Het leven van een topsporter wordt er bepaald niet leuker op. Moest je al enorm oppassen met vitaminetabletten en voedsel in verre oorden, nu is ook zomaar een beetje lekker tongen met een leuke onbekende tot risicovol verklaard. Voor je het weet heeft je date een lijntje van het een of ander gesnoven, en krijg je bij de uitwisseling van lichaamssappen een verboden middel in je lijf.
Klinkt als de meest recente smoes waarmee dopingzondaars onschuldig pleiten? Allerminst. Het onderwerp kwam deze maand op een sportconferentie in Londen ter sprake, met als voorbeeld tennisser Richard Gasquet. In 2009 werd er bij een dopingtest cocaïne gevonden. Gelukkig had hij het telefoonnummer van de vrouw waarmee hij in een club in Miami had gezoend opgeslagen, en kon zij getuigen: ja, wij hebben getongd, nadat ik coke had gesnoven. Via haar speeksel was de drug in het lichaam van de tennisser terecht gekomen. Er volgde vrijspraak voor Gasquet.
Net zoals het gevaar van vlees in andere werelddelen of het nemen van een vitaminepil die niet uit het juiste potje komt, zijn de risico’s van tongen bekend in de topsportwereld, volgens Vincent Engbers van de Nederlandse dopingautoriteit. Het was voor mij iets nieuws. Nu koers ik al tien jaar niet meer, daar zal het wel aan liggen, en dat is maar goed ook. Want ik vond het altijd al een heel gedoe om de juiste multivitaminen te bemachtigen.
Stond ik in de Etos eindeloos productienummers van potjes te vergelijken: de pillen op zich zijn allemaal toegestaan, maar ze worden geproduceerd op plekken waar ook andere middelen worden gemaakt, in dezelfde machines, en als die niet goed zijn schoongemaakt kunnen er sporen van het voorgaande in de vitaminen komen, en dat kan een verboden middel zijn. Alle potjes hebben een batchnummer, en van een aantal batches is gegarandeerd dat ze ‘schoon’ zijn. Als je toch positief test, kun je het batchnummer laten zien, om zo je onschuld te bepleiten.
Toen ik nog koerste, ging ik ook wel eens naar China voor een etappekoers. Daar moest je oppassen voor clenbuterol – weet u nog, die cero cero cero (etc) cinco gram in een stukje vlees dat Alberto Contador in 2010 gegeten had. Of misschien was het toch bewuste doping. Bewijs kwam er niet. Clenbuterol is een astmamedicijn, maar ook een spierversterkend afslankmiddel. Het is daarom verboden voor atleten, maar wordt op sommige plekken wel toegediend aan vee. Ik weet niet of er veel koeien met astma rondlopen, maar bijkomstig wordt het vlees lekker sappig en vetvrij, en daarmee duurder.
Wij aten dus geen vlees in China. Gewassen groente en fruit mocht ook niet, vanwege het risico op ziek worden. Gekookte groente was er nauwelijks in het hotel waar we met het hele peloton verbleven. Dus dat betekende dat we twee weken op een dieet van kale rijst met sojasaus leefden. Ga je niet dood van, maar een goede herinnering aan de maaltijden in China heb ik niet.
En nu kan onbevangen tongen ook al niet meer. Moet je niet alleen je whereabouts bijhouden, maar ook een dossiertje aanleggen met contactgegevens van je onenightstands. Ben wel benieuwd hoe dat gaat in de kroeg. Wil je zoenen? Ja? Ho, wacht even. Graag eerst dit formulier invullen. Nog even tekenen op het lijntje. En kom nu maar hier dan, met die tong.
Het programma De Rijdende Rechter zal van de Nederlandse televisie verdwijnen. Dat heeft de directeur van Omroep MAX Jan Slagter vrijdagavond bekendgemaakt tijdens de RTL-talkshow Renze. „Het is heel verdrietig”, zegt Slagter tegen presentator Renze Klamer. Maar met het oog op de bezuinigingen wordt het „een hele lange lijst van programma’s die gaan sneuvelen”.
In het programma, dat al sinds 1995 op tv is, bemiddelt een ‘rijdende rechter’ in burenruzies en andere kleine geschillen. Het lopende seizoen wordt nog afgemaakt, daarna stopt het. Naast De Rijdende Rechter verdwijnen ook de programma’s MAX PubQuiz en TV Monument.
