N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Algemene Politieke Beschouwingen Felle politieke twist bleef uit tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen deze week. Onder de fractievoorzitters heerste een opmerkelijke eensgezindheid over de problemen van Nederland. Is dit de voorbode van een nieuwe politieke cultuur?
De ingrediënten voor een week vol felle politieke strijd leken aanwezig. Een Prinsjesdag met een gevallen kabinet dat is uitgeregeerd. De Tweede Kamer die daardoor zelf aan zet was bij het jaarlijkse tweedaagse debat over de begroting. Ook nog eens precies twee maanden voor de verkiezingen. Het ideale moment voor partijen om de verschillen stevig neer te zetten, en een fundamentele ideeënstrijd te voeren over welke kant het de komende jaren op moet met Nederland. Twee dagen gratis campagnezendtijd, live op NPO1.
Niets van dat alles. De Algemene Politieke Beschouwingen (APB) duurden uren korter dan andere jaren, de sfeer was op de meeste momenten uiterst vriendelijk. Een deel van de verklaring is dat demissionair premier Mark Rutte (VVD) niet langer het favoriete mikpunt van partijen was: hij verdwijnt toch van het toneel. De Kamer besloot de onderlinge verschillen niet uit te vergroten, maar het debat aan te grijpen om in een geest van ongekende samenwerking de begroting voor miljarden te verspijkeren. Daarbij vielen de vele gelegenheidscoalities op, waarbij verschillen tussen rechts en links werden overbrugd.
Is het de voorbode van een nieuwe politieke cultuur en verbeterde onderlinge verhoudingen? De afgelopen jaren stonden coalitie en oppositie in Kamerdebatten vaak lijnrecht tegenover elkaar, en werd elkaar weinig gegund. Het parlement was ook vaak het toneel van grote polarisatie, door provocaties van de PVV en Forum voor Democratie. Bij deze APB bleven keiharde persoonlijke aanvallen grotendeels uit. En zelfs PVV-leider Geert Wilders, die nog altijd sprak over „multiculturele landgenoten” die Nederland „verzieken”, zocht meer dan in eerdere jaren de samenwerking met andere partijen.
Populisme in Nederland onderscheidt zich door het agropopulisme van de BBB en de veelheid aan smaken op rechts
Wie goed naar de inbreng van alle fractievoorzitters luisterde, kon een opmerkelijke inhoudelijke eensgezindheid horen over de grote problemen van Nederland en de nieuwe politieke koers die nu nodig is. Van links tot centrum-rechts klinkt kritiek op doorgeslagen marktwerking en het disfunctioneren van de overheid. „We hebben de afgelopen jaren de basisvoorzieningen te veel overgelaten aan de ongetemde krachten van de neoliberale markt”, vatte Pieter Omtzigt de brede consensus samen. Van GroenLinks-PvdA tot en met de SGP is aandacht voor sociale thema’s als bestaanszekerheid, zelfs de VVD is in het verkiezingsprogramma voorstander van een verdere verhoging van het minimumloon.
Populistische partijen
Is met die eensgezindheid de kans op een nieuwe populistische revolte op 22 november kleiner? Dat hangt er maar van af hoe je populistisch definieert. Uit nieuw onderzoek van The Populist, een project van Europese politicologen waarin politieke partijen in categorieën worden ingedeeld, bleek deze week dat inmiddels een derde van de kiezers in Europa op populistische en/of radicaal-rechtse of -linkse partijen stemt, een nieuw record. Nederland zat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 op 25 procent (inclusief de SP), maar door de grote winst van de BoerBurgerBeweging (BBB) bij de Provinciale Statenverkiezingen van dit jaar zelfs op 38 procent.
De BBB wordt in het onderzoek betiteld als populistisch en valt in de categorie „grensgeval” als het om radicaal-rechts gaat. Dat komt door de scherpe standpunten over immigratie, zegt projectleider en politicoloog Matthijs Rooduijn (Universiteit van Amsterdam). Een goed voorbeeld is dat BBB afgelopen donderdag nog voor een motie van de PVV stemde die een algehele asiel-stop bepleit. Oftewel: er komt voorlopig geen asielzoeker meer binnen. „Ze gaan als het om immigratie gaat richting radicaal-rechts, maar zijn soms ook wat milder”, zegt Rooduijn.
