Onlangs was op NPO 2 een documentaire te zien over de Amerikaanse schrijfster Patricia Highsmith (1921 – 1995). Het was een verdienstelijke, maar nogal brave film waarin ook enkele van haar vriendinnen aan het woord kwamen. Nauwelijks bleek hoe eigenzinnig, grimmig, onaangenaam, misogyn, en antisemitisch (net als Roald Dahl!) Highsmith zich kon gedragen.
Wie meer over Highsmith wil weten, kan ik Her Diaries and Notebooks aanraden, een boek dat in 2021 verscheen en in Nederland weinig aandacht kreeg. Dit in tegenstelling tot de veel eerder verschenen biografie door Andrew Wilson.
Die geringe aandacht voor de dagboeken is wel verklaarbaar: het is een pil van bijna duizend pagina’s. Het is het type boek dat je soms zuchtend weglegt om het na een poosje toch weer nieuwsgierig op te nemen. Wat hielp was dat ik altijd een bewonderaar ben geweest van haar werk, de psychologische thriller.
Die dagboeken zijn des te interessanter omdat Highsmith geen autobiografische romans schreef en haar opvattingen en gevoelens verhuld kwijt kon in haar personages. De vraagt blijft dan: hoe dacht ze werkelijk over haar vrienden en vijanden en hoe onderging ze de belangrijkste wendingen in haar leven? In haar dagboeken is ze daarover vaak uiterst openhartig.
Illusies waren aan haar nauwelijks besteed. In 1954 schreef ze: „Het bestaan is een kwestie van het onbewust elimineren van negatief en pessimistisch denken. Om überhaupt te overleven, bedoel ik. En dit geldt voor iedereen. We zijn allemaal suïcidaal, onderhuids en onder de oppervlakte van ons leven.”
In de mensheid had ze weinig vertrouwen. „De krachten van liefde en haat in het individu hebben in alle tijden min of meer dezelfde intensiteit. Het enige dat verandert is het object. Het schijnt dat iedereen een paar dingen (mensen of een heel ras) nodig heeft om te haten.”
Ook boeiend zijn de dagboekaantekeningen waarin ze haar worsteling met haar homoseksualiteit beschrijft. Aanvankelijk voelt ze zich verplicht tot heteroseksualiteit, en heeft ze zelfs een kortstondige verhouding met de schrijver Arthur Koestler. „Koestler, efficiënt als altijd, besluit om de seks met mij op te geven. Hij zei dat hij niet wist dat homoseksualiteit zo diep ingeworteld was.” De verliefdheid op allerlei vrouwen – ze heeft nogal wat liefdes gekend – liet zich niet onderdrukken.
Toch had ze een opmerkelijk ongunstige kijk op vrouwen, zo generaliserend zelfs, dat het van mannen niet (meer) geaccepteerd zou worden. In een bespiegeling over Jackie Kennedy schrijft ze: „Maar vrouwen zullen naar bed gaan met alles wat te maken heeft met macht, sociale status en geld. Het zou niet half zo erg zijn als ze het louter voor hun plezier deden, maar om ermee te trouwen is nogal min.” Nee, dan vond ze prostituees oprechter, „die gaan tenminste niet door met de farce van het huwelijk, zoals veel vrouwen die van hun mannen niet meer houden dan van hun werksters – en soms zelfs minder.”
Bijtend en verbitterd – zo klinken veel delen van deze dagboeken. Het is dezelfde intrigerende, cynische kilte die haar werk kenmerkt. Uit niets blijkt dat ze Roald Dahl gekend heeft, maar ik voel verwantschap tussen beiden. Gelukkig hebben de morele censoren van deze tijd haar werk wél met rust gelaten.
Gaat het over de inkomsten en uitgaven van de overheid, dan klinken vaak onheilspellende metaforen van wind en wegen. Ook dit jaar. Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) reed „permanent op de vluchtstrook”, schreef overheidsadviseur Raad van State op Prinsjesdag. Hij moest oppassen niet „tegen de vangrail aan te knallen”, zag de belangrijkste economische voorspeller, het Centraal Planbureau. De minister van Financiën erkende: „We varen scherp aan de wind.”