„Er moeten keuzes gemaakt worden en dat zijn hele pijnlijke keuzes”, zegt Slagter desgevraagd tegen NRC, eerder op vrijdagavond. Volgens de omroepdirecteur is er „lang gewikt en gewogen” welke titels slachtoffer zouden worden van de eerste bezuinigingsronde. Het schrappen van programma’s gebeurt in aanloop naar de grotere bezuinigingen bij de publieke omroep als gevolg van het kabinetsbeleid. Er is volgens Slagter gekeken naar welke programma’s het beste bij de missie van Omroep MAX passen. Voor De Rijdende Rechter, dat in 2024 werd overgenomen door omroep MAX van KRO-NCRV, was dat minder het geval dan voor andere titels.
Wel betreurt Slagter het verdwijnen van het programma, dat hij ziet als „vaste waarde binnen de programmering”. De Rijdende Rechter heeft volgens hem als doel om mensen tot elkaar te brengen en is volgens Slagter „niet uit op sensatie”. Deze week zijn de makers van de geschrapte programma’s geïnformeerd door de directie. „Er zijn echt wel traantjes gevloeid bij mensen die er lang hebben gewerkt”, aldus Slagter.
‘Daarmee is de zaak gesloten’
De Rijdende Rechter werd lange tijd gepresenteerd door Jetske van den Elsen met mr. Frank Visser als rechter. Mr. John Reid nam de functie in 2015 over van Frank Visser en de laatste jaren is de presentatie in handen van Mascha de Rooij.
Reid – die zijn uitspraken steevast eindigt met de tekst: „Dit is mijn uitspraak en daarmee is de zaak gesloten” – is in het dagelijks leven kantonrechter en maakt daarnaast deel uit van het striptrio dat Fokke & Sukke maakt. Hij heeft gemengde gevoelens over het einde van zijn tv-programma, zegt hij tegen NRC. Reid houdt weliswaar van zijn tv-werk, maar hij kijkt ernaar uit dat hij straks geen bekende Nederlander meer hoeft te zijn.
Reid: „Ik heb het tien jaar met ontzettend veel plezier gedaan en ik ben er trots op dat ik zoveel mensen heb kunnen helpen.” Hij roemt de integere wijze waarop de redactie van het tv-programma ruziënde buren en andere mensen met een geschil tegemoet trad: „Al die leuke, lieve, kwestbare, soms rare mensen werden met respect behandeld. Mensen denken vaak dat het aapjes kijken was, maar wat we zochten was de verbinding.”
Rechter Reid vond het echter niet leuk om een bekende Nederlander te zijn. „Iedereen die beroemd wil worden is gek. Het is alsof je elke dag de straat op moet met je gulp open – de mensen kijken naar je, maar je weet niet waarom.”
Lees ook
Publieke omroepen gaan voor 2026 al ruim 20 miljoen euro bezuinigen
De wind giert door de passage onder het ministerie, maar verder is er op een donderdagmiddag begin mei weinig te horen. De paar honderd mensen die zich verzameld hebben bij het ministerie van Buitenlandse Zaken staan en zitten stil. Voormalige ambassadeurs dragen een spandoek met de tekst ‘against genocide’ en kijken stoïcijns voor zich uit. Ambtenaren op sneakers en met arafatsjaal om de nek turen in de verte. Een man in pak, ambtenarenpas om de nek, kijkt naar de grond. Twintig minuten lang praat er niemand.
Al anderhalf jaar demonstreren ambtenaren elke donderdag tijdens hun lunchpauze voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het begon, zegt een rijksambtenaar, toen kort na het begin van de oorlog in oktober 2023 Haagse ambtenaren „pijn” en „ongemak” voelden bij de vrijwel onvoorwaardelijke steun die het kabinet uitsprak voor Israël. Ze wil, net als andere ambtenaren met wie NRC sprak, vanwege haar werk niet met haar naam in de krant. Toen die ambtenaren doorkregen dat er op méér ministeries zo over gedacht werd, kwamen ze samen. Die eerste keer, eind december 2023, was „retespannend”. „Velen van ons hadden nooit gedacht dit ooit te doen.” Het was ook emotioneel. „Oh mijn god”, zegt ze, „er wordt een genocide gepleegd.”
