Curaçao begint met vergroening, maar laat de olie nog niet los

Het woud aan schoorstenen is imponerend en afschrikwekkend tegelijk. Alsof iemand de Botlek én de Hoogovens midden in je stad heeft geparkeerd. Het terrein van de Isla-raffinaderij, in het hart van Willemstad, de hoofdstad van Curaçao, is enorm: vijf vierkante kilometer. Net zo groot als het centrum van Rotterdam.

Het contrast met een Europese binnenstad is de stilte. Je rijdt minutenlang over het terrein zonder iemand te zien, passeert verlaten laboratoria. Geen wonder, de raffinaderij ligt al vijf jaar stil. Eind 2019 stopte het Venezolaanse staatsoliebedrijf PDVSA er met de raffinage van ruwe olie, die daar 34 jaar lang had plaatsgevonden.

Op het terrein wekt energiebedrijf Aqualectra stroom op. En soms slaat Curoil, de Curaçaose oliemaatschappij, er olie op. Maar de gloriedagen van Isla zijn vervlogen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen hier driekwart van de geallieerde brandstof werd geproduceerd, werkten er tienduizend mensen. In 1985 rendeerde het complex niet langer en deed oprichter Shell het voor 1 gulden over aan de Curaçaose overheid.

„Onze dochter CRU [Curaçao Refinery Utilities] heeft nog 260 mensen in dienst”, vertelt directeur Patrick Newton van Refineria di Kòrsou (RdK), beheerder van Isla en van de olieopslag bij Bullenbaai aan de zuidkust. Newton, een energieke zestiger die lang bij accountantsbureau KPMG werkte, ziet Isla als „het laatste sprintje” van zijn loopbaan. In de vergaderzaal van de voormalige Shell-directiewoning uit 1930, die nog wél in goede staat verkeert, begint hij aan een lange presentatie over de plannen van RdK met het terrein.

Drijvend windpark

De powerpoint van Newton gaat gepaard met een upbeat verhaal over re-developen, re-purposen en vooral: investeren. Isla blijft bestemd voor bedrijfsleven en industrie. Het terrein is ongeschikt voor woningbouw na decennia van zware vervuiling door Shell en -PDVSA. Aan de oostzijde ligt een asfaltmeer vol zuurteer en er ligt ook veel asbest. „Dat pakken we nu in. Daar wordt aan gewerkt”, zegt Newton.

Patrick Newton.
Foto Federico Parra/AFP

RdK is met andere partijen ook van plan de natuurlijke binnenhaven van Schottegat te commercialiseren. „Dit is een van de meest strategische havens in de regio. Maar er is zoveel nog onbenut. We hebben te lang achterover geleund.”

Het meest ambitieuze toekomstplan op Curaçao betreft drijvende windturbines voor de kust. Dat windpark, met 10 gigawatt vermogen, moet er in 2035 liggen. Het eiland wil straks op basis van windenergie groene waterstof produceren: voor eigen gebruik én export. Vorige week tekenden Curaçao en Nederland hiertoe een ‘hoofdlijnenakkoord’. De landen stoppen allebei 5 miljoen euro in het vereiste onderzoek. TNO en ingenieursbureau Fugro zijn er direct betrokken bij en er is interesse van Nederlandse brancheorganisaties in de offshore- en de waterstofsector.

Newton is enthousiast over het waterstofproject. „Wij hebben hier de beste wind van de wereld! Windmolens produceren hier tweemaal meer energie dan in Nederland.” Wel erkent hij dat dit project ‘RdK-overstijgend’ is, ook omdat groene waterstofproductie nog relatief duur is. De verwachte kosten lopen in de miljarden euro’s en het duurt nog tien tot vijftien jaar voor alles zover is.

Curaçao beschikt over veel wind en zon maar is relatief laat begonnen met verduurzamen. Inmiddels is een derde van de opgewekte stroom groen (in Nederland is dat de helft). Langs de noordkust staan vijftien windmolens, samen goed voor 47 megawatt vermogen. Bij Koraal Tabak, een gebied in het noordoosten, zijn er vijf in aanbouw. Over zes jaar wil het eiland voor 70 procent op schone energie draaien, zodat minder brandstofimport nodig is en de stroomprijs naar beneden kan.

Ook op het Isla-terrein wordt gewerkt aan groene stroom. Aan de westkant komt een zonnepark met 1 megawatt vermogen. Het moet elektriciteit produceren voor zes bussen, geleverd door VDL uit Eindhoven. Newton: „We verwachten dat de subsidie uit Nederland eind 2024 rondkomt.”

Newton presenteerde zijn toekomstvisie over Isla al vaker. In februari deed hij dat voor een delegatie van de Eerste Kamer en in mei vorig jaar was minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) op Curaçao om de intentieverklaring te tekenen, over samenwerking in hernieuwbare energie. De RdK-chef greep de gelegenheid aan om de aandacht te vestigen op een ander project: „Ik zei toen tegen minister Jetten: ook elektrische auto’s hebben asfalt nodig om over te rijden, haha.” Newton doelt op het plan asfalt te gaan produceren op het Isla-terrein. Daar is op Curaçao veel over te doen.

