitten tussen het hek en het bosje, het mes telkens langzaam naar zijn pols en onderkaak bewegend. Zijn andere hand zit in zijn onderbroek, hij is aan het masturberen. Sammy zegt geen woord.

Politieagent S.

Over zijn portofoon hoort agent S. de stem van de officier van dienst, de politievrouw die de leiding heeft over de operatie. Ze staat een meter of dertig verderop, buiten de binnentuin, om overzicht te houden. Ze vertelt dat er met spoed een onderhandelaar aankomt. „Probeer hem rustig te krijgen”, zegt ze over de portofoon tegen S. en zijn collega’s, „op hem in te praten dat hij geen verdachte is, dat hij nog steeds een slachtoffer is.”

S. heeft een lamme arm gekregen van het getrokken vuurwapen en bergt zijn pistool weg. J. neemt zijn vuurlijn over. Ze blijven tegen Sammy praten. „Sammy, kijk naar ons”, roepen ze. „We kunnen je helpen.” Sammy reageert nergens op. Het lijkt wel alsof hij glimlacht.

De ambulancebroeder

W. komt aanrijden in zijn ambulance. Een minuut geleden is hij opgeroepen – bij een noodgeval als dit worden alle hulpdiensten standaard opgepiept. Als hij ter plekke arriveert, treft W. een chaotische situatie aan. Er staan vier of vijf politieauto’s op de stoep. De straat is afgezet. Bij een hek staat een groepje agenten. Ergens achter dat hek moet de vermiste persoon zijn. W. hoort dat ze dingen tegen hem roepen, maar hij staat te ver weg om iets te zien. Eén straathoek verder, bij de ingang van de binnentuin, staat nog meer politie.

W. is 62 jaar oud en een zeer ervaren ambulancebroeder. Hij is gekwalificeerd om verwarde personen bij te staan. Normaal gesproken komt in dit soort situaties meteen een agent naar hem toe, voor een snelle briefing, maar nu gebeurt er helemaal niets. De agenten blijven bij het hek staan, hun blik gefixeerd op de binnentuin. W. en zijn collega blijven een beetje doelloos in de ambulance zitten.

Na een paar minuten loopt W. naar een agent en vraag wie de officier van dienst is. Hij krijgt geen antwoord. Terug naar de ambulance dan maar, en wachten. Zolang ze geen sein „veilig” krijgen, kunnen ze niet naar de patiënt. De politie heeft de binnentuin afgegrendeld. Zolang Sammy met dat mes in zijn hand staat, mag er niemand bij. Geen hulpverlener, geen familie, niemand.

„Laten we de ambulance naar de andere straathoek verplaatsen”, zegt de collega van W. „Daar staan we beter.” Prima, zegt W. Ze rijden de honderd meter naar de volgende hoek en zetten de motor weer uit.

De vriend

Nadat Sammy is weggerend, is Max achter hem aan gegaan. Als hij langs de ingang van de binnentuin loopt, ziet hij in de verte Sammy staan. Wat is dat nou? Hij houdt een mes bij zijn keel. Tegenover Sammy staan politiemannen met getrokken wapens. Verderop, achter een hek met punten, ziet Max andere politieagenten. Hij loopt naar ze toe en zegt dat hij een vriend is van Sammy. Ook zegt hij dat Sammy’s moeder één straat verder staat. De agenten proberen door het hek contact te krijgen met Sammy. „Je moeder is op zoek naar je”, roepen ze. „Ze wil je helpen.”

De hondengeleider

Meer dan tien minuten zijn er verstreken in de binnentuin. Nog steeds staan de agenten met getrokken pistolen tegenover Sammy. Nog steeds roepen ze tegen hem dat hij het mes moet laten vallen. Nog steeds reageert Sammy nergens op. Hij zit nog altijd op zijn hurken naast de bosjes. Het lijkt alsof hij in trance is.

Op de straathoek is hondengeleider B. gearriveerd. De agenten in de binnentuin hebben om zijn komst gevraagd, ter bescherming. Zijn hond Renzo is getraind om personen uit te schakelen door zich ‘in te bijten’. De inzet van zo’n hond is de op één na hoogste trede van het geweldsspectrum, na het dienstpistool. Een stroomstootwapen, waarmee je mensen van een afstandje kunt uitschakelen, heeft de Amsterdamse politie op dat moment nog niet.

