Dat er een onderwijsdeal is, betekent nog niet dat een groepje oppositiepartijen het kabinet nu gedoogt

Tijdens het debat over de regeringsverklaring in juli hadden het CDA en de ChristenUnie het al gezegd tegen de coalitie: met ons kun je zaken doen. Dat ze dat meenden, is de afgelopen weken gebleken. De twee confessionele partijen hielpen het kabinet vorige maand uit de brand door het Belastingplan te redden. Ze zegden na lang en moeizaam onderhandelen hun steun toe in de Eerste Kamer, waar de coalitie geen meerderheid heeft. Ook de onderwijsbegroting hebben de twee partijen gered, samen met het zogenoemde ‘monsterverbond’ waaraan ook SGP en JA21 (en in eerste instantie D66) meededen.

Voor de steun van deze oppositiepartijen heeft de coalitie een fikse prijs betaald. Een voorgenomen verhoging van de btw op boeken, sport, cultuur en media die 1,3 miljard euro zou opleveren, wordt teruggedraaid. Op onderwijs gaat 750 miljoen euro aan bezuinigingen niet door.

Maar trots of tevredenheid is bij de ChristenUnie en het CDA ver te zoeken. Over het onderwijsakkoord zeggen ze: „We hebben een slechte begroting minder slecht gemaakt.”

Samenwerken met dit kabinet is voor een groot deel van de oppositie taboe vanwege de deelname van de PVV. Maar waar bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA zich vrijwel geheel afzijdig houdt, staan het CDA en de CU tóch klaar om te onderhandelen.

CDA-leider Henri Bontenbal vindt dat vanzelfsprekend: „Ik heb steeds hetzelfde gezegd, tot vermoeienis aan toe. Wat goed is, steunen we. Wat niet goed is, steunen we niet. En waar mogelijk zullen we verbetervoorstellen indienen. Dat is een strakke lijn die wij als fractie hanteren.” Ook CU-leider Mirjam Bikker voelt die verantwoordelijkheid. „Dit is geen normale coalitie”, zegt ze. „Tegelijkertijd hebben ze wél van de kiezer de verantwoordelijkheid gekregen om dit land te besturen.”

En zijzelf heeft de verantwoordelijkheid om daar als controleur en mede-wetgever aan bij te dragen, meent ze. „Daarom heb ik voor de onderwijsbegroting de mouwen opgestroopt, niet omdat ik het fijn werk vond. Ik zie ook scherp wat niet deugt aan deze begroting, daar wijzen mijn leden me ook op.” Maar toch: „De drie zetels van de ChristenUnie hebben gewerkt voor wat ze waard zijn.”

Bestuurlijke reflex

CDA en CU hebben een sterke bestuurlijke reflex. Het CDA is sinds zijn ontstaan in de jaren tachtig een bestuurderspartij pur sang, en de ChristenUnie deed de afgelopen twintig jaar geregeld mee aan coalities en onderhandelde mee vanuit de oppositie. Het zijn bedreven partijen in het besturen en constructief oppositievoeren, met veel onderhandelingservaring en financiële expertise.

Bij het kabinet is daar een nijpend gebrek aan, zo bleek de afgelopen weken. Minister Eppo Bruins van Onderwijs en toenmalig staatssecretaris Folkert Idsinga van Fiscaliteit (beiden NSC), hadden amper tot geen moeite gedaan om te zoeken naar meerderheden voor hun begrotingen in de Eerste Kamer. De coalitie moest op de valreep in actie komen.

Maar ook die functioneert slecht. PVV, VVD, NSC en BBB worden getergd door amateurisme, gebrek aan interesse en bovenal door onderlinge spanningen. De onderhandelingen over het onderwijsakkoord verliepen in horten en stoten: meestal kwamen oppositie en coalitie hooguit een uur samen om voorstellen uit te wisselen, daarna trok de coalitie zich weer terug om het onderling eens te worden. De sfeer in de coalitie was slecht, het wantrouwen groot.

