Er wordt veel gepraat op de Nederlandse televisie en het meeste kan snel vergeten worden, maar dat geldt zeker niet voor een aantal voortreffelijke interviews die ik in het nieuwe jaar zag.
Het begon al in de eerste week van 2024 met de serie Wintergasten bij de VPRO met Janine Abbring als interviewer. Om een of andere onverklaarbare reden kreeg die serie, op vier achtereenvolgende dagen uitgezonden, dit keer weinig aandacht in de geschreven pers. Wintergasten is een al veel langer bestaande, beknoptere versie van Zomergasten en draait om buitenlandse gasten van hoog niveau. Dit jaar was Janine Abbring – al bekend van Zomergasten – weer de interviewer van dienst.
Abbring toonde zich destijds al in Zomergasten een behoorlijke interviewer, maar in Wintergasten, dat in tegenstelling tot Zomergasten niet live wordt uitgezonden, lijkt ze zich nog meer op haar gemak te voelen. In voortreffelijk Engels en goed voorbereid ging ze de diepte in met vier niet bepaald ‘gemakkelijke’ gasten: econoom Noreena Hertz, schrijver en theatermaker Nino Haratischwili, zoöloog en klimaatactivist George Monbiot en trompettist Ibrahim Maalouf. Het ging over hun jeugd, hun vak, hun ambities en hun kijk op de wereld. Net als in Zomergasten kan de gast aan de hand van een aantal filmfragmenten zijn ideeën toelichten. Zomergasten duurt me soms te lang, bij Wintergasten krijg ik dat gevoel zelden.
Een goed tv-interview emotioneert je eerder dan een goed geschreven interview. De stemmen, de gelaatsexpressies, de aarzelingen, de stiltes – ze zijn op papier zoveel moeilijker tastbaar te maken. Tegelijkertijd is daardoor de kans op kitsch op tv veel groter dan in de geschreven media. De tv-interviewer danst op de rand van een met nepemoties gevuld ravijn.
De tv-interviewer die daar zelden of nooit invalt, is Jeroen Pauw. Hij paart een losse, luchtige stijl aan onbeschroomde nieuwsgierigheid waarmee hij de ander tot een onbezorgd soort openhartigheid overhaalt.
Een schoolvoorbeeld daarvan was het afscheidsinterview van Pauw met Dries van Agt. Het vond in 2015 plaats met de afspraak dat het pas na de dood van Van Agt zou worden uitgezonden.
Het werd een prachtig, soms zelfs ontroerend, interview waarin Van Agt even openhartig over zijn zwakheden sprak als over de hoogte- en dieptepunten in zijn politieke leven. Alles, nou ja, véél kwam voorbij: zijn geloofstwijfel, Joop den Uyl („Een drammer, maar geen onredelijk man”), koningin Beatrix (met wie hij een ,,stroeve relatie’’ had), zijn roep om een „spiritueel reveil” om „de verwoesting van de aarde” te voorkomen, de Palestijnse kwestie.
Waar schaamde hij zich achteraf het meest voor, vroeg Pauw. Dat hij als politicus 11,5 jaar lang nauwelijks thuis was geweest, bekende hij, en daarmee de opvoeding van zijn kinderen helemaal aan zijn vrouw („het meisje”) had overgelaten. Op papier klinkt het misschien koket, maar je moet Van Agt erbij horen en zien.
Wij hebben veel goede tv-interviewers. Kunnen de allerbesten – voor mij Janine Abbring, Jeroen Pauw, Coen Verbraak en Jeroen Wollaars – niet afwisselend elke week een lang interview maken met iedereen die wat te zeggen heeft? De titel ligt voor de hand: ‘Het interview van de week’.