Alles droeg dezelfde analyse in zich: het verschil tussen de Rijksinkomsten en -uitgaven is zó groot, dat het tekort dicht in de buurt zou komen bij de afgesproken Brusselse grens van 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), alles wat er verdiend wordt. Die grens dien je niet te overschrijden, maar als je dicht langs de vangrail rijdt kun je daar al door één tegenvaller tegenaan botsen.
Deze maandag bleek juist dat de overheid voor 2024 vooralsnog niet koerst op een tekort, maar op een óverschot. De overheid ontving het eerste halfjaar 8 miljard euro meer dan het uitgeeft, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandagochtend. De overheidsschuld daalt daardoor tot 475 miljard euro (43,2 procent van het bruto binnenlands product). Zo laag was de schuld voor het laatst eind 2007. Hoe kan dat, en waarom waarschuwen rekenmeesters alsnog?
Gestegen lonen
De belangrijkste oorzaak voor het overschot ligt aan de inkomstenkant van de overheid, zegt hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS. De lonen van mensen zijn gestegen, de werkloosheid ligt laag, en daardoor ontvangt de overheid meer inkomstenbelasting dan verwacht.
Dankzij deze meevaller zal minister Heinen voor 2024 een stuk verder van de Europese drieprocentsnorm afliggen. In de Miljoenennota schat Heinen het tekort over heel 2024 nog op 18,5 miljard euro. Dat is 1,6 procent van het bbp. Om dat te behalen, berekende het CBS, zou hij voor de tweede helft van 2024 ruim 26 miljard euro meer moeten uitgeven dan er binnenkomt. Hoewel Heinen te maken heeft met tegenvallers die hij deels wil betalen door de schuld op te laten lopen, is het niet de verwachting dat hij op zo’n bedrag uitkomt.
Daarnaast heeft de overheid aan de uitgavenkant al langer problemen, zegt hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdeconoom bij PwC, Barbara Baarsma. Het lukt de overheid niet om al het geld dat het van plan is uit te geven ook daadwerkelijk uit te geven. Dat bedrag lag gebruikelijk rond de 1 á 3 miljard euro. De laatste jaren liep het op tot 7 miljard euro in 2023. Doordat Heinen dat geld niet kan uitgeven, houdt hij het op zak en valt het overheidssaldo minder negatief uit.
Misschien op de korte termijn fijn, maar op de lange termijn is dat onwenselijk, zegt Baarsma. Zo behaal je gestelde beleidsdoelen niet, terwijl die doelen wel blijven staan. Dat geld moet Heinen daarom later alsnog uitgeven. Vooral het ministerie van Defensie lukt het niet om al het begrootte geld uit te geven. Deels omdat daar de afgelopen jaren in een keer véél meer geld voor gereserveerd was. Maar de belangrijkste oorzaak van niet uitgegeven geld is een combinatie van veel vacatures en weinig werklozen. Voor sommige klussen in de publieke sector zijn geen mensen om ze uit te voeren.
Het probleem van geld dat blijft liggen, maakt het voor het Centraal Planbureau ook ingewikkelder om te voorspellen hoe het met de overheidsfinanciën gaat, zegt Baarsma. „Dat ondermijnt de voorspellingen. Je hoort politieke partijen al zeggen: waarom zou ik mijn plannen nog laten doorrekenen als de voorspellingen toch niet uitkomen?”