Jan van Diepen is er ook. Hij is geen ambtenaar, ook niet geweest, maar is er wel bijna elke week bij, al vanaf het begin. In die tijd nam hij een keer een bordje mee met de tekst ‘Israel, stop starving Gaza’. De organisatie, zegt hij, vond dat te ver gaan. Ze wilden eerst met de minister in gesprek, misschien dat daar iets uit zou komen. „Maar dat bleek een doodlopende weg. De teneur is omgeslagen.”
En er komen, zeggen hij en de organiserende ambtenaren, steeds meer mensen op de sit-in af. „Vooral sinds het verbreken van het staakt-het-vuren is het drukker”, zegt een van hen.
Steun kabinetsbeleid neemt af
Groeit de Nederlandse steun voor de Palestijnen en neemt de afkeer van Israël inderdaad toe, ruim anderhalf jaar sinds het uitbreken van deze oorlog op 7 oktober 2023, die tienduizenden mensen het leven kostte? Dit weekend worden grote demonstraties verwacht in Amsterdam (zaterdag) en Den Haag (zondag) – voor die laatste demonstratie hebben zich al meer dan vijftienduizend mensen aangemeld.
Uit het onderzoek blijkt ook dat steeds meer Nederlanders zich afwenden van de oorlog. Jazeker: vraag ze wie verantwoordelijk is voor het geweld en veel meer mensen dan anderhalf jaar geleden noemen nu de Israëlische premier Benjamin Netanyahu – inmiddels net zo vaak als de Palestijnse terreurbeweging Hamas. En een ruime meerderheid vindt het Israëlische geweld „buitenproportioneel”. De onvrede over het kabinetsstandpunt vertaalt zich bovendien voor een krappe meerderheid in de wens dat het kabinet zich kritischer opstelt tegenover Israël. Alleen: die groep is even groot als kort na het uitbreken van de oorlog. Het aantal Nederlanders dat zich zegt zorgen te maken het conflict nam sindsdien af: van acht op de tien naar amper zes op de tien – waarom precies, is onduidelijk. Amper de helft zegt Gaza überhaupt nog te volgen.
Relevante onderwerpen
De oorlog, zegt opiniepeiler Peter Kanne, „is niet iets dat heel erg top of mind is, of veel prioriteit heeft”. Wordt deelnemers aan zijn panel een lijst met onderwerpen voorgelegd die een rol kunnen spelen in hun keuze voor een politieke partij, dan kruisen ze veertien onderwerpen váker aan dan de oorlog in Gaza. Zeven procent noemt het als een van de drie relevante onderwerpen – op grote afstand van de topdrie immigratie, waarden en normen, en wonen.
Maar de mensen die zich wél met Gaza bezighouden, zegt Kanne, „worden steeds wanhopiger”. Ze beginnen in zijn onderzoeken steeds vaker zélf over ‘genocide’. „Voor hen voelt de situatie uitzichtloos.”
Dinsdagochtend staat een jonge vrouw op de binnenplaats van de Utrechtse universiteitsbibliotheek. Ze draagt een kleurrijk T-shirt met de tekst ‘God is a dyke’ (‘God is lesbisch’) en tussen haar vingers sterft een jointje. Haar naam wil ze niet zeggen.
Het is dan de zevende dag van een ‘encampment’: studenten en andere pro-Palestijnse activisten hebben een tentenkamp gebouwd op het universiteitsterrein, omdat ze eisen dat de universiteit alle banden met Israëlische universiteiten verbreekt. Zelf studeert ze niet aan de universiteit. Maar dat ze hier vrijwel elke dag is en er ook slaapt, vannacht nog onder de sterrenhemel, komt behalve haar steun voor de Palestijnse zaak ook door iets anders: „Hier voel ik me gezien.”
Ze was nooit heel erg met Palestina bezig geweest. In het dorp waar ze vandaan komt had niemand het er ooit over. Haar zorgen lagen vooral bij Zwarte Piet en klimaatverandering.
Tot ze er na 7 oktober 2023 „superhard” indook. Het was een „stoomcursus” over „genocide op de Palestijnen”. Die begon, zegt ze, niet na 7 oktober, maar met de Nakba, de verdrijving van de Palestijnen in 1948 die uitmondde in de stichting van de staat Israël. Het was als in de film The Matrix, beaamt ze: wie de rode pil heeft geslikt, ziet ineens hoe de wereld écht in elkaar zit en kan dat niet meer níet zien.