RdK sloot eind vorig jaar een overeenkomst met Global Oil Management Group, die op het eiland vijf jaar lang asfalt wil produceren voor de Amerikaanse markt. Het project kende een valse start. De productie zou beginnen in mei, maar dat wordt september. De asfaltinstallatie behoefde revisie. „Daarvoor moeten speciale pijpen overkomen”, legt Newton uit. De kosten, 30 miljoen dollar, zijn voor Global Oil.

Dat de raffinaderij verouderd is, blijkt ook uit een sterkte-zwakteanalyse die Newton toont. Die noemt als sterk punt „de vrij goede staat van de installatie”, maar stelt er tegenover dat hierin „nog veel geïnvesteerd moet worden vanwege achterstallig onderhoud”.

RdK kampt bovendien met een tekort aan technisch personeel. Voor de revisie zijn volgens Newton zeshonderd mensen nodig, met name lassers. Die werken nu vooral in de hotelbouw. De vakbond van Curaçaose contractarbeiders is ontevreden over de lonen die RdK biedt. Newton: „We moeten technici uit Venezuela laten overkomen. Dit kan even duren.”

Cruciaal

Venezuela levert eveneens de ruwe olie die cruciaal is voor het maken van asfalt. Maar ook dat lijkt nu onzeker. De Verenigde Staten verlichtten vorig jaar de economische sancties tegen het socialistische bewind van president Maduro, mits die de oppositie zou toelaten tot de verkiezingen van eind juli. Toen de oppositieleider alsnog werd uitgesloten, kondigden de VS per juni weer strengere sancties aan.

Volgens Newton kan RdK toch aan olie komen. In december kwam RdK met PDVSA overeen dat het Venezolaanse staatsoliebedrijf Curaçao de komende tien jaar voor 410 miljoen euro ruwe olie levert, als aflossing van een schuld uit de tijd dat PDVSA Isla gebruikte. Om deze olie te kunnen ontvangen voor asfaltproductie, heeft RdK een special license gekregen voor 1 miljoen vaten per maand.

Deze week werd bekend dat Global Oil van Washington toestemming kreeg om direct vanuit Venezuela asfalt naar de VS te exporteren. Volgens een RdK-woordvoerder heeft dit „geen gevolgen voor de asfalttrein op de raffinaderij in Curaçao. De vraag naar asfalt is groot in de VS.”

Niet meer investeren

Kenners van de oliemarkt in het Caribische gebied plaatsen hoe dan ook vraagtekens bij de plannen van Isla. „Venezuela is geen betrouwbare leverancier”, stelt Marianna Párraga, een Venezolaanse onderzoeksjournalist die in de VS werkt. Zij schreef in 2010 het boek Oro Rojo (Rood goud) over het verval van staatsoliebedrijf PDVSA, waarbij politici en generaals elkaar bevechten om een aandeel in de oliehandel.

Venezuela heeft de grootste oliereserves van de wereld, maar mist de infrastructuur die nodig is om die adequaat te exploiteren. Volgens Párraga waren potentiële Caribische afnemers te optimistisch over verlichting van de Amerikaanse sancties. „Men dacht dat er weer volop olie uit Venezuela zou komen, maar ze zijn door Maduro bedot. Het land produceert te weinig, heeft geen opslagcapaciteit en veel tankers zijn kapot.”

De journalist wijst op een recent incident met een Venezolaans schip bij Tobago. Begin februari zonk het met 35.000 vaten ruwe olie aan boord. Het eiland werd vervuild en ook op Bonaire spoelden olieresten aan. Later bleek dat het om een oud schip ging en „vermoedelijk onderhandse handel”, aldus Párraga. „Deze illegale tankers bedreigen het milieu en het toerisme, ook op Curaçao en omliggende eilanden.” De situatie in Venezuela roept vragen op over een deal die Curaçao in december sloot met PDVSA.

Párraga ziet dat oude raffinaderijen in het Caribisch gebied blijven hopen op een opleving. „Maar in werkelijkheid zijn ze stervende. Dat geldt voor Curaçao, Aruba, Trinidad, Mexico en de Maagdeneilanden. De grote westerse oliebedrijven willen niet meer investeren in raffinage van ruwe olie omdat renoveren kostbaar is en op termijn niet meer rendabel.”

De ontwikkeling van olievelden bij Guyana biedt volgens haar evenmin perspectief voor de raffinaderij van Isla, die alleen zware olie kan verwerken. „De olie uit Guyana is veel lichter. ExxonMobil heeft hiervoor een nieuwe raffinaderij in Texas gebouwd. Curaçao heeft als raffinaderij geen toekomst.”

De drang om de raffinaderij op Curaçao tot nieuw leven te wekken zit diep. Veel eilanders hebben familie die er ooit een goede boterham verdiende. Isla zorgde voor banen en sponsorde het culturele en sportieve verenigingsleven.

