
Eigenlijk mag je er niet fietsen zeggen de gele borden, maar ik ben ongehoorzaam. Ik stap niet af.
Vanaf de walkant leidt een pad belegd met rubberen matten me van de oever. Haakse bocht naar links, stukje naar beneden. Dan rechts, meteen weer rechts, en nog wat verder naar beneden. Je moet goed sturen tussen de hekken door, het pad is smal. Links, meteen weer rechts, nog een heel klein stukje naar beneden en nu ben ik op waterhoogte. De brug wordt hier breder, ik kan een wijde bocht naar links maken en daar zoef ik met een vaartje over de pontons op het Zwolle-IJsselkanaal heen.
Nu volgt het stuk omhoog, naar de andere walkant. Dat is het lastigste stuk. Terugschakelen, haakse bocht naar links. Het pad is hier weer smal. Nog een keer terugschakelen, rechts, en meteen weer rechts. Verder omhoog, links, een paar meter rechtdoor, en opnieuw naar links. Nu volgt de moeilijkste bocht, een echte u-turn. Het vergt behoorlijk wat kunde om niet je voet aan de grond te zetten bij het draaien van deze superkrappe bocht. Bijna vanuit stilstand duw ik hard op de pedalen om weer vaart te maken, verder omhoog, links en daarna nog eens links. Dat was ’m. Water overgestoken. Tijdelijke brug bedwongen.
Er wordt al een tijd aan de sluis in het Zwolle-IJsselkanaal gewerkt. De weg is er afgesloten voor auto’s. Aanvankelijk dacht ik ook voor fietsers, dus reed ik telkens om, tot iemand me vertelde dat er een brug in het kanaal gelegd was. En nog een leuke ook. Het was waar. Zo eentje had ik nog nooit gezien. De fietsbrug doet nog het meest denken aan een veldritparcours. De krappe bochtjes, tussen de hekken. Beetje omlaag, beetje omhoog.
Ik ben niet de enige die niet afstapt. Eigenlijk doet niemand dat. Alleen de dame met haar bakfiets die de krappe bochten echt niet fietsend nemen kan. Ik zie haar aan de overkant bij de u-turn, ze hannest heen en weer, moet steken met haar lange fiets en rondt de bocht dan toch. „Lastig voor jou zeg”, knik ik terwijl ik haar passeer. Ze lacht. „Geeft niks!” In de gezichten van alle mensen die ik tegenkom, die vanaf de andere oever hetzelfde parcours nemen, zie ik schittering in de ogen. Concentratie. Blik op de volgende bocht.
De een stuurt wat wiebelig tussen de hekken door, de ander met veel lef. Het meisje met de schooltas heeft er rode wangen van. De keurige meneer met zijn koffer achterop grijst breed als hij me passeert. Er is niemand die er geen spelletje van maakt, van die bochten, van het sturen en het balanceren. Voor me pakt een man als een volleerd veldrijder de paal in de u-turn vast, met een vaartje swingt hij zichzelf door het onmogelijke bochtje heen. Hij grinnikt, en kijkt stiekem over zijn schouder of ik het zag.
De jeugd speelt steeds minder buiten, de fietsvaardigheid holt met zevenmijlslaarzen achteruit. Volwassenen bewegen veel te weinig, en ze zijn zo gestresst en serieus. We denken na over campagnes, over dure oplossingen om daar wat aan te doen. Maar het kan zo simpel. Maak van elk obstakel een uitdagend parcoursje, en iedereen wordt zo blij en speels als een kind.