Maar de belangrijkste reden waarom waarschuwingen voor vangrails en vluchtstroken van kracht blijven: een overschot nu wil niet zeggen dat dit in de toekomst ook zo is. Kijken we verder vooruit, zegt Baarsma, dan wordt de stand van de overheidsfinanciën zorgwekkend. Nederland kent in de toekomst steeds minder werkenden en steeds meer mensen op leeftijd. Daardoor stijgen bijvoorbeeld de zorgkosten en dalen de belastinginkomsten. En ook de kosten voor milieu- en klimaatgerelateerde problemen zullen stijgen, verwacht Baarsma. Zo loopt de schuld snel op. Zeker als het onderwijs, de gezondheidszorg en de rechtspraak van dezelfde kwaliteit moeten blijven als nu. „Tenzij de overheid de belastingen verhoogt.”
Er staan nu alleen nog wat witte verfvegen. Heel licht, bij de overgang van de tegels van de woonwijk op het asfalt van de dwarsweg langs de dorpsgrens. Het zijn de restjes van een raadsel dat hier, op de kruising van de Tuinbouwweg en nieuwbouwwijk Geerpark in het Brabantse Vlijmen, de afgelopen weken ontstond.
Van de ene op de andere dag stonden er haaientanden op de weg, wel wat slordiger geschilderd dan normaal. Net een iets andere vorm driehoek, een fellere kleur wit, net niet helemaal recht, de ruimtes tussen de driehoeken asymmetrisch.
„Nee, we weten nog steeds niet wie dat heeft gedaan, het moet haast wel een buurtbewoner zijn geweest”, zegt Cees van Esch (67), leunend in zijn deuropening. Hij woont vlak naast het kruispunt. „Er wordt hier flink gebouwd, er is veel werkverkeer, dus er ontstaan soms wel gevaarlijke situaties”, zegt hij.
Het verkeer uit de woonwijk komt van rechts en heeft voorrang, maar er wordt op de dwarsweg veel harder gereden. Er zijn de laatste tijd ook veel nieuwe mensen komen wonen, waardoor het kruispunt veel drukker is geworden. „Het lijkt mij niet echt verstandig als mensen zomaar haaientanden op de weg kalken, maar ik zie het vooral als ludiek protest.”
De gemeente Heusden, waar Vlijmen onder valt, kon er in elk geval niet om lachen, volgens woordvoerder Bas Schel: „Wij vinden het prima als mensen hun mening uiten. Maar niet op deze manier, want dit is risicovol voor andere verkeersdeelnemers.” Verder wil de gemeente niet ingaan op de situatie; de haaientanden zijn weer weggehaald en de verkeerssituatie blijft voorlopig zoals hij is.
Illegaal maaien
Het gebeurt wel vaker dat bewoners eigenhandig verkeerssituaties aanpassen. In Leidschendam, Wilnis en Kampen legden ontevreden buurtbewoners drempels in hun straat om het verkeer af te remmen. In het Westland zijn sommige bewoners het niet eens met het ‘ecologische maaibeleid’ van de gemeente waarbij de wegbermen maar twee keer per jaar worden gemaaid. Een aantal van hen sloeg deze zomer illegaal aan het maaien, omdat de begroeiing zou zorgen voor slechter zicht in het verkeer.
Gemeentes treden in de meeste van deze gevallen streng op. In Waalwijk belandde een inwoner die in 2018 haaientanden op een weg in zijn buurt schilderde zelfs een nachtje in de cel.
Er zijn redenen te bedenken waarom mensen niet zomaar zelf verkeerstekens, -borden en drempels mogen plaatsen. „Dan wordt het een soort survival of the fittest op de weg, terwijl verkeersregels nou juist draaien om voorspelbaarheid en duidelijkheid”, zegt hoogleraar cognitieve psychologie Jan Teeuwes, die zich aan de Vrije Universiteit heeft gespecialiseerd in verkeerspsychologie. „Ambiguïteit kan levensgevaarlijk zijn.”
