Column | Niet zo democratisch (meer) als we zelf denken

Waar wordt u eerder moe van? Van alle duiders die de afgelopen dagen over de schermen en krantenkaterns marcheerden? Of van de ‘daders’, de bewindslieden en politici van dit kabinet zelf, die de schuld bij alle anderen legden behalve bij zichzelf? Of moeten we misschien moe worden van iets heel anders?

Laten we eerst eens naar de duidingen kijken over de achterliggende oorzaken en mogelijke reacties van ‘boze kiezers’ op de kabinetsval?

Naast veel cirkelredeneringen (onvrede produceerde Wilders, die de onvrede vergrootte, die zich wegens die onvrede terugtrok en zo nog meer onvrede creëerde), waren er ook wat pogingen om dieper te graven, tenminste, zo leek het. De onvrede lag aan de grote kloof tussen de ‘Randstad en Den Haag’ enerzijds en de ‘afgehaakten’ elders in het land. Dat wisten experts in een grote krant te melden. Alleen, in diezelfde week had het SCP keurig doorgerekend dat die geografische kloof op apekool berustte en dat sociaal-economische klasse veel voorspellender is dan waar je woont. Anderen meenden dat het aan de kloof tussen laag- en hoogopgeleiden lag, wat net zo duidelijk werd weerlegd.

Een spindoctor van de VVD kwam met de psycholoog Daniel Kahneman op de proppen. Hij verklaarde de onvrede en de keuze voor populisten uit het gegeven dat kiezers zich vooral lieten aanspreken op hun ‘snelle brein’ (systeem 1), en veel minder op hun langzame, rationele, inhoudelijke (systeem 2). Populisten spelen met hun opruiende en hyperbole taalgebruik handig op dat systeem-1-brein in, en de VVD had het hen nagedaan. Achteraf had de spindoctor een beetje spijt dat hij die ‘dunne lijn’ naar het populisme had overschreden. Maar ja, als ons reptielenbrein eenmaal is aangezwengeld, krijg je het moeilijk weer gedeactiveerd.

Weinig inhoudelijke reflectie

Dan over de ‘daders’ achter de val, álle bewindslieden Daarover kan ik kort zijn, daar was weinig inhoudelijke reflectie bij. Hun echte of gespeelde emotionele uitlatingen en jij-bakken hoeven we hier niet te herhalen.

Maar nu richten we de blik op onszelf. Wordt het niet eens tijd dat we een beetje moe worden van onze eigen neiging om ophef boven inhoud te verkiezen?

Soms is het goed even de Nederlandse kaasstolp te verlaten, en te luisteren naar wat de buurlanden zoal opvalt. Naast de blijken van verbazing – hoe kunnen ze zichzelf dit aandoen met de NAVO-top in het vooruitzicht – was er één hele duidelijk verklaring die ik in Nederland nog niet goed heb gehoord: het politieke amateurisme bij de partijen die dit soort bestuurders naar voren hadden geschoven. In Duitse en Italiaanse media werd met onbegrip gekeken naar het onvermogen van de Nederlandse bewindslieden. Maar vooral: hoe kon het dat de kiezers niet zagen dat ze zelf steeds voor ‘Politik-Dilettanten’ of ‘pyromanen’ in sleutelposities kozen?

Tja, hoe gaan we in Nederland om met politiek amateurisme? Het korte antwoord is: niet. Nederland heeft last van de wet van de remmende voorsprong, in ieder geval in het eigen politiek-culturele zelfbewustzijn. Wij vinden dat we historisch voorop lopen als het gaat om de in- en uitvoering van de representatieve democratie. Was Nederland niet al in de 17de eeuw een republiek? En nam ons landje niet zonder veel revolutionair gedoe een grondwet en ministeriële verantwoordelijkheid aan toen de rest van Europa zo ongeveer in een burgeroorlog ontplofte? Daarom is het aan Nederlanders moeilijk uit te leggen dat ze misschien niet (meer) zo democratisch zijn als ze zelf denken. Of dat democratie oefening vergt, en niet bij wilde puntenplannen alleen gedijt?

Bij democratie wordt in Nederland altijd vooral aan de individuele vrijheden gedacht. En dat zal best een groot goed zijn. Maar democratie is niet alleen iets vinden of schreeuwen voor jezélf. Burgerschap is dat je ook opkomt en je inzet voor het collectief. Daar heb je oefening, kennis en training voor nodig. Mede daarvoor hebben we politieke partijen. Dat zijn de vehikels die waren bedacht om belangen te behartigen, aan verkiezingen mee te doen, partijprogramma’s te schrijven en op lokaal, regionaal en nationaal niveau bestuurders te kweken. Maar die zijn tegenwoordig in het ergste geval campagnemachine voor slechts één lid, de leider, geworden.

Corruptieschandalen

In de afgelopen decennia hebben vrijwel al onze buurlanden de professionaliteit en integriteit van hun partijen opgekrikt. Na enkele corruptieschandalen zagen de Fransen en Italianen zich in de jaren 90 gedwongen strengere regels voor financiële transparantie van partijen en bewindslieden in te voeren. In het Verenigd Koninkrijk zijn na de Brexit, en de duistere geldstromen die daarmee gemoeid waren, donaties uit het buitenland min of meer verboden. In Duitsland, waar het parlement een paar keer is aangevallen door Russische hackers en spionnen, zijn de sancties nog harder.

Nee, dan Nederland. Waarschijnlijk levert de combinatie van democratische zelfoverschatting en individuele eigenwijsheid op 29 oktober gewoon weer meer amateuristische eenpitters op.

Daarom wordt het tijd om echt eens werk te gaan maken van die kostbare pijlers onder onze representatieve democratie: de politieke partijen. Laten we als kiezers onze partijen onder druk zetten om de partijenwetgeving te professionaliseren. Daarmee doel ik niet op dat krakkemikkige wetsvoorstel om partijen te verbieden. Er moet juist meer gedaan worden om onze partijen professioneler, democratischer en transparanter te maken. Want dan leren zowel de leden als de kiezers bijtijds in eigen kring: instincten en reptielenbreinen horen in de dierentuin en niet in de Tweede Kamer.

Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.