Het leek vanzelfsprekend, zegt Ermila Moo, onderzoeker aan de universiteit van Yucatán: de huidige Mayabevolking op het Mexicaanse schiereiland stamt af van de Maya’s die het gebied eeuwen geleden bewoonden.
Van de macht van het toenmalige Mayarijk is weinig over: het merendeel van de tempels is afgebrokkeld of overwoekerd, en wat in ere hersteld is, wordt druk bezocht door toeristen. De omwonende Maya’s verdienen er niet veel aan. Maar de trots tot een eeuwenoude, unieke inheemse cultuur te behoren zit diep, benadrukt Moo. Zelf is ze ook verwant aan de Maya’s van toen.
Dus het was groot nieuws, toen uit dna-onderzoek bleek dat dit inderdaad zo was: de huidige Mayabevolking rondom Chichen Itzá, een tempelcomplex dat ooit een unieke plek innam in het Mayarijk, stamde direct af van geofferde Maya’s die onder die tempels waren gevonden. „Ik was erbij toen ze het nieuws kregen, ze waren erg blij. Ze kregen hard bewijs van iets wat ze al hun hele leven wisten”, zegt Moo.
Bijna zestig jaar geleden werden ze bij toeval ontdekt, in een grot bij Chichén Itzá: tientallen stoffelijke resten van minderjarige Maya’s, begraven nadat ze ritueel waren geofferd. Op basis van dna-onderzoek, geleid door wetenschappers aan het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Biologie in Duitsland, kon meer bekend worden over hun identiteit: het zijn vooral jongens, vaak met een onderlinge familieband, in sommige gevallen zelfs tweelingen, die waarschijnlijk al maandenlang waren voorbereid op hun rituele offer. En, belangrijk voor de moderne Maya’s, ze hebben directe familiebanden met inheemse omwonenden.
Goden gunstig stemmen
Het onderzoek werpt nieuw licht op de rituelen van de Maya’s, zo schrijven de onderzoekers in wetenschappelijk tijdschrift Nature. Lange tijd werd gedacht dat de inheemse heersers vooral vrouwen en meisjes offerden, onder meer om de vruchtbaarheid te bevorderen van de akkers van het rijk, dat zich in zijn hoogtijdagen uitstrekte van Mexico tot Guatemala en Belize.
Dat het internationale onderzoek zich concentreerde op Chichén Itzá is geen toeval: de stad was in de periode van 800 tot 1000 na Christus het epicentrum van de macht van de Maya’s, die mensen en met name kinderen offerden om de goden gunstig te stemmen. Voor de miljoenen toeristen die de tempels en piramides ieder jaar trekken is duidelijk zichtbaar hoe belangrijk offers waren. Op uitgehouwde stenen en beelden, onder meer rond de heilige tempels in Chichén Itzá, wordt weinig aan de verbeelding overgelaten.
Toen in 1967 werd begonnen aan de aanleg van een klein vliegveld achter Chichén Itzá en bouwvakkers stuitten op een rituele begraafplaats, werd duidelijk hoe wijdverspreid die rituelen waren. De resten van zeker honderd lichamen werden gevonden in een voor de Maya’s heilige cenote, een grot die werd gezien als toegang tot het dodenrijk, en in een aangesloten zoetwaterreservoir. Uit die stoffelijke resten haalden onderzoekers 64 botmonsters om dna-onderzoek aan te doen. Dat onderzoek gebeurde in Leipzig.
De resultaten waren verbazingwekkend, zo vertelt hoofdonderzoeker Rodrigo Barquera van het Max Planck Instituut in die Duitse stad: „Alle onderzochte lichamen waren van mannen, jongens eigenlijk. We hebben die tests meerdere keren herhaald, omdat we het niet konden geloven”, zegt hij. Barquera en zijn team toonden aan dat het decenniaoude idee achterhaald was dat Maya’s vrijwel alleen vrouwen offerden. En de dna-resultaten bevatten nog meer verrassingen, zegt hij.
Kindoffers
„Zeker een kwart van de geofferde lichamen was familie van elkaar. Ze waren jong, tussen de 3 en 6 jaar oud toen ze stierven, en er zaten zelfs eeneiige tweelingen tussen. Deze kinderen werden waarschijnlijk, behalve om hun geslacht, geselecteerd op hun familieband”, zegt Barquera.
