Column | Syrië op z’n Hollands

Syrië viert feest! Voor het eerst in decennia was Syrië goed nieuws. Assad wordt een casestudy in mijn seminar Hoe komen dictators ten val (dat ik om de zoveel jaren doceer). Bij alle afschuw over het leed in Assads martelkamers dat letterlijk aan het licht kwam, domineert de vreugde en ontroering over de bevrijding van zoveel gevangenen, en de hereniging van verloren gewaande vaders, moeders, kinderen met hun familie.

Syrië raakt ons. De vraag is alleen: hoe? Wat moeten wij met dit bevrijde Syrië? Dat is een volstrekt terechte vraag, die helaas meteen op z’n Nederlands vakkundig werd gemoraliseerd. Onmiddellijk nadat de standbeelden van Assad omver waren getrokken was het zover. De geopolitiek bij ons om de hoek maakte een salto mortale, maar de complexe situatie werd hier meteen platgeslagen in tegenstellingen van een verbijsterende eenvoud die vooral netjes in ons eigen provinciaalse denkraam pasten. De ene discussie ging over de vraag of we de Syriërs lekker moesten laten feestvieren, of dat we al wel ons waarschuwende vingertje mochten opsteken. De volgende discussie ging over de vraag of de rebellen nu goed of fout waren, vrijheidsstrijders of terroristen. En er was ook nog een vervelend debatje over de vraag of de Syriërs hier nu mochten blijven, of dat ze maar meteen terug moesten omdat er immers niks meer aan de hand was in hun land.

Er waren heus wel goede commentaren. Vooral in de landelijke dagbladen zag ik diverse uitstekende analyses, en ik verheug me op de essays in de weekbladen. Maar in de politieke commentaren en talkshows domineerde de bekende Nederlandse combinatie van historische kortzichtigheid en strategisch analfabetisme.

Ik zet drie lessen op een rijtje die we uit de geschiedenis kunnen trekken als het om revoluties en regime changes gaat – en die niet genoeg kunnen worden onderstreept.

Feestvreugde of slachtpartijen

Ten eerste: revoluties zijn momenten van grote feestvreugde, of van grote slachtpartijen. Er rollen koppen – van standbeelden, of van echte mensen. Dat dat laatste nu nog niet is gebeurd, is winst. Als een regime in eerste instantie door een implosie ten val komt, en de dictator het hazenpad kiest in plaats van zich met zijn troepen dood te vechten, verhoogt dat de kans op een vreedzame transitie. Daar mag de hele internationale gemeenschap een land – en z’n nieuwe regering – best mee complimenteren. Dat verhoogt het gevoel van erkenning van de nieuwe machthebbers en de wens om die erkenning niet te verliezen. Het feit dat Scholz en Macron meteen hebben aangegeven met Hayat Tahrir al-Sham (HTS) te willen samenwerken, en hen hebben gefeliciteerd met de bevrijding van Syrië, is geen lege retoriek, maar een belangrijk teken en signaal aan de nieuwe machthebbers. We nemen jullie serieus, laat zien dat je dat podium verdient. Ik zou ook wel zo’n Nederlandse reactie willen zien, wellicht in Europees verband.

Ten tweede: de nieuwe regeringsfactie HST is opgericht als tak van Al-Qaida, was partner van IS en staat te boek als terroristische organisatie. De geschiedenis laat evenwel zien dat internationaal gedoodverfde terroristische leiders en hun organisaties zeer wel een doorstart kunnen maken naar een ‘gewone’ politieke partij. Dan moeten er enerzijds genoeg incentives zijn om geweld af te zweren, en anderzijds moeten de kosten om dat geweld voort te zetten te hoog worden ingeschat. Noch die incentives, noch die druk kunnen uit het land zelf komen.

Bij de vredesprocessen in Noord-Ierland waren de VS een belangrijke speler, in Zuid-Afrika speelden internationale anti-apartheidsbewegingen, kerkelijke organisaties en vakbonden een grote rol. In Colombia waren Noorwegen, Chili, Cuba en Venezuela betrokken bij de onderhandelingen en transitie. Wie zal zich hier opwerpen als mediator en afdwinger van het proces? Moeten we weer wachten op de VS of kan de EU eindelijk z’n echte gewicht in de schaal gooien? (En dan niet meteen moraliseren, onderhandelen is echt iets anders).

Totaal ander speelveld

De derde les is het belangrijkst. Als we één ding weten over de situatie van een willekeurig middelgroot land in het Midden-Oosten is dat het altijd speelbal en afspiegeling is van de bredere machtsverhoudingen en krachtvelden van datzelfde Midden-Oosten. Of het nu om de verscheurde situatie in Libië, Tunesië, Irak, Soedan, Jemen, Libanon en vooral ook Israël/ Gaza gaat – dat soort landen bevinden zich op een totaal ander speelveld dan, om maar iets te noemen, de landen in Europa. Pas met de komst van de EEG/EU en NAVO maakte de onvoorspelbare internationale spierballenpolitiek van de grote vijf (Rusland, Frankrijk, Pruisen, Habsburg, Groot-Brittannië) plaats voor een stabiele orde. In het Midden-Oosten wordt dat perfide balance of power-spel evenwel nog steeds over de hoofden van de kleinere landen gespeeld, met Iran, Saoedi-Arabië, Turkije, Rusland en de VS als rivaliserende mogendheden. Kijk naar Syrië: wat daar gebeurt is een direct gevolg van de verzwakking van Rusland (door de oorlog in Oekraïne) en Iran (binnenlandse ontwikkelingen), waardoor de machtsbalans naar Turkije is overgeheld en Syrië satelliet van Turkije lijkt te worden.

Kortom, feestvieren is goed, strategisch nadenken is beter. En dan vooral niet op z’n Hollands gaan preken, maar met de Frans-Duitse as de EU mobiliseren om bij te dragen aan een stabielere orde in het Midden-Oosten. Dat is pas een echte Dutch treat.

Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.