Hondengeleider B. overlegt kort met de officier van dienst. Ze vertelt hem dat het gaat om een verwarde man met een mes. Normaal gesproken zouden ze samen een plan van aanpak maken, maar daar is nu geen tijd voor. De officier hoort over haar portofoon dat Sammy naar voren is gaan bewegen. „Ik ga mijn hond uit de auto halen en ernaartoe”, zegt B. De officier van dienst knikt en zegt „ja”.

De geleider loopt de binnentuin in met Renzo, die aangelijnd is. Ze besluipen Sammy van achteren, gedekt door de bosjes. Sammy heeft niet door dat ze een meter of vijf achter hem zitten. Langzaam beweegt hij zich in de richting van de agenten. Zijn ene hand heeft hij nog steeds in zijn onderbroek, zijn andere hand omklemt het mes dat hij op zijn keel houdt. De agenten wijken achteruit, ze hebben nu alle zes hun wapen getrokken. „Blijf staan, anders moeten we je neerschieten!” roepen ze tegen Sammy.

Dit is het moment om in actie te komen, vindt geleider B. „Stellen!” roept hij tegen zijn hond. Het aanvalscommando. Hij laat de lijn vieren, Renzo rent richting Sammy. Maar dan beginnen de andere agenten te schreeuwen. „Let op je vuurlijn!” schreeuwen ze. „Guck, guck!”, roept een agent tegen Sammy, en hij wijst naar de hond. Renzo raakt afgeleid door het geschreeuw, hij rent Sammy voorbij, richting de agenten met hun pistolen.

„Shit, hij heeft niet ingebeten”, denkt B., die zelf inmiddels naast Sammy staat. In een split second besluit hij zijn rechterarm om diens keel te slaan, om hem te overmeesteren. Sammy valt op zijn rug. De andere agenten rennen eropaf. Meteen begint Sammy wild met zijn voeten te trappen en met het mes te zwaaien. Hij stoot een ijselijk gegil uit.

Politieagent S.

Zodra de worsteling is begonnen, heeft agent S. een paar stappen achteruit gedaan. Zijn wapen heeft hij opgeborgen. De situatie zal nu snel onder controle komen, denkt hij. Maar dat gebeurt niet. Een collega buigt zich voorover om het mes uit Sammy’s hand te trekken. Hij krijgt de hand te pakken, maar Sammy maakt zulke heftige bewegingen met het mes dat hij weer los moet laten.

Met z’n zessen zitten ze boven op Sammy, wiens gegil door merg en been gaat. Een andere collega probeert hem bij zijn voeten te pakken, hondengeleider B. trekt de halsriem aan en laat Renzo bijten. S. ziet Sammy steekbewegingen maken, naar zijn eigen keel en naar een collega. Hij ziet dat het mes op twintig centimeter van de agent komt. Dit moet stoppen, denkt S., mijn collega is in levensgevaar.

S. stapt naar voren, pakt zijn pistool uit de holster en richt op Sammy’s romp. Hij schiet één keer. En nog een keer. Dan hoort hij nog een knal – die moet van een collega zijn. De knallen weerkaatsen tegen de gebouwen rond de binnentuin. Op dat moment zakt Sammy in elkaar. Het mes valt uit zijn handen, een collega trapt het weg. Sammy krijgt handboeien om. „Blijf liggen!’ hoort hij iemand schreeuwen. „Vuurlijn!”

De vriend

Max staat een eindje van het hek vandaan. Op het moment dat Sammy naar voren begint te lopen, kan Max hem niet meer zien. Hij hoort de agenten voortdurend dingen naar zijn vriend roepen. En dan hoort hij Sammy tegen de agenten zeggen: „Ein Arzt bitte, ein Arzt.” Hij vraagt om een dokter. „Nein”, hoort hij een van de agenten antwoorden. Dan klinken er luide knallen. Ze hebben hem vast in zijn been geschoten, denkt Max.

De ambulancebroeder

W. en zijn collega hebben hun ambulance nét op de andere straathoek geparkeerd wanneer er een agent aan komt rennen. Hij ziet er bleek uit. „Kom snel, kom snel”, zegt hij. „Jullie moeten helpen. Kunnen jullie hem reanimeren?”