Maar in Heusden en op de andere plekken met iets te initiatiefrijke bewoners komt wel de vraag op waarom zij niet directere invloed hebben op de wegsituatie als zij vinden dat die bijvoorbeeld gevaarlijk is. Zijn de mensen die zelf dagelijks over de weg rijden niet beter in staat om te zien wat er nodig is dan een ambtenaar vanuit het gemeente- of provinciehuis? Het gebeurt namelijk ook meer dan eens dat verkeerssituaties waar inwoners al jaren over hadden geklaagd pas worden aangepast nadat er iets ergs is gebeurd. Zo werd onlangs in Rotterdam op veel wegen rond het centrum de maximumsnelheid verlaagd van 50 naar 30. Bewoners zeiden al jaren dat de wegen onveilig waren, maar pas nadat een 14-jarig meisje door een auto was aangereden en overleed, nam de gemeente maatregelen.
Standaardformulieren
Haaientanden schilderen of drempels neerleggen gaat nogal ver. Maar bewoners komen ook op andere manieren in actie. Denk aan de fluorescerende plastic klaar-overs met een oranje vlaggetje, met de boodschap: hier wonen kinderen, dus rij rustig. Soms plakken omwonenden op lantaarnpalen of containers langs de weg stickers met lagere maximumsnelheden dan er eigenlijk gelden.
De grens tussen goedbedoelde ‘nudges’ en illegale ingrepen is niet altijd duidelijk. „Een jurist zal je ongetwijfeld kunnen vertellen waarom zelf haaientanden verven niet rechtsgeldig is”, zegt hoogleraar verkeerspsychologie Dick de Waard van de Rijksuniversiteit Groningen daarover. „Maar de echte vraag is natuurlijk: waarom worden bewoners niet eerder en beter bij besluitvorming betrokken?”
Soms plakken omwonenden stickers met lagere maximum- snelheden
Hoe het verkeer is ingericht heeft grote gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid; hoeveel ruimte is er om te spelen, te fietsen, te lopen, hoeveel groen is er? Op veel beleidsterreinen is de laatste jaren meer aandacht is voor bewonersinspraak en burgerinitiatieven, bij verkeersinrichting is dat nog nauwelijks het geval. Bewoners zijn veelal aangewezen op standaardformulieren en -procedures bij gemeenten die niet altijd snel of soepel verlopen, signaleert verkeerskundige Eric van Berkum, hoogleraar aan de Universiteit Twente: „Ik ben een aantal jaren voorzitter geweest van de werkgroep-verkeer in het dorp waar ik woon. Wij spraken twee keer per jaar met de betreffende ambtenaar die ons geduldig aanhoorde, maar zelden overging tot actie.”
Ook hij is er geen voorstander van dat bewoners zelf een kwast pakken. „Dan wordt het al snel een janboel. Maar een traag opererend ambtenarenapparaat doet het vertrouwen in goed bestuur niet per se veel goed.” Verkeershoogleraar Marco te Brömmelstroët en journalist Thalia Verkade kwamen in hun boek Het recht van de snelste (2020) ook al tot de conclusie dat voor wie inspraak wil hebben op de verkeerssituatie in zijn buurt er maar één ding op zit: „Bijten als een pitbull. Niet meer loslaten. Dan heb je een kans op succes.”
Haaientanden verplaatsen
Soms lukt het wel. Zo werd eerder dit jaar na een geslaagde proef in het centrum van Amsterdam de plaatsing van haaientanden op drukke fietskruisingen veranderd, na klachten van fietsers. Op sommige plekken stonden de haaientanden direct na een oversteekplaats, waardoor er bij drukte opstoppingen ontstonden. In de oude situatie moesten net overgestoken fietsers voorrang verlenen aan fietsverkeer van rechts. In de aangepaste situatie is dit omgedraaid.
De gemeente Amsterdam experimenteert ook met radicaler nieuwe verkeerssituaties. Het pontplein achter Amsterdam Centraal is sinds 2016 ingericht als zogeheten ‘shared space’: al het verkeer kan er kriskras door elkaar rijden en iedereen mag zelf bepalen hoe hij oversteekt. De gemeente is tevreden over de resultaten: het aantal ‘gedeelte ruimtes’rond het station wordt uitgebreid.
