Column | Ongevraagde post

Het lijkt wel of mij steeds meer post wordt toegestuurd door bedrijven, instanties en particulieren die iets van mij willen. Deze week overkwam het me vier keer op één dag.

Het onschuldigste voorbeeld was de Dierenbescherming. Ik heb veel sympathie voor die club, maar ik geef al regelmatig aan de Stichting Aap en „ik kan niet aan de gang blijven”, zoals mijn geweten dat gewetenloos formuleert. Dat komt mij nu op een verkapte reprimande van de Dierenbescherming te staan. „Het afgelopen jaar gingen de inspecteurs van de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn maar liefst 14.493 keer af op meldingen over verwaarloosde dieren. (…) Honden, katten, konijnen, geitjes, pony’s, paarden, geen diersoort bleef gespaard. Dat is toch verschrikkelijk, mijnheer Abrahams?”

Er stond een foto bij van het paard Bella „in haar eigen uitwerpselen”. Mijnheer Abrahams vond het inderdaad verschrikkelijk, maar hij maakte toch maar gehaast de volgende envelop open, die van de Waterschapsbelasting. Daar sloegen ze een heel wat nederiger toon aan. Ze bekenden dat door een verandering van systeem een vertraging was opgetreden bij het opsturen van de aanslagen. Daardoor zou ik dit jaar „misschien” meerdere aanslagen krijgen. „We begrijpen dat dit heel vervelend kan zijn en bieden hiervoor onze excuses aan.”

Wat mij betreft niet nodig, want ik houd wel van dergelijke vertragingen. Maar bij de Waterschapsbelasting zijn ze bang dat ik nu die meerdere aanslagen tegelijk niet kan betalen. „U kunt altijd bellen”, schrijven ze, „dan zoeken we samen naar een oplossing.”

Zal ik bellen? De verleiding is groot. „Die excuses kunt u houden, maar ik zou het wel op prijs stellen als ik de betaling mag uitstellen voor een periode die minstens even lang duurt als die door uw systeem veroorzaakte vertraging.”

Mochten ze dat weigeren, dan kan ik gebruik maken van het aanbod dat een andere briefschrijver mij die dag deed: de Amsterdamse Huizenmaatschappij. Die wil dolgraag mijn huis kopen. „Wij zijn actief als opkoper en ontwikkelaar van huizen in Amsterdam (…). Wij kopen huizen, daarna verduurzamen en renoveren we de huizen om ze vervolgens aan te bieden aan één van onze klanten (….). Op deze manier zorgen we ervoor dat uw buurt genoeg kwalitatieve en energie-zuinige woningen behoudt, dit is goed voor de leefbaarheid van uw buurt.”

Is dat niet ontroerend? Ze doen het niet om er zelf beter van te worden, nee, ze willen mijn buurt leefbaarder maken. Ze zijn zelfs bereid om „verborgen gebreken” in mijn woning als hún risico te aanvaarden. Ik ga ze morgen meteen bellen.

Eerst moet ik reageren op een verzoek van het Hoofd Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Ik blijk tot een „willekeurige groep bewoners” te horen die vragen mag beantwoorden over „huiselijk of seksueel geweld”. „Ik begrijp dat dit een lastig onderwerp voor u kan zijn”, schrijft het Hoofd. „Bijvoorbeeld omdat u zelf ervaring heeft met huiselijk of seksueel geweld.”

Het Hoofd lijkt te denken dat zo’n brief alleen door slachtoffers wordt geopend. Maar er moeten ook veel daders zijn die deze brief als eerste openen. En wat zal zo’n dader dan doen? Doorgeven aan zijn slachtoffer(s)? Of aan de prullenmand?