Met een brancard en defibrillator rennen W. en zijn collega de binnentuin in. Ze zien Sammy liggen in het gras, op zijn buik, met ontbloot bovenlijf. Er is veel bloed. Een medische hulpverlener van de politie heeft de schotwonden afgebonden met een strakke band. Snel, zuurstofmasker, hartmassage! Terwijl ze bezig zijn met Sammy komen de verplegers van een tweede en derde ambulance erbij. En de brandweer. Iedereen staat eromheen. „Geen hartslag, geen ademhaling”, roept iemand. Een arts van de traumahelikopter arriveert en begint meteen met een hartmassage.

Politieagent J.

Terwijl agent J. staat toe te kijken hoe de verplegers Sammy’s leven proberen te redden, ziet hij agent S. staan, die geschoten heeft. „Je moet weg hier”, zegt hij tegen hem. De binnentuin is nu plaats delict, ze zullen allemaal gehoord worden als getuige. Hij pakt S. beet en neemt hem mee naar een politiewagen. Bij het weglopen, draait S. zich nog eenmaal om naar Sammy. Hij ligt nog steeds op zijn buik.

Pas later begrijpt J. dat de verwarde man in de binnentuin dezelfde persoon is voor wie die middag in de briefing aandacht werd gevraagd. De vermiste Duitse toerist.

De moeder

Al die tijd heeft Sammy’s moeder Justine een meter of tweehonderd verderop gestaan, in de Poeldijkstraat. Ze is niet met Max meegerend toen Sammy ervandoor ging. Na een tijdje komt er een politieagent bij haar staan. Terwijl ze in de verte politie, ambulance en brandweer ziet arriveren, wordt Justine steeds nerveuzer. Wat gebeurt er allemaal? Ze belt haar zus in Duitsland, die haar gerust probeert te stellen.

Terwijl ze over de telefoon praat, hoort Justine plots drie knallen. Wat was dat? „Maak je geen zorgen”, zegt haar zus aan de andere kant van de lijn. „Het hoeft niets met Sammy te maken te hebben. Amsterdam is een grote stad, daar gebeuren voortdurend dit soort dingen.”

Even later komt er een agent aangelopen. Hij ziet lijkbleek. „Wat is er gebeurd?” vraagt Justine. Sammy heeft een politieagent bedreigd met een mes en toen is er geschoten, zegt de agent. Meer kan hij op dit moment niet zeggen. Er verschijnen twee andere agenten. Ze vragen Justine mee te komen naar het politiebureau.

Op het bureau vertellen de agenten Justine dat Sammy is overleden. Kogels van twee agenten hebben een einde aan zijn leven gemaakt.

Justine kan niet geloven dat haar zoon dood is. „Hebben jullie bewijs?”, vraagt ze. Een van de agenten loopt weg en komt terug met een gouden kettinkje van Sammy. Het is doormidden geknipt.

Foto’s Hedayatullah Amid

Epiloog

Na de dood van Baker stelde de Rijksrecherche een onderzoek in, zoals gebruikelijk wanneer agenten hun vuurwapen gebruiken. Op basis van dit onderzoek concludeerde het OM in 2021 dat de twee schutters uit noodweer handelden – en niet vervolgd hoeven te worden. De ouders van Baker namen hier geen genoegen mee. Ze spanden een civiele procedure aan tegen de politie. Voor deze zaak vroeg de rechtbank verschillende deskundigen om een oordeel. Zo overlegde politiesocioloog Jaap Timmer, die sinds 1992 onderzoek doet naar politiegeweld, begin dit jaar een concept-rapport waarin hij 28 vragen beantwoordde over het optreden van de agenten bij de dood van Baker. Na commentaar van de politie en de advocaat van Bakers ouders volgde in augustus de definitieve versie.

In het definitieve rapport is Timmer aanzienlijk milder over het optreden van de politie dan in de conceptversie. Zo heeft hij passages over de gebrekkige training van agenten weggehaald, zijn kritische opmerkingen over het optreden van de officier van dienst geschrapt en is kritiek op het onderzoek van de Rijksrecherche verdwenen. Dat blijkt uit een vergelijking van de twee rapporten van Timmer, in bezit van NRC.