Lees ook: Bedrijfsleven betaalt voor het cadeautje voor de kiezer
De opmars van BBB laat volgens Rooduijn zien dat Nederland zich in Europa nu onderscheidt als het om de ontwikkeling van het populisme gaat. „BBB bedrijft agropopulisme, het komt op voor de belangen van boeren en plattelanders. Dat is de oudste vorm van populisme, die in de 19e eeuw in vooral de Verenigde Staten en Rusland ontstond. Later is het radicaal-rechtse populisme pas opgekomen. De terugkeer naar agropopulisme die je nu in Nederland ziet, zouden we zomaar ook elders in Europa kunnen gaan zien.”
Een ander kenmerk van Nederlands populisme is de veelheid aan smaken op radicaal-rechts, zegt Rooduijn. „Er zijn weinig landen waar je zoveel keus hebt, van PVV en FVD, tot JA21 en BVNL. Ze leggen allemaal andere accenten.” Door de opkomst van BBB en de nieuwe partij van Pieter Omtzigt, Nieuw Sociaal Contract (NSC), lijkt de radicaal-rechtse flank in Nederland voor het eerst in jaren zetels te gaan verliezen, in plaats van winnen.
BBB neemt voor een populistische partij een constructieve houding aan, en bestuurt bijvoorbeeld al volop mee in de provincies. En los van immigratie heeft BBB ook meer gematigde standpunten, bijvoorbeeld op sociaal-economisch terrein, die bij de middenpartijen en zelfs links aansluiten. Daarmee is een coalitie met de VVD en/of GroenLinks-PvdA goed denkbaar, hoewel BBB met de linkse partijen inhoudelijk meer verschilt.
Omtzigt
Nog meer in het midden zit NSC van Pieter Omtzigt, die nog niet in het onderzoek van The Populist is meegenomen. Maar Rooduijn zou NSC zeker niet als radicaal-rechts, en ook niet als populistisch, kwalificeren. „Wel heeft hij Nederland eens een ‘bananenmonarchie’ genoemd, en gesproken over een ‘kliek in Den Haag die neerkijkt op hardwerkende Nederlanders’. Als hij dat soort uitspraken doorzet, kan hij wel richting populistisch gaan.”
Een grote verkiezingszege voor Omtzigt, zoals de opiniepeilingen nu suggereren, zou Nederland volgens Rooduijn om nóg een reden uniek maken in Europa. „Omtzigt lijkt kiezers van radicaal-rechtse partijen te kunnen trekken, terwijl hij zelf niet op de flanken zit of een polariserende boodschap heeft. Het laat zien dat er in Nederland een sterke behoefte is aan een uitdager van de gevestigde orde, maar dat dit ook iemand uit het midden kan zijn die dat op een gematigde manier doet.”
Zal de Nederlandse campagne zo gemoedelijk blijven als deze week, of alsnog een echte ideeënstrijd worden waarbij de gevestigde partijen uitdagers Van der Plas en Omtzigt ook durven aan te vallen? Dit weekend zal daarover meer duidelijk worden als VVD, CDA, SP, Volt én de Partij voor de Dieren hun partijcongres houden.
Bij de APB viel deze week op dat de felste debatten met Van der Plas en Omtzigt niet gingen over inhoudelijke meningsverschillen, maar juist over Haagse mores. Van der Plas werd uitgelachen toen zij een motie indiende om het minimumloon „een beetje” te verhogen, maar daarbij geen financiële dekking gaf. Omtzigt kreeg van Jesse Klaver (GroenLinks-PvdA) het verwijt enkel kritiek te leveren. Klaver zei: „Welke voorstellen doet u zelf voor alle zaken die u heeft benoemd, om ervoor te zorgen dat we die problemen oplossen?”
Zo’n strategie, de concurrent belerend toespreken, kan werken als bij de kiezer het beeld blijft hangen dat een uitdager inderdaad niet snapt hoe het werkt (Van der Plas) of te weinig concrete oplossingen biedt (Omtzigt). Maar het is óók een risico. Bij de APB van 2018 lachten premier Rutte en een groot deel van de Kamer FVD-leider Thierry Baudet vierkant uit toen hij niet begreep hoe de beoordeling van moties door het kabinet werkte. Een half jaar later lachte Baudet het laatst: hij werd de grootste bij de Provinciale Statenverkiezingen.
Bedrijfsleven betaalt cadeautjes aan de kiezers pagina E2-3