Het voelt „vervreemdend” en „vereenzamend” hoe zij met het geweld in Gaza bezig is, hoe zij allemaal filmpjes van bombardementen en dode kinderen ziet, en hoe de rest van de Nederland, publiek en politiek, er minder mee bezig is. Waarom, vraagt ze zich af, „ziet de rest niet wat ik zie?”
De rijksambtenaar die elke week demonstreert voor het ministerie herkent dat gevoel, hoewel het misschien even duurde voordat ze het zelf ook kreeg. Kort na het begin van de oorlog was ze nog „naïef”, zegt ze. Ze dacht: als het kabinet ziet wat ik zie, dan stoppen ze Israël. „Zij kijken alleen het NOS Journaal, zij zien niet de beelden die ik op Instagram zie.” Dus begon ze die beelden door te sturen naar hoge ambtenaren en leden van het kabinet, met de verwachting dat „als ze zien dat de internationale conventies die we hebben afgesproken worden geschonden, ze tegen Israël zullen zeggen: dít is niet wat we bedoelden met het recht op zelfverdediging. We staan allemaal voor de grondwet en voor mensenrechten, dacht ik. Later heb ik geconcludeerd: dat is dus niet zo.”
‘Rode streep is uitgebleven’
Dat was ook het moment waarop ze zich realiseerde dat haar beeld van Nederland als „voorvechter van mensenrechten, hoeder van de internationale rechtsorde, niet door het kabinet wordt gedeeld”.
Er zijn zoveel rapporten uitgekomen over de situatie in Gaza, zegt ze, zoveel beelden, er was zelfs het tussenvonnis waarin het Internationaal Gerechtshof waarschuwde voor genocide. „Maar een rode streep is uitgebleven. Dat er nóg niks wordt gedaan, voelt wanhopig.” Dat het kabinet anderhalve week geleden aankondigde een onderzoek te willen naar naleving door Israël van het associatieverdrag met de Europese Unie, is volgens haar „te laat”. “En gaat ondertussen de levering van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen door?”
Ze praat daarover veel met collega’s. Aan het begin kreeg ze wel schouderklopjes, maar vonden, zegt ze, veel ambtenaren het ook te ver gaan om tegen hun eigen politieke bazen te demonstreren. „Nu groeit de groep. Vooral de laatste tijd zie ik veel collega’s van wie ik het niet had verwacht toch zeggen: het kan echt niet meer. En meegaan naar de demonstratie.”
In Utrecht hoeven de activisten elkaar niet te overtuigen van wat er in Gaza gebeurt, zegt de activist. Ze roemt de „gemeenschap” die er op het universiteitsterrein is opgebouwd, ze koken er „fucking lekker” voor elkaar, houden de boel schoon, organiseren lezingen. „De samenleving is zo geïndividualiseerd, ik mis vaak het gevoel van gemeenschap. Hier is dat er wel. Dat gevoel van samenzijn werkt mijn wanhoop tegen.”
Twee cijfers trokken deze week mijn aandacht. Eerst de ene zetel die Nieuw Sociaal Contract haalt in de laatste zetelpeiling van Ipsos I&O. Gaan we ervan uit dat die zetel afkomstig is van kiezers die bij de afgelopen verkiezingen ook NSC stemden (wat me waarschijnlijk lijkt), dan houdt de partij dus 5 procent van haar kiezers over.
Het tweede cijfer: 35 procent van de NSC-kiezers uit 2023 vindt dat de partij zichzelf beter kan opheffen. Oftewel: ondanks dat bijna niemand erop wil stemmen, hoeft de partij van tweederde van de oorspronkelijke NSC-stemmers niet te verdwijnen. Zelfs onder de totale kiezerspopulatie vindt slechts 43 procent dat NSC zich moet opheffen.
Dit fascineert mij, omdat het laat zien hoe groot het taboe is op stoppen. Stoppen heeft een goede naam zo lang het een slechte gewoonte betreft. Zegt iemand: „Ik ben al zes maanden gestopt”, dan ga je ervan uit dat hij gestopt is met roken, of anders met drinken of gokken. Stoppen met een relatie, een carrière of een politieke partij daarentegen heeft al snel iets beschamends. Het suggereert dat de hele onderneming van begin af aan een mislukking was.