De Mexicaanse onderzoeker benadrukt dat dit een zorgvuldig proces lijkt te zijn geweest, waarbij slachtoffers per tweetal werden geselecteerd en maandenlang werden klaargestoomd voor het ritueel. Uit botonderzoek blijkt dat vrijwel alle slachtoffers hetzelfde dieet hadden. „De kinderen kregen dezelfde zorg, hetzelfde voedsel, om klaar te zijn voor hun ritueel”, zegt Barquera.
De leeftijd van de kinderen is volgens Barquera ook geen toeval. „De meeste Mayakinderen die aan ziekten overleden, stierven in hun eerste twee jaar. Dat de lichamen in de grot tussen de drie en zes jaar waren toen ze stierven, toont aan dat de Maya’s de goden alleen gezonde kinderen wilden geven.”
Het feit dat het allemaal familieleden zijn, en mannelijk, toont volgens Barquera aan dat de vindplaats geen doorsnee massagraf is. In vervolgonderzoek wil de Mexicaan meer te weten komen over hoe de kinderen werden geofferd: snij- of brandwonden of wonden die duiden op onthoofding werden niet aangetroffen, zo blijkt uit het onderzoek.
Een nieuwe fase
Voor de Maya’s en verwante culturen in wat archeologen Meso-Amerika noemen was de dood een nieuwe fase, waarin god en mens dichter bij elkaar kwamen. De inheemse leider zag het offeren van mensen als het ultieme geschenk aan de goden, en in rituelen werden verhalen uit de mythologie van de Maya’s nagebootst.
Dit zou verklaren waarom de onderzoekers onder meer tweelingen vonden tijdens hun dna-onderzoek. Want het verhaal van tweelingen komt prominent terug in de Maya-mythologie, onder meer in geschriften die werden opgetekend door een Spaanse priester in de 16de eeuw. In het boek Popol Vuh, een van de meest heilige geschriften van de Maya’s, schrijft hij over de tweelingbroers Hun Hunahpu en Vucub Hunahpu. Deze broers gingen volgens de vertelling op uitnodiging van de goden naar de onderwereld om daar het traditionele balspel van de Maya’s te spelen. Ze verloren en werden geofferd door de goden.
De tweelingzonen van Hun Hunahpu, Hunahpu en Xbalanqué, besluiten vervolgens hun vader te wreken. In een uitgebreid beschreven cyclus van opoffering en wederopstanding confronteert de tweeling de goden om hun vader en oom te eren. Deze heldentweeling, zoals de Maya’s ze noemen, komt nog veel terug in beeldhouwwerken, onder meer in Chichén Itzá. En zoals het lijkt, gingen de Maya’s duizend jaar geleden verder dan alleen beeldhouwen en werden tweelingkinderen geofferd om deze heldentweeling te vereren.
Ik denk dat wetenschappers altijd op zoek moeten gaan naar verbanden tussen het verleden en het heden
Volgens Barquera heeft zijn onderzoek aangetoond hoe offers en rituelen verweven waren met het dagelijks leven van de Maya’s.
Maar Anabel Ford, archeoloog en directeur van het MesoAmerican Research Center aan de Universiteit van Californië in Santa Barbara, is voorzichtiger. „Dna- en ander soort onderzoek kan ons veel over rituelen vertellen, maar omdat het een cultuur betreft die feitelijk niet meer bestaat, wordt er ook veel gespeculeerd. Dat er tweelingen gevonden werden, betekent niet dat zij werden geofferd omdát ze tweelingen waren”, zegt de Amerikaanse onderzoeker, die niet betrokken was bij de studie.
Banden met het heden
Net als de omwonende Maya’s vindt Ford dat het dna-onderzoek naar de banden met afstammelingen van de Maya’s anno 2024 verrassend is. „Dat zo een groot deel van de inheemse bevolking rond die archeologische vindplaatsen direct familie is van de lichamen die in de grot werden gevonden, is fascinerend. Zelfs nadat het rijk uiteenviel zijn ze op de grond van hun voorouders blijven wonen.”
Voor Ermila Moo, de Maya-onderzoeker, is het heel belangrijk dat archeologisch en sociologisch onderzoek naar inheemse volkeren in Latijns-Amerika zich focust op hun nazaten. „Ik denk dat wetenschappers altijd op zoek moeten gaan naar verbanden tussen het verleden en het heden. Vooral bij inheemse volkeren is er altijd een sterke lijn tussen voorouders en de huidige generaties, in hoe ze zich gedragen, denken en voelen”, aldus Moo. „Dit soort onderzoeken biedt zekerheid, het geeft een naam aan onze oorsprong, aan een cultuur die aan verandering onderhevig is.”