N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
06:20
17 miljard euro bezuinigen: dat doel stelde de Stuurgroep Begrotingsruimte afgelopen najaar al voor aan een nieuw kabinet. Deze adviesgroep bestaat uit hoge ambtenaren en onder meer vertegenwoordigers van het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank. Het bezuinigingsbedrag is bedoeld om te voorkomen dat het begrotingstekort de komende kabinetsperiode blijft hangen op 2 procent van het bruto binnenlands product. Dat is weliswaar onder het maximum van 3 procent dat in Europa geldt, maar de ingebouwde speling is bedoeld om bij tegenvallers die bovengrens niet te overschrijden.
Zoveel bezuinigen is natuurlijk een nare boodschap voor de partijen die dat nieuwe kabinet proberen te vormen. Maar minstens even deprimerend zijn de economische omstandigheden waaronder zij dat moeten uitvoeren. Want die zijn waarschijnlijk niet best. ‘Waarschijnlijk’ – want ze komen uit de update van het Centraal Economisch Plan die het CPB vorige week publiceerde. Die vooruitblik geldt, al zegt het CPB dat niet met zoveel woorden, voor twee volgende kabinetten: van 2025 tot en met 2028 en van 2029 tot en met 2032.
Vrolijk wordt een mens er niet van. Dat zou evenzeer moeten gelden voor de man of vrouw die het volgende kabinet gaat leiden. We noemen die hier voor het gemak premier X. Diens opvolger, voor 2029 tot en met 2032 dus, heet hier premier Y.
Laten we eens onderzoeken hoe de door het CPB voorspelde economische groei onder premiers X en Y zich verhoudt tot die onder vorige premiers, van Barend Biesheuvel (ARP, 1971-1973) tot Mark Rutte (VVD, 2010 tot nu, demissionair).
Zoals je ziet, komt premier Van Agt (1978 tot en met 1982 – alle zittingsjaren zijn hier afgerond) er het meest bekaaid van af. Hoge inflatie die onder leiding van de VS met draconische renteverhogingen werd bedwongen, een tweede oliecrisis die de prijs van olie meer dan verdriedubbelde en een dijk van een recessie met enorme arbeidsonrust. Weinig bleef Van Agt bespaard.
Maar onderliggend is er een trend van gestaag afnemende economische groei sinds begin jaren zeventig. Premiers X en Y zitten straks aan de staart van die ontwikkeling en kampen met relatief lage welvaartsgroei.
Wat doet dat met de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid – dus zonder ingrepen in de begroting? Dat zie je hier:
Premier Lubbers (CDA, 1983-1993, nogmaals afgerond op hele jaren) was hier het slechtst af, maar erfde dan ook de hemeltergend slechte omstandigheden van de crisis. Ook hier komt Van Agt er niet best af, maar let op premier Y. Als er niets gebeurt, eindigt diens kabinet in 2032 volgens het CPB met een begrotingstekort van 4,6 procent, bij een gemiddeld tekort van 4,1 procent.
Nu kun je denken: dit zijn allemaal prognoses, en zo ver vooruit in de tijd zijn ze niet veel waard. We leven in een instabiele wereld waar van alles kan gebeuren, laten pandemie, oorlog en klimaat zien. Dat is natuurlijk allemaal waar. Maar zonder ramingen kun je óók niets. Een generaal laat een strijdplan ook niet achterwege omdat ‘het allemaal toch anders zal lopen’. Ga ervan uit dat het CPB deze ramingen naar eer en geweten maakt. Ga er eveneens van uit dat de onzekerheden rond de cijfers steeds breder uitwaaieren naarmate je verder de toekomst ingaat.
Het laat onverlet dat er tendensen zijn die moeilijk te stuiten zijn, zeker op de korte en middellange termijn. De groei van de wereldhandel bijvoorbeeld – van groot belang voor Nederland – die bij de huidige trend naar deglobalisering tegen gaat vallen. De arbeidsproductiviteit die daalt, al was het maar omdat diensten verder oprukken – en die maak je niet snel productiever.
Voor wereldhandel, productiviteit, maar ook inflatie, investeringsgroei en werkloosheid zijn, net al bij de welvaartsgroei en overheidsfinanciën, soortgelijke exercities gemaakt als in de twee grafieken hierboven. Welke premier scoorde – door omstandigheden, maar na verloop van tijd ook door eigen beleid – het best of het slechtst? De scores, van 9 (best) tot 1 (slechtst) zijn opgeteld en ongewogen verwerkt tot een eenvoudige ranglijst, die misschien toch het bekijken waard is. Koopkracht is hier niet meegenomen, simpelweg omdat de cijfers hierover niet ver genoeg teruggaan.
De voorlopige conclusie: premier Van Agt is met lengte de meest beklagenswaardige. Biesheuvel en Den Uyl (PvdA, 1974 tot en met 1977) scoren hoog, maar voeren nog mee op de laatste golven van hoogtij uit de jaren zestig. Premier Kok (PvdA, 1994 tot en met 2001) is het zondagskind dat zich laafde aan de economische overvloed van die tijd.
En premiers X en Y? Die gaan zware tijden tegemoet. En dan moeten die bezuinigingen van 17 miljard euro nog beginnen. In de CPB-prognoses zijn ze nog niet eens meegenomen. Grote kans dat de omstandigheden voor een nieuw kabinet er, zeker op korte termijn, nog guurder door worden. En dat Van Agt straks misschien nog wel onttroond wordt als POMO: Premier Onder Moeilijke Omstandigheden.