Column | Rutte laat de Grondwet achter, met goede reden

Rutte hield z’n tv-afscheid van Nederland dus in een ostentatief leeg Torentje, met een portret van parlementair grondlegger Thorbecke op de achtergrond. En twee boeken, op LinkedIn prompt geïdentificeerd als recente commentaren op de Grondwet. Uiteraard door één van de samenstellers zelf, Bastiaan Rijpkema. Meester-imagomaker Rutte (blauw pak, fiets, appeltje, hoody/pufferjack-op-campagne) had dit vast zo bedacht – de handleiding van de democratische rechtsstaat onder handbereik voor opvolger Schoof. Als vluchtroute, voor als Geert z’n koelkast ontdooit en alles uit de hand loopt. Wat deels ook al gebeurde, in het eerste grote debat.

Het bleef in de Haagse Kloosterkerk niet onopgemerkt tijdens een herdenking van de oud PvdA-senator en rechtsgeleerde Willem Witteveen. Het was tien jaar geleden dat hij met vrouw, dochter en nog 295 anderen boven Oekraïne werd opgeblazen. MH17 dus, een schanddaad van Poetin die niet makkelijk wegebt. Althans niet bij mij, ook omdat ik Witteveen goed kende, als origineel denker en drager van de rechtscultuur.

Het thema van de bijeenkomst was ‘wat zou Willem nu doen’. Dat ‘nu’ slaat op de ongehoorde situatie waarin een rechtse, radicale, antirechtsstatelijke, ondemocratische partij de verkiezingen wint. En de aspirant coalitiepartijen vóór ze een kabinet durven samenstellen eerst een ‘basislijn’ met elkaar afspreken. Dat ze de Grondwet erkennen en dus de beginselen van de democratische rechtsstaat omarmen. Sleeping with the devil, mits het porselein heel blijft.

Een kerk vol academici, senatoren, rechters en ambtenaren in de bankjes, probeerden zich voor te stellen hoe Witteveen hierop zou reageren. En wat zíj er nu mee aan zouden moeten, zonder hem. Veel grijze hoofden, maar ook veel jongere denkers, voortrekkers, uitleggers, instructeurs – opvolgers van erflater Willem. Geëngageerde, creatieve juristen, bestuurskundigen en filosofen die de rechtsstaat weerbaar en de ‘ethos’ ervan intact willen houden.

En dat met een kabinet dat in z’n asielparagraaf belooft een ‘noodsituatie’ uit te roepen, zodat regels en wetten straks opzij geschoven kunnen worden. En dan wel op uitzonderingsposities binnen de EU-rechtsorde rekent, waar nauwelijks rechtsgrond voor is. Vooral omdat niks doen, uitstel en bestuurlijke verlamming (mest, stikstof, visserij) onder Rutte al veel krediet verbruikte.

Willem zelf ging tamelijk ontspannen met de Grondwet om. Hij zag het vooral als een kader, in de woorden van keynotespeaker Maurice Adams als een ‘winterdijk’, met ruime uiterwaarden voor het publieke debat. „Breng de rechter niet in de verleiding het politieke proces te domineren”, waarschuwde Witteveen ooit. Maar hou ’m zoveel mogelijk uit de wind, bescherm ’m tegen het verwijt van ‘activisme’. Dat suggestieve frame zag Adams zelf liever vervangen door dat van de ‘dynamische’ rechter. Eén die zich niet door het 19de eeuwse wetboek laat beperken, maar die de spilfunctie van het recht in een samenleving vol nieuwe tegenstellingen constructief invult. Denk aan milieu, technologie en globalisering.

Intussen liet net vorige week het politiek gekleurde Amerikaanse Supreme Court zien hoe het niet moet. Het stelde met 6-3 de president van de VS boven de wet, althans volgens de drie tegenstemmers. Deze rechter is in de VS nu sterk in gezag gedaald. Het is ook één van de dragende argumenten om in Nederland juist niet aan een Constitutioneel Hof te beginnen, dat onvermijdelijk óók politiek zal worden geselecteerd. Overigens wel aan constitutionele toetsing, maar dan door álle rechters. Zoals dat nu ook al gebeurt met toetsing aan EU-grondwettelijke regels. (En aan de Grondwet, van lagere regelgeving.) Meeste winst zit in de preventieve werking. De ruimte is dan weg voor kabinet of openbaar bestuur om te claimen dat een ‘noodtoestand’ inperking van grondrechten rechtvaardigt.

De echte rechtsstatelijke cultuur zit in het samenspel tussen politiek, bestuur en rechter, die elkaars rol niet alleen kennen maar ook respecteren. Van deze zelfbeperking lijkt dit kabinet – en tot op zekere hoogte ook het vorige – weinig benul te hebben. Die ziet het recht eerder als obstakel, waar je politiek langs moet zien te komen, met excepties en uitzonderingen. En met retoriek. Terwijl de macht die rechtsstaat juist zou moeten verdedigen en behartigen. Dat besef zit ín je, dat besteed je niet uit aan de rechter. Vandaar die twee verweesde boeken in het Torentje.

Folkert Jensma is juridisch redacteur en schrijft om de week op maandag.