Nelis Oosterwijk overleed in 1974, één jaar voordat, in 1975, in de Verzetsheldenbuurt in Rotterdam de ‘Henk Sneevlietstraat’ werd opgeleverd, een straatnaam waarvoor hij zich als gemeenteraadslid jarenlang had beijverd. Geboren Rotterdammer Henk Sneevliet, zijn grote held en voorbeeld, werd op 13 april 1942 gefusilleerd bij Kamp Amersfoort.
Nu, vijftig jaar later, is in die straat een kunstwerk gekomen waarop beiden zijn vereeuwigd. Het is een fotomontage van een verkiezingsmanifestatie, het werk is bevestigd aan de blinde zijgevel van een hoekhuis. Je ziet een groep mannen, met hun petten zouden het arbeiders kunnen zijn, maar er zijn er ook veel met een jasje en een das, die met tientallen spandoeken en een groot bord voor een gebouw staan. ‘Kiest Sneevliet uit de cel, Lijst 32’, luidt de tekst op de spandoeken en het bord. Het is duidelijk dat de mannen poseren, ze kijken allemaal recht in de camera.
De originele foto van de manifestatie – waar de fotomontage op is gebaseerd – dateert uit 1933. Daar staan Henk Sneevliet (1883-1942) en Nelis Oosterwijk (1906-1974) allebei niet op.
Henk Sneevliet, lijsttrekker van de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP), zat in die tijd een gevangenisstraf van vijf maanden uit voor opruiing. Later haalde Lijst 32 één zetel, Sneevliet was van 1933 tot 1937 lid van de Tweede Kamer.
Nelis Oosterwijk staat niet op de originele foto omdat hij de fotograaf was, dat is althans waarschijnlijk. Hij is niet terug te vinden tussen de demonstrerende mannen, terwijl Oosterwijk in 1933 prominent lid was van de (aan de RSP gelieerde) Revolutionaire Jeugdbond.
Op de fotomontage staan ze allebei wél, de maker heeft ze aan de foto toegevoegd. Henk Sneevliet vóór de demonstranten, twee keer zo groot als zij, een jas over de arm. Om hem heen is een dunne rode lijn getrokken, als door een potlood. En boven de groep mannen leunt nu uit een raam op de eerste verdieping een jonge man, ook hij kijkt recht de camera in. Die jongeman is Nelis Oosterwijk.
Het kunstwerk werd onthuld op 31 oktober 2024. Bedenker en maker is beeldend kunstenaar Nelis Oosterwijk (80), zoon van. Kleinzoon Lenny Oosterwijk (55), ook beeldend kunstenaar, hielp bij de fotomontage en regelde de onthulling.


Nelis Oosterwijk (rode shirt, 80) en kleinzoon Lenny Oosterwijk (zwart jasje, 55).
Op die onthulling kwamen een stuk of vijftig belangstellenden af, buurtbewoners hadden stoelen buiten gezet voor ouderen die niet lang konden staan. Zoals Ellen Santen (84), stiefkleindochter van Henk Sneevliet, ze leunde op een rollator toen ze zijn levensverhaal vertelde. „Toen ik werd geboren zaten hij en zijn vrouw al ondergedoken, maar hij kwam in het ziekenhuis langs om mij te zien, hij had een lange baard laten staan en werd niet herkend”, begon ze.
Henk Sneevliet, luidde haar verhaal, was als communist van het eerste uur een activistische politicus en vakbondsman, hij was lid (of oprichter) van diverse revolutionaire partijen en vakbonden. Van 1924 tot 1940 was hij voorzitter van het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), een militante vakbond die in het begin van de oorlog werd verboden. Het gebouw op de foto is het kantoor van de Rotterdamse afdeling van het NAS.
Ook internationaal zette hij zich in. In Nederlands-Indië was Henk Sneevliet in 1914 mede-oprichter van de Indische Democratische Vereeniging (de latere ‘Communistische Partij van Indonesië’). In China ontmoette hij in 1921 de jonge Mao Zedong, toen hij daar hielp bij de oprichting van de Chinese Communistische Partij. En in de Sovjet-Unie kende hij Stalin en Trotski, Sneevliets derde vrouw (hij trouwde vier keer) was Russisch. Na de machtsovername van Stalin in 1927 werd hij overtuigd ‘trotskist’. Later, van 1940 tot 1942, zat hij in het verzet, ‘Marx-Lenin-Luxemburg-front’ heette de verzetsgroep.