In het oppositieverbond over de onderwijsbegroting waren de verhoudingen daarentegen uitstekend, bevestigen de betrokkenen. Dat is „cruciaal” tijdens zo’n onderhandeling, zegt voormalig D66-leider Alexander Pechtold. Ook voormalig ChristenUnie-leider Arie Slob bevestigt dat. Samen hebben de twee oud-politici tijdens kabinet-Rutte II onderdeel uitgemaakt van de ‘constructieve drie’, samen met de SGP. Ze kregen, door hun Eerste Kamerzetels strategisch in te zetten, jarenlang ongekend veel voor elkaar als oppositiepartijen. Slob: „Pechtold en ik hadden een bondje, ook al verschilden we totaal van elkaar.”

Dat Mark Rutte, destijds premier en VVD-leider, een „goede netwerker” was, hielp volgens Pechtold mee. Om een doorbraak te forceren was de premier nuttig, maar vaak hield hij zich afzijdig tijdens de onderhandelingen zelf.

De huidige premier Dick Schoof speelt echter geen enkele rol in de onderhandelingen over btw en onderwijs. Op zich vindt Pechtold dat niet onlogisch, want „Schoof heeft geen achterban”.

Wat wél gek is, is dat Schoofs hele kabinet niet betrokken wordt bij de onderhandelingen. Afgelopen vrijdag zei minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) dat het „rauw op haar dak” viel dat in haar begroting wordt gesneden om de onderwijsbezuiniging terug te draaien. „Nu al dreigt er een personeelstekort van 266.000 personen als we niet oppassen”, zei ze. „Dat probleem wordt zo alleen maar groter.”

Toen Schoof gevraagd werd of het een probleem was dat zijn kabinet buitenspel was gezet, zei hij: „Dit is een grote aanpassing van het hoofdlijnenakkoord geweest. Dan is het echt aan de coalitieleiders. We zijn geïnformeerd en dat is voldoende.”

Duidelijk is dat Schoof zich geen probleemeigenaar van de deal voelt. Hij zei: „Of er goed over is nagedacht? Daarvoor moet u bij de fractievoorzitters zijn.” Later kwam hij daar enigszins op terug.

Spanningen

Volgens Slob was er in het ‘constructieve drie’-tijdperk ook weleens sprake van spanningen tussen ministers vanwege begrotingsdeals. „Maar toen werd dat intern in het kabinet opgelost. Dat lijkt me logischer.”

Als oppositie steun leveren is niet alleen maar prettig. „De schaduwzijde is dat je als oppositiepartij verantwoordelijk wordt gehouden voor het hele pakket”, zegt Slob. Pechtold: „Als je meedoet, moet je het hele pakket ook verdedigen.”

Dat doen CDA en CU niet. Tijdens het debat over de onderwijsbegroting donderdag nam CDA-onderwijswoordvoerder Harmen Krul expliciet afstand van de begroting.

GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans zei over het verbond: „U helpt een duidelijk dankbare Wilders uit de brand en u laat het onderwijs in de steek.” Denk sprak van een „verdere normalisering van extreem-rechts”.

CDA en CU willen absoluut niet gezien worden als pseudo-gedoogpartners van de coalitie. Dat wordt ze nu wel aangewreven, tot hun frustratie. Bij een aantal andere begrotingen stemden de twee partijen tegen.

Toch houden ze het kabinet in het zadel, vinden de andere oppositiepartijen. Bontenbal: „Dit kabinet rijdt zichzelf wel in de wielen, daar hebben ze de oppositie echt niet voor nodig.” Bikker denkt dat ook, en voelt geen behoefte om het kabinet te pootjehaken. „De problemen die nú voorhanden zijn, moeten worden aangepakt.”

Maar ze heeft wel „wel nagedacht” over het beeld van haarzelf om de tafel met Wilders. Dat is onprettig. „Maar kijk naar Amerika. President Biden gaat weg, Trump komt erin en het hele bestuur wordt anders. Dat is rampzalig.” Wat Nederland kenmerkt, vindt Bikker, „is dat wij telkens opnieuw samen naar oplossingen zoeken, én dat we intussen duidelijk de verschillen verwoorden”.