Zo stelt hij in de eerste versie dat de agenten in de binnentuin méér afstand hadden kunnen nemen van de verwarde Baker, om te wachten op onderhandelaars. Niet „het creëren van rust” maar „een snelle overmeestering en aanhouding” van Baker lijken ten onrechte het doel te zijn geweest, aldus Timmer. Ook schrijft hij dat er „niet merkbaar” overzicht is gecreëerd en dat de officier van dienst „niet uitdrukkelijk” duidelijk heeft gemaakt dat „zij de lakens ging uitdelen” bij de operatie.

Dit past in een patroon, aldus Timmer in het concept-rapport. „Het ontbreken van duidelijke leiding is een kenmerk van het optreden van de Nederlandse politie in de reguliere politiezorg”. Daarnaast schrijft hij dat de politie de laatste jaren „inboet op het trainen van beroepsvaardigheden”, wat leidt tot „handelingsverlegenheid” en meer gebruik van geweld. Timmer is bovendien kritisch over het onderzoek van de Rijksrecherche, die volgens hem in de verhoren „helaas niet heeft doorgevraagd” op een aantal belangrijke punten.

Justine kan niet geloven dat haar zoon dood is. „Hebben jullie bewijs?”, vraagt ze aan de politie

In de definitieve versie van het rapport zijn deze conclusies afgezwakt of niet meer terug te vinden. De kritiek op de leidinggevende agent is verdwenen: in plaats daarvan benadrukt Timmer dat een officier van dienst „in de context van de Nederlandse basispolitiezorg een coördinerende en geen commanderende of bevelvoerende rol” heeft.

Timmer heeft ook de passages over de snelle overmeestering geschrapt. Dat de politie de situatie niet onder controle kreeg, ligt in de definitieve versie vooral aan het „onvoorspelbare en gevaarlijke” gedrag van Baker zelf, „vermoedelijk als gevolg van zijn overmatige cannabisgebruik”. Timmer constateert bovendien dat het voorval „een aantal kenmerken draagt” van suicide by cop, een fenomeen waarbij verwarde mensen de politie uitdagen op hen te schieten.

Wel blijft Timmer in het definitieve rapport kritisch over het optreden van hondengeleider B. Als hij Baker niet van achteren had benaderd maar in plaats daarvan tussen hem en de agenten in was gaan staan, was de worsteling die leidde tot de fatale schoten mogelijk voorkomen, aldus de politiewetenschapper.

Timmer laat desgevraagd weten dat hij niet inhoudelijk kan reageren, omdat hij „beloofd en getekend” heeft dat hij zijn onderzoek vertrouwelijk houdt. Hij zegt dat er altijd verschillen zitten tussen definitieve en voorlopige versies van rapporten. De Amsterdamse politie wil „lering trekken” uit wat er die dag is gebeurd. Het definitieve rapport van Timmer helpt „onze eigen werkafspraken en instructies tegen het licht te houden”, aldus een woordvoerder. Volgens de politie is de impact van Bakers dood voor alle betrokkenen „tot op de dag van vandaag niet in woorden te vatten”.

De ouders van Sammy zijn drie jaar later nog steeds gebroken. Ze hebben last van slaapproblemen en paniekaanvallen. Allebei zijn ze gediagnosticeerd met posttraumatische stressstoornis (ptss). Nog dagelijks zijn ze bezig met de dood van hun zoon. Ze voeren actie tegen de Amsterdamse politie en justitie onder de slogan ‘Justice for Sammy’.

En de betrokken agenten? Hondengeleider B. en de tweede schutter hebben de eenheid Amsterdam verlaten na de dood van Sammy Baker. De gebeurtenissen „speelden een rol” bij hun beslissing, zegt de politie. Schutter S. heeft na de gebeurtenissen enkele maanden thuis gezeten en is gediagnosticeerd met ptss. Hij werkt vanwege het incident niet meer op straat in Nieuw-West, maar „elders in de organisatie”.

Na de dood van Baker plaatste diens familie de achternamen van de twee schutters op sociale media. Agent S. ontving hierop bedreigingen. Tot op de dag van vandaag neemt hij „veiligheidsmaatregelen voor hem en zijn familie”, zegt Bram Flameling, teamchef in Amsterdam Nieuw-West en leidinggevende van S. „De gebeurtenissen hebben nog altijd veel impact, zeker ook op zijn familie.”