Maar dit soort zelforganisatie in het verkeer werkt „alleen als het volstrekt duidelijk is voor iedereen dat dat de nieuwe situatie is”, zegt verkeerspsycholoog Jan Teeuwes van de VU. „Duidelijk aangekondigd, en ook breed gedragen.” Bij shared spaces worden verkeerstekens verwijderd, in plaats van toegevoegd. In Den Haag werd zo’n gedeelte ruimte in het stadscentrum weer teruggedraaid, zegt hij „vanwege gevoelens van onveiligheid”.
De passanten bij het kruispunt in de nieuwbouwwijk in Vlijmen zijn opvallend eensgezind: zelf zomaar driehoeken op de weg schilderen, liever niet. „Dan wordt het een rommeltje”, zegt Annette Verweij die in de buurt woont. „Maar ik hoop wel dat de gemeente nog eens goed komt kijken.”
Dat de situatie hier niet optimaal is, blijkt op deze doordeweekse ochtend. Een grijze Volkswagen Polo rijdt in stevig tempo vanuit de wijk de kruising op, en moet door een snel tegemoetrijdende auto op de dwarsweg plots op de rem. Vlak voorbij de witte verfresten.
Bert Huisjes keert definitief terug bij WNL als bestuurder. Dat heeft de Raad van Toezicht van de omroep maandag per mail laten weten aan alle medewerkers. Het besluit komt niet als een verrassing: de RvT liet eerdere deze maand al weten dat Huisjes kon terugkeren, nadat op basis van een onafhankelijk onderzoek van KPMG werd geconcludeerd dat er geen sprake was van „juridisch verwijtbaar grensoverschrijdend gedrag”.
Afgelopen week voerde de RvT nog gesprekken met de redactie, waar veel onrust is over de handelwijze van de RvT en de terugkeer van Huisjes. „Wij zijn ons bewust dat er verschillende meningen zijn binnen de redactie. Maar er is ook een gedeelde verantwoordelijkheid voor de toekomst van WNL”, staat in de mail, die in handen is van het Algemeen Dagblad. De terugkeer van Huisjes gaat gepaard met de aanstelling van een mediator, die in gesprek gaat met de oud-hoofdredacteur enerzijds en redactieleden anderzijds.
„Daarnaast kan iedereen uiteraard een individueel gesprek met hem inplannen. Met of zonder mediator”, schrijft de RvT. Ook komt er een HR-manager, een ondernemingsraad en een ombudsman. Benadrukt wordt dat Huisjes voorlopig nog niet aan het werk zal gaan op de redactie zelf, „om bij jullie het vertrouwen te krijgen dat zaken echt anders zullen gaan en we niet teruggaan naar de oude situatie”.
Misstanden bij WNL
In februari van dit jaar berichtte het AD voor het eerst over misstanden bij WNL, waar tientallen (oud-)medewerkers met name Huisjes verantwoordelijk stelden voor een angstcultuur bij de omroep. Zo zou hij medewerkers pesten, intimideren en discrimineren. De RvT sprak zich direct uit tegen het artikel en benadrukte Huisjes te steunen. Na een storm van kritiek legde de toenmalig hoofdredacteur zijn functies bij WNL neer in afwachting van een onderzoek door KPMG.
Uit dat onderzoek zou zijn gebleken dat er geen sprake was van „juridisch verwijtbaar grensoverschrijdend gedrag”, zo schreef de RvT eerder deze maand aan de redactie. Men concludeerde dat Huisjes niet verder kon als hoofdredacteur, maar mocht terugkeren als bestuurder, omdat hij een tweede kans zou verdienen. Het rapport zelf werd niet openbaar gemaakt. Dat het rapport werd uitgevoerd in opdracht van hetzelfde orgaan dat direct na de aantijgingen steun uitsprak voor Huisjes, zorgde voor nog meer onrust op de redactie van de omroep.