Henk Sneevliet was als communist van het eerste uur een activistische politicus en vakbondsman
De Duitsers arresteerden Henk Sneevliet op 6 maart 1942. Een maand later werd hij gefusilleerd. „In zijn afscheidsbrief”, besloot Ellen Santen haar verhaal, „schreef hij: ‘Dag mijn lieve kleine meisje, dag liefje.’”
Het is een paar weken na de onthulling van het kunstwerk. We zitten in het atelier van Nelis Oosterwijk, op de eerste verdieping van de kunstgalerie van zijn zoon Lenny, Gallery Untitled in Rotterdam Noord. Tegen zijn stoel staat de stok die hij gebruikt bij het lopen, bij de onthulling had hij hem ook bij zich. Op een dienblaadje twee koppen koffie, meegekregen van beneden. Overal in het atelier staat en hangt kunst, hier en daar denk je in een kunstwerk zijn vader te herkennen. Een portretfoto van Leon Trotski hangt aan één van de muren.
Nelis Oosterwijks vader – hij is naar hem genoemd – zat óók in Kamp Amersfoort, en daarna nog in Kamp Vught, maar werd in 1944 vrijgelaten. Nelis Oosterwijk: „En toen hij uit het kamp kwam, vroeg hij naar zijn held: ‘Hoe is het met Sneevliet?’ Hij had vernomen dat die was opgepakt, maar wist nog niet dat hij al was geëxecuteerd. En hij wilde hem gaan helpen als dat kon. Dat was typisch mijn vader: dat hij niet eerst aan zichzelf dacht, maar aan zijn kameraad.”
Zijn vader, vertelt hij, was huisschilder van beroep maar werd al snel professioneel vakbondsbestuurder. In het atelier hangt een foto waarop je zijn vader ziet zitten achter een tafel van het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (OVB), een na de oorlog mede door hem opgerichte, trotskistisch georiënteerde vakbond met grote aanhang in de haven. „Veel van die mensen kwamen bij ons thuis vergaderen, de trotskisten vormden maar een klein groepje. Dan hoorde je ze praten over de politiek, over actievoeren.”
Na de oorlog werd Nelis Oosterwijks vader lid van de PSP (die later op zou gaan in GroenLinks). „Ja, raar eigenlijk: die waren pacifistisch in plaats van revolutionair. Maar mijn vader legde dan uit dat zij als enige partij zowel links-socialistisch waren als tegen de atoombom.” Van 1966 tot 1970 zat zijn vader in de gemeenteraad van Rotterdam, „dat was de tijd waarin hij voorstelde een straat te noemen naar zijn grote voorbeeld”.

Hoe politiek was uw opvoeding?
„Die was enorm politiek. Mijn ouders waren linkse mensen, die hun kinderen vernoemden naar hun helden. Mijn oudste zus heette Rosa, naar Rosa Luxemburg. De tweede Marianne, symbool van de Franse Revolutie. De derde Nina, Nina Nevelson is een dochter van Leon Trotski. En de vierde, weer een meisje: Eleonora, daar zit ‘Leon’ in. Pas toen ik geboren ben, veranderde het. Mijn vader kwam terug uit het kamp, verwekte mij en kreeg na vier dochters toen zijn eerste zoon. Dat ik dezelfde naam kreeg als hij, vind ik toch wel een mooi feit.”
Waarom moest dit kunstwerk er nu komen?
„De belangrijkste reden is: ik ben nog steeds een linkse jongen, net als mijn vader en zijn helden. Dat verleden van de linkse beweging van voor de oorlog, zit in mij. Maar het zit ook in deze stad, die een arbeidersstad is. En een stad moet zijn verleden kennen.”
Een rood verleden? Hebt u daarom in de fotomontage een rode lijn getekend om het silhouet van Henk Sneevliet?
„Die heb ik getrokken als herinnering aan de vader van Ellen Santen, Sal Santen. Dat was ook een echte trotskist, net als mijn vader. Hij kwam veel bij ons thuis en had dan vaak een rood potlood bij zich: hij was stenograaf bij Het Vrije Volk, daar gebruikte hij het voor. Het was een hele vriendelijke, zachtaardige man. Vaak had hij een cadeautje voor de kinderen bij zich. Hij liet mij ook wel eens spelen met dat potlood.”
Schrijver Sal Santen (1915-1998) was Joods, vrijwel zijn hele familie kwam om in de oorlog. Zelf bleef hij gespaard door zijn gemengde huwelijk, Santen was getrouwd met een stiefdochter van Henk Sneevliet, Bep Blaauw. Over Henk Sneevliet schreef Santen in 1971 het boek Sneevliet, Rebel.
