De botsende standpunten over sekse en gender in de sport

Geen thema in de sport ligt zo gevoelig als sekse- en genderidentiteit. Hoe bepaal je of topsporters bij de mannen of de vrouwen mogen deelnemen? Op basis van hun geboortebewijs, paspoort en genderidentificatie? Of is het een kwestie van chromosomen?

De achterliggende vraag (waarover wetenschappers twisten) is of transgendervrouwen en intersekse personen – die soms verhoogde testosteronwaarden hebben of hadden – in het voordeel zijn ten opzichte van vrouwen van wie het geboortegeslacht overeenkomt met hun genderidentiteit. Het debat daarover leidt tot verdeeldheid. Vorige week nog weigerde een ploeg in het Amerikaanse college-volleybal een wedstrijd te spelen tegen een team waar een transvrouw in zou spelen.

Ik probeer me als sportjournalist in de uiteenlopende standpunten over sekse- en genderidentiteit te verdiepen. Degenen die zeggen: sportfederaties hebben niet het recht sporters uit categorieën te weren. Dat is discriminatoir. Maar ook degenen die zeggen: een sporter met XY-chromosomen hoort niet thuis in dezelfde categorie als een sporter zonder. Daarmee offer je een meerderheid op voor een minderheid.

In die eerste categorie valt intersekse atleet Caster Semenya, tweevoudig olympisch kampioen op de 800 meter. In haar autobiografie The Race to be Myself (2023) schreef de Zuid-Afrikaanse atlete dat ze een vagina en niet-ingedaalde testikels heeft. Een tijd lang kon ze deelnemen aan atletiekwedstrijden voor vrouwen, tot de internationale atletiekfederatie een hoge natuurlijke testosteronspiegel bij haar vaststelde en (invasieve) gendertesten eiste. Er volgde een juridische strijd en haar zaak ligt nu voor bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

„Het maakt je niet minder vrouw als je interne testikels hebt, XY-chromosomen of zonder baarmoeder door het leven gaat”, zei Semenya toen ik haar vorig jaar interviewde. Ze is opgegroeid als vrouw en heeft jaren wedstrijden gelopen als vrouw. En tóch wordt haar vrouw-zijn door sommigen in twijfel getrokken. De eerste mens voor wie ze haar benen spreidde, schreef ze in haar boek, was een arts die voor een wedstrijd wilde onderzoeken hoe het er van binnen uitzag. „Zoiets invasiefs kan je leven verwoesten”, zei ze.

Ik moest terugdenken aan ons gesprek toen ik vorige maand (op afstand) een debat in het VN-gebouw in New York volgde, waar het ‘culturele recht’ op sportparticipatie voor transvrouwen en intersekse personen werd bepleit. „Dit gaat om lichamelijke autonomie”, zei Grace McKenzie, een Amerikaanse rugbyspeler en transvrouw. „We zijn ménsen, niet een probleem dat moet worden opgelost.”

Een van de hoofdsprekers die dag was Alexandra Xanthaki, speciale VN-rapporteur op het gebied van culturele rechten. Ze had net een rapport uitgebracht, waarin ze waarschuwt dat het buitensluiten van mensen „legaal, noodzakelijk en proportioneel” moet zijn. „Transrechten en vrouwenrechten hebben dezelfde basis”, zei Xanthaki. „Ze zijn synchroon.” Sportfederaties die restricties voor deelname aan bepaalde groepen opleggen, moeten volgens haar met een sterke onderbouwing komen, willen ze geen internationale verdragen schenden.

In de media worden, als het om sekse- en genderidentiteit in de sport gaat, vaak twee kampen afgeschilderd, die elkaar geen millimeter toegeven

Haar rapport verschilt op essentiële punten van het rapport dat Reem Alsalem, speciale VN-rapporteur voor geweld tegen vrouwen en meisjes, twee weken daarvoor aan de Algemene Vergadering van de VN presenteerde. Daarin staat dat iedereen, inclusief transpersonen, het recht heeft „volledig en inclusief aan sport deel te nemen”, maar dat dit recht de eerlijkheid, veiligheid en waardigheid van sporters niet in gevaar mag brengen. Alsalem ziet een spanning als het om mensenrechten gaat, die via wetgeving wordt opgelost: je mag vrouwen niet discrimineren op basis van hun geslacht, maar je mag bepaalde groepen wel anders behandelen als het doel ‘noodzakelijk, proportioneel en legitiem’ is.

Weeg mensenrechten tegen elkaar af, schrijft ze, om de meest eerlijke, meest veilige en minst discriminerende uitkomst te krijgen. Dan kan je volgens haar maar tot één conclusie komen: transvrouwen moeten buiten de vrouwelijke sportcategorieën worden gehouden. Daar is een door het internationale recht vereiste legitieme rechtvaardiging voor.

Alsalem schrijft dat als onduidelijk is welk geslacht een sporter heeft, ze voor een snelle, niet-invasieve en nauwkeurige screening is, zoals een wanguitstrijkje, of, in uitzonderlijke gevallen, een genetische test. De uitslag bepaalt in welke categorie een sporter uitkomt. Als het geboortegeslacht en de genderidentiteit van sporters niet overeenkomen, kunnen ze kiezen: sporten in de categorie van hun geboortegeslacht of in een open categorie.

Ik bel Alsalem voor een toelichting op haar rapport, dat geen aandacht kreeg in de Nederlandse media. Ze zegt dat haar aanbevelingen gebaseerd zijn op „wetenschap en feiten”. Ik antwoord dat er ook sporters zijn die haar standpunten stigmatiserend vinden, die niet zitten te wachten op een open categorie.

Ze zegt dat het niet stigmatiserend is om sporters te vragen, uit het oogpunt van veiligheid en waardigheid, om een keuze te maken: uitkomen in een open categorie of in de categorie die overeenkomt met hun geboortegeslacht. Ze noemt het „gevaarlijk en demotiverend” voor vrouwen om te sporten tegen een (fysiek sterkere) tegenstander die „niet als vrouw is geboren”.

Experts hebben aangetoond dat het geslacht van sporters hun prestaties beïnvloedt, zegt Alsalem. „Natuurlijk kunnen mensen die als man geboren zijn zich als vrouw identificeren. Ik zeg alleen dat het in sommige omstandigheden, zoals in sport, legitiem is om ruimtes te creëren voor alleen biologische vrouwen. Eerlijkheid, waardigheid en veiligheid staan voorop – je zal een grens moeten trekken.”

In de media worden, als het om sekse- en genderidentiteit in de sport gaat, vaak twee kampen afgeschilderd, die elkaar geen millimeter toegeven. Maar Alsalem vertelt dat ze vaak met haar VN-collega Xanthaki in debat gaat, en dat ze ter voorbereiding op haar rapport een aantal andersdenkenden geconsulteerd heeft. Kennelijk is het niet alleen maar haat en nijd. Dat stemt hoopvol.