Als twintiger had ik een lange relatie die na een episch begin maar niet wilde uitgroeien tot iets fijns en stabiels. Maar stoppen zou verraad zijn aan het begin, en aan de belofte die dat in zich droeg. Geen van beiden wilden wij verantwoordelijk zijn voor zulk verraad. Ik herinner me een sessie in zijn slaapkamer waarin hij zei: „Sorry, maar wat je ook doet, ik ga het niet uitmaken. Jij moet het doen.”
In zijn bundel Stoppen (2002), die leuk is om te lezen en gratis online staat, onderzoekt politicoloog Herman van Gunsteren waarom mensen het zo moeilijk vinden om te stoppen. Hij onderscheidt drie redenen: ongeloof (is de status quo nou werkelijk zo slecht?), een focus op het verleden (toen ging het goed, dus nu kan dat ook), en de gedachte ‘ik heb er al zo veel in gestoken’. „Men heeft zijn zelf, ziel en zaligheid erin gelegd. Stoppen is dan (een deel van) jezelf achterlaten.”
Alle drie de overwegingen vind ik herkenbaar. En ongetwijfeld gelden ze ook alle drie voor NSC-politici. Ze zijn toch „echt op dreef”, in de woorden van Nicolien van Vroonhoven? De partij had toch zo’n beloftevol begin? En is het niet zonde van alle inspanning om er weer mee op te houden?
Maar wie bang is om te stoppen, kan de zaken beter omdraaien. Zou hij met deze situatie, zoals die nu is, willen beginnen? Het is moeilijk je dat voor te stellen, omdat het heden altijd het verleden in zich meedraagt. Maar dat verleden moet je zien als verzonken kosten. Heeft NSC zoals het nu is een toegevoegde waarde? Mijn bescheiden mening: nee.
Kiezers stemden voornamelijk op NSC vanwege Omtzigt, en die is weg. Ideologisch onderscheidt de partij zich amper van het CDA onder Henri Bontenbal. De paradepaardjes van de partij – bestuurlijke vernieuwing en bestaanszekerheid – kunnen net zo goed door andere partijen worden overgenomen. Nicolien van Vroonhoven heeft vast allerlei kwaliteiten, maar ze is geen stemmenkanon en gaat dat ook niet worden.
Grappig genoeg geeft Pieter Omtzigt, die dinsdag zijn laatste dag had als Kamerlid, zelf het goede voorbeeld. Zijn beslissing te stoppen verdient applaus. Het betekent niet dat zijn politieke carrière voor niets is geweest en ook niet dat het oprichten van NSC een vergissing was. In de zomer van 2023 was het logisch voor Omtzigt, die volgens een peiling van I&O Research 46 zetels zou kunnen halen, om een politieke partij te beginnen. Dat heeft hij bewonderenswaardig snel en grondig gedaan: hij publiceerde een doordacht programma en vond een heleboel goede en gemotiveerde Kamerleden. Dat de partij nu op één zetel staat is zonde en jammer, maar het doet niets af aan die prestatie. Tegelijk moet die prestatie geen reden zijn om door te gaan als de partij zowel haar bestaansreden (Omtzigt) als haar toekomstperspectief (zetels) heeft verloren.
Wat het stoppen extra lastig maakt, schrijft Herman van Gunsteren, is dat we geen vaste „stophandelingen” hebben. „Maatschappelijk is er weinig ruimte en repertoire voor bewust stoppen als het nog niet strikt nodig en onvermijdelijk is.” Van Gunsteren pleit voor overgangsrituelen, vergelijkbaar met begrafenissen, pensioenfeesten en het tekenen van een wapenstilstand. Zo wordt het stoppen een positieve daad, in plaats van een uitdoven of wegsluipen door de achterdeur. Er bestaan wel voorbeelden van, denk aan het publiekelijk opheffen van de ludieke protestbeweging Provo in het Vondelpark, in 1967. Maar er is een belangrijk verschil tussen Provo en NSC: de eerste had na twee jaar provoceren zijn hoogtepunt gehad, de tweede is nooit tot wasdom gekomen.
Het is belangrijk dat ook die tweede soort, die in de woorden van Van Gunsteren „sociaal gezichtsverlies” oplevert, wordt genormaliseerd. Nu gebeurt dit stoppen nog meestal in stilte. Niemand trommelt zijn vrienden op om een gestaakt proefschrift of afgebroken zwangerschap te markeren met een gezellig samenzijn. Dat is jammer, want stoppen is soms moediger dan doorgaan – en niets om je voor te schamen.