Sinds 2014 heeft de Curaçaose overheid ruim 20 miljoen euro uitgegeven aan adviseurs die nieuwe exploitanten voor de raffinaderij proberen te werven, maar die slaagden daar niet in. Gesprekken met een Chinees staatsbedrijf over een investering van 3,5 miljard dollar om Isla te renoveren, liepen in 2016 spaak. Critici noemen de aanhoudende zoektocht naar oliebedrijven voor Isla een ‘verdienmodel voor consultants’.

In juni 2021 won de huidige premier Gilmar Pisas de verkiezingen met de belofte dat Isla „binnen drie maanden” weer open zou gaan. Dat is niet gehaald. RdK tekende vorig jaar een intentieverklaring met Oryx Petroleum uit Qatar om ‘op termijn’ te gaan raffineren op Isla. Maar de hoge renovatiekosten en de onzekere situatie in Venezuela maken dat niet waarschijnlijk.

Premier Pisas sprak op 16 mei over zijn economische toekomstvisie voor Curaçaose ondernemers. Daarbij vermeed hij het woord raffinage. Ook Newton geeft aan dat de prioriteit nu ligt bij overslag van ruwe olie. „Voor raffinage moet nog onderhoud worden gepleegd. We renoveren eerst de olieopslag bij Bullenbaai en verdubbelen de capaciteit.” Ruwe olie blijft volgens Newton „de komende 25 jaar nog energiebron nummer één in de wereld. Het is goedkoop en de vraag uit China en India blijft toenemen.”

Nóg een factor bepaalt de toekomst van de olie-industrie op Curaçao, in de sterkte-zwakteanalyse van Newton aangemerkt als ‘bedreiging’: rechtszaken op milieugebied. Die raken ook de plannen voor asfaltproductie. De ‘hindervergunning’ van Isla loopt eind 2024 af. De Curaçaose regering diende daarom begin dit jaar een nieuwe milieuwet in, de concept-Landsverordening luchtkwaliteitseisen. Milieuorganisaties oordeelden vernietigend.

Een van de critici is Clean Air Everywhere, dat opkomt voor een dertigtal bewoners en huiseigenaren in de wijken Wishi en Marchena, in de buurt van Isla. Woordvoerder Johan van Megesen zei in mei tijdens een hoorzitting in de Staten van Curaçao dat de actiegroep naar de rechter stapt als het wetsvoorstel wordt aangenomen. „In het huidige voorstel blijft de oude hindervergunning van 2019 overeind. De voorgestelde uitstoot van zwaveldioxide ligt negen keer hoger dan de normen van de wereldgezondheidsorganisatie WHO. Isla mag nog tien jaar lang vervuilen, en pas daarna gelden strengere regels.”

Het zwarte hart van Willemstad

Volgens van Megesen biedt het wetsvoorstel „geen goede balans tussen het economische belang van de raffinaderij en de gezondheid van inwoners en toeristen. Er zijn de laatste jaren bouwvergunningen verleend voor duizenden woningen en voor hotels. Er zullen zeker claims komen als de vervuiling terugkeert.”

Tot de sluiting in 2019 hadden omwonenden zwaar te lijden onder de luchtvervuiling van de raffinaderij, die bekendstond als het ‘zwarte hart’ van Willemstad. Scholen moesten soms dagen dicht, omwonenden werden chronisch ziek. Toch denkt Giselle McWilliam, leider van oppositiepartij MAN, dat de bevolking nog openstaat voor „een beperkte herstart”. Opvallend, want McWilliam geldt als een van ‘groenste’ politici van Curaçao. „Isla is op Curaçao nostalgie”, zegt ze. „En fossiel zal voorlopig blijven – je moet realistisch zijn. Maar mensen willen een schoner bedrijf, met perspectief op werk en meer diversiteit voor onze economie, die te veel leunt op toerisme.”

Als het aan de MAN-leider ligt, verhuist de industrie naar Bullenbaai. Ze is wel bezorgd over de soms schimmige onderhandse olieverkoop door het kabinet-Pisas. In februari werden 450.000 vaten brandstof van RdK-dochter CRU plotseling verkocht en vertrok een tanker naar de Amerikaanse Maagdeneilanden. De regering maakte de naam van de koper niet bekend, wat leidde tot ophef in de media en in de Staten.

Volgens RdK ging het om een klant van CRU die bij Bullenbaai opgeslagen olie had verkocht aan een Amerikaanse oliemaatschappij. „Een heel normale gang van zaken.” McWilliam noemt het gebrek aan transparantie rond de olieverkoop niettemin „schandalig”.

Ook is ze bezorgd over de risico’s door olieschepen voor de natuur op het eiland. Onlangs mei werd duidelijkmeldde een duiker dat bij Boka Sami, vlak bij Bullenbaai, het koraalrif goeddeels is vernield door kettingen waarmee een tanker vastzat aan een serviceschip.

Het gebrekkige toezicht op de oliesector stoort McWilliam. Op Curaçao worden olie-installaties niet gecontroleerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport, zoals dat wel gebeurt op de Nederlandse gemeenten Bonaire en Sint Eustatius. Zij omschrijft de industrietak als een „soort drugs” waaraan Curaçao al te lang vastzit. „We zijn er te lang afhankelijk van geweest. Dat moet nu veranderen.”

Beeld van de Isla-raffinaderij.
Foto Federico Parra