Zijn dochter herinnerde aan dat verleden bij de onthulling van het kunstwerk. Ellen Santen: „Op 10 april 1942 namen mijn moeder Bep en ik in de gevangenis afscheid van ‘oom Henk’, zoals wij hem noemden. Ik was net anderhalf jaar oud. Mijn vader Sal mocht Henk Sneevliet niet bezoeken, omdat hij Joods was.”
Ook Nelis Oosterwijk is de politiek ingegaan, net als zijn vader en diens held. Vanaf 1982 was hij gemeenteraadslid voor de PSP. Later werd hij voor GroenLinks bestuurder in deelgemeente Feijenoord. Nelis Oosterwijk: „Vanaf dat ik partijlid werd, en dat was meteen op mijn achttiende, ging ik met mijn vader naar bijeenkomsten en congressen. Op een gegeven moment voerde op zo’n congres dan zowel mijn vader als ik het woord. In 1970 haalde de PSP niet één zetel in Rotterdam, toen moest mijn vader uit de gemeenteraad. De PSP kreeg er pas weer één in 1982, twaalf jaar later. En toen was ik de lijsttrekker. Maar dat heeft mijn vader dus niet meer meegemaakt.
„Ik heb altijd gevonden: als kunstenaar ben je met jezelf bezig, als politicus niet. Je hebt wel je eigen politieke ideeën, maar je bent bezig voor de gemeenschap, je probeert dingen voor elkaar te krijgen voor mensen. En dat is mooi, ik kijk met tevredenheid terug op mijn tijd als bestuurder.”
Dit kunstwerk is een beetje van beide, toch? Kunst én politiek?
„Ja, hier komt het samen. Dat is voor het eerst eigenlijk. Ik dacht altijd: de maatschappij verander je door actieve strijd, niet door kunst te maken. Maar politiek en kunst sluiten elkaar niet uit.”
En de derde generatie? Hoe verging het die? „De politiek was altijd aanwezig in zijn jeugd, vertelt Lenny Oosterwijk beneden in Gallery Untitled. „En niet alleen bij ons thuis, ook in de rest van de familie. Tante Saskia zat in het Nicaragua-comité, zij heeft mij daar als zeventienjarige jongen nog mee naartoe genomen. We zaten samen in de bouwbrigade, ik was de jongste van de hele groep. Ik ben er twee maanden geweest, we bouwden aan een casa communal. Als kind kwam ik ook vaak in het Allende-centrum, dat had je toen hier. En we gingen met mijn ouders naar demonstraties – tegen de Vietnamoorlog, tegen kernwapens.”
Ging je ook mee naar vergaderingen van de gemeenteraad?
„Nee, dat niet. Maar ik herinner me wel de installatie van mijn vader als gemeenteraadslid, toen was ik dertien. Dat was in 1982, hetzelfde jaar dat Janmaat met de Centrumpartij in de Tweede Kamer kwam. We liepen over de Coolsingel, ik liep een beetje achter mijn ouders en mijn zusje, en ik zag zo’n sticker van de Centrumpartij, die ik altijd lospeuterde – dus dat begon ik nu ook te doen. Maar precies op dat moment kwamen er twee skinheads aan lopen, die zagen wat ik deed en kwamen op mij af. Mijn vader had het door, liep terug en tilde toen zo één van die gasten op: ‘Blijf van hem af, jij!’
„Ik heb wel eens een raadvergadering meegemaakt natuurlijk, mijn vader kon goed debatteren zag je dan. En ik heb een keer een bandopname van mijn opa gehoord, dat was een hele inspirerende spreker. Het was een lieve, zachtaardige man, maar als hij ging debatteren werd hij vurig. Mijn vader heeft dat ook, mijn vader en mijn opa zijn echte debaters, dan worden ze fel.”
Je hebt meegewerkt aan het kunstwerk. Voor wie is het? Voor je vader, je opa, de stad, het socialisme?
„Het is een optelsom, er zijn dingen in samen gevloeid: mijn vader en mijn opa, hun verleden, het activisme. ‘Was Nelis Oosterwijk je opa? Dat was een held!’, hoor ik nog wel eens. Mensen weten dan nog dat als er onrecht was, hij daartegen opstond. Maar op dit moment ben ik het meest blij voor mijn vader, dat het hem is gelukt